Uitspraak inhoud

Team straf 3

Parketnummer: 10-234458-23 Datum uitspraak: 6 oktober 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1972, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] , raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat in Schiedam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden Op 13 september 2023 ontving de politie een melding dat een achttienjarige vrouw was opgenomen in het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam met ernstige verwondingen. Deze vrouw bleek [slachtoffer] te zijn, dochter van de verdachte (hierna: [voornaam slachtoffer] ). Zij verklaarde dat zij de verwondingen had opgelopen in de badkamer van de woning van haar vader. Later bleek dat [voornaam slachtoffer] een paar dagen daarvoor een rituele wassing naar Surinaams geloof had ondergaan. Deze wassing werd uitgevoerd in verband met een ziekte waaraan zij leed. Haar medisch specialisten hadden de diagnose gesteld van lupus met een neurologisch effect. In dit kader stond zij onder behandeling, kreeg zij medicijnen en was zij – na eerst langere tijd in het ziekenhuis te hebben gelegen – opgenomen in een revalidatiecentrum. De verdachte kon zich niet vinden in de diagnose en was ervan overtuigd dat een “Winti” (een andere entiteit; een kwade geest) in zijn dochter was gekomen. Om deze Winti uit te drijven, had de verdachte een geestelijk verzorger ingeschakeld, medeverdachte [medeverdachte] .

[voornaam slachtoffer] is vanuit het revalidatiecentrum meegenomen naar de woning van de verdachte. Hier is zij op enig moment meegenomen naar de badkamer, waar zij in de douchecabine werd gehouden om het uitdrijvingsritueel uit te voeren. Zij mocht en kon hier niet weg.

Tijdens het ongeveer vijf uur durende ritueel heeft de medeverdachte met een roede van (naar zijn zeggen: flexibele) takken over het gezicht van [voornaam slachtoffer] gewreven en water met kruiden en bladeren over haar hoofd en lichaam gegoten. Verder heeft [voornaam slachtoffer] verklaard dat zij constant met de douchekop met water in haar gezicht werd gespoten. Daarnaast verklaren meerdere getuigen over het gebruik van ammoniak en is gebruik gemaakt van in stukken gesneden gele pepers. Dit betroffen zogeheten “Madame Jeannette” pepers die uit de keuken van de vriendin van de verdachte kwamen. Deze stukjes peper zaten volgens getuigen in het water dat medeverdachte [medeverdachte] over haar hoofd gooide. De verdachte heeft ook verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] stukjes peper in haar gelaat heeft gesmeerd, maar hij heeft niet gezien of het in de ogen is geweest omdat hij achter haar stond om haar constant vast te houden. Tijdens dit ritueel hield de verdachte haar namelijk vast door haar armen (soms voor, soms achter haar rug) vast te houden. Op enig moment heeft de verdachte ook enige tijd handboeien bij zijn dochter omgedaan om haar in bedwang te kunnen houden. Ook zou de vriendin van de verdachte haar benen in bedwang hebben gehouden omdat [voornaam slachtoffer] volgens de verdachte in het wilde aan het trappen was. Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft haar tegengehouden om de douche te verlaten. Volgens meerdere getuigen was zichtbaar dat [voornaam slachtoffer] er niet wilde zijn. Zij schreeuwde, zei dat ze het niet leuk vond en had zichtbaar pijn.

Voor de aanvang van het ritueel en tijdens de wassing had [voornaam slachtoffer] geen letsel. Aan het einde van de sessie, die een aantal uren heeft geduurd, had zij onder meer rode ogen en was haar hoofdhuid ernstig en tot bloedens toe aangetast omdat de huid was weggeschraapt door het herhaaldelijk wrijven met de takken over haar gezicht. Later is gebleken dat [voornaam slachtoffer] haar zicht grotendeels heeft verloren. Uit de FARR-verklaring van 3 april 2024 blijkt dat zij nu nog maar een zicht van minder dan 5% met beide ogen heeft. Uit dit rapport blijkt ook dat de afwijkingen in haar ogen passen bij chemisch letsel.

Beoordeling

Causaal verband tussen het letsel en de wassing [voornaam slachtoffer] had voor de rituele wassing geen verwondingen en haar zicht kende geen gebreken. Direct na de wassing waren forse verwondingen in het gelaat aanwezig en had [voornaam slachtoffer] felrood oogwit en verminderd zicht. Gelet hierop, in combinatie met de verklaringen over de gebruikte middelen (pepers, ammoniak en onbekende kruiden) en de constatering van de oogaarts van het Erasmus MC (zoals beschreven door de FARR-arts) dat de afwijkingen in haar ogen passen bij chemisch letsel, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat het letsel van [voornaam slachtoffer] is veroorzaakt door de rituele wassing.

Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel? De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw, alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.

De rechtbank stelt vast dat door de wassing letsel is toegebracht, te weten ernstige slechtziendheid. Dit letsel is zonder operatie van beide ogen blijvend van aard. [voornaam slachtoffer] staat op dit moment op een wachtlijst voor een hoornvliestransplantatie, maar zelfs als er een geschikte donor gevonden kan worden, is de prognose in geval van een operatie zeer onzeker. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de slechtziendheid moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.

Dit geldt niet voor de eventuele littekens die nu nog zichtbaar zouden zijn in het gelaat van [voornaam slachtoffer] . Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel betrokken kan worden of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert. In het dossier is onvoldoende informatie aanwezig om vast te kunnen stellen wat het uiterlijk en de ernst van de eventuele littekens is en in welke mate dit ontsierend is. Dit maakt dat niet vastgesteld kan worden dat de eventuele littekens gekwalificeerd kunnen worden als zwaar lichamelijk letsel. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.

Was er opzet op het toebrengen van het letsel? De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met de medeverdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan zijn dochter heeft toegebracht. Gelijk aan de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte willens en wetens heeft gehandeld met de bewuste bedoeling zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan zijn dochter. Integendeel, ongeacht de uitkomst van deze rituele handeling, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte heeft gehandeld met in essentie goede bedoelingen: de genezing van zijn dochter door het verdrijven van een in zijn ogen aanwezige kwade geest.

Of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn gedraging tot dit gevolg zou leiden. De beantwoording van die vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan een zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het — behoudens contra-indicaties — niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.

De verdachte heeft zijn dochter tijdens de wassing vastgehouden en op enig moment met handboeien vastgebonden. Hij heeft haar belet om de badkamer te verlaten, terwijl zij duidelijk en veelvuldig liet blijken dat zij het niet leuk vond, dat het moest stoppen, en dat het pijn deed. De gehele sessie duurde een aantal uren waarbij [voornaam slachtoffer] in ieder geval water, ammoniak en peper in haar ogen kreeg. Ook heeft de verdachte gezien dat de medeverdachte met de pepers in het gezicht – wellicht de ogen – van [voornaam slachtoffer] heeft gesmeerd. Hierbij merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid geacht mag worden dat een Madame Jeannette peper een enorm hete peper is. Ter zitting is in dit kader besproken dat deze peper een immens hoge score van ongeveer 325.000 op de Scovilleschaal heeft. Gelet op de uitlatingen van [voornaam slachtoffer] moet het voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat zij pijn had. Daarbij moet als algemeen bekend worden verondersteld dat ammoniak en dergelijke pepers, dan wel een combinatie daarvan, tot blijvende schade aan de ogen kunnen leiden indien deze hiermee in contact komen. Desondanks bleef de verdachte [voornaam slachtoffer] vasthouden terwijl de medeverdachte zijn ritueel uitvoerde, en heeft hij de sessie ook niet stopgezet toen hij in de gaten kreeg dat de medeverdachte ammoniak en pepers gebruikte. Door aldus te handelen hebben hij en de medeverdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [voornaam slachtoffer] aan deze handelingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen overhouden. Zij hebben daarom voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Medeplegen Op grond van het voorgaande is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Tenlastegelegde familierelatie Tenlastegelegd is dat de verdachte aan zijn kind zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Niet ter discussie staat de [voornaam slachtoffer] het kind van de verdachte is. Echter, in strafrechtelijke zin kan dit deel van de tenlastelegging (de strafverzwarende omstandigheid in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht) niet bewezen worden verklaard, nu [voornaam slachtoffer] ten tijde van het tenlastegelegde reeds meerderjarig was (vgl. Hoge Raad 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:112). Conclusie Bewezen is dat de verdachte samen met een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] . Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op of omstreeks10 september 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meeranderen, althans alleen, aan zijn kind[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige slechtziendheid en/of een sterk verminderd zicht (nog 5%) aan beide ogen althans één oogen/of afwijkende hoornvliezen althans een afwijkend hoornvlies en/of blijvende ontsierende littekens op de neus en/of het hoofd althans het gelaat en/of schouders en/of armen en/of borstkastvan die [slachtoffer] , heeft toegebracht door

  • die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of

  • met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerpover het gezicht en/of

schouders althans het lichaamvan die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of

  • (vervolgens)water met (een)prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of

een chemische vloeistofen/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders en/of lichaamvan die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden op het gezicht en/of het lichaamvan die [slachtoffer] terecht is gekomenen/of

  • peper in de ogen en/of de wondenin het gezichten/of op het gezichtvan die [slachtoffer] te

smeren.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

medeplegen van zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Beroep op afwezigheid van alle schuld De verdediging heeft betoogd dat de verdachte in geestelijke nood verkeerde toen hij de medeverdachte inschakelde voor de rituele wassing, omdat het slecht ging met zijn dochter en de reguliere gezondheidszorg haar niet bleek te kunnen helpen. Wat betreft de verdediging moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege afwezigheid van alle schuld. Gelet op wat hiervoor is overwogen, met name ten aanzien van de opzet bij de verdachte, verwerpt de rechtbank dit verweer. In dit kader merkt de rechtbank nog op dat, hoewel zij niet treedt in de geloofsovertuigingen van de verdachte, de in de wet strafbaar gestelde handelingen van de verdachte niet kunnen worden gerechtvaardigd met een beroep op religieuze of culturele overtuigingen. Dat de verdachte bepaalde geloofsovertuigingen heeft, maakt niet dat hij – in de zin van de wet – geen schuld heeft aan de handelingen die hij in dat kader uitvoert.

7 Motivering straf

Algemene overweging De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Feit waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft samen met een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht aan zijn dochter. Tijdens een urenlang durende rituele wassing is er water met pepers en ammoniak in de ogen van de dochter terechtgekomen en zijn pepers in haar gelaat gesmeerd. Zij kon niet weg uit de situatie en was gedwongen dit te ondergaan. Naast de letselveroorzakende handelingen, heeft zij tevens moeten ondergaan dat zij door haar naasten tegen haar wil werd vastgehouden, constant met een douchekop in haar gezicht werd gespoten en met takken over haar gezicht en lichaam werd gewreven. Dit alles vond plaats op een moment dat zij leed aan een ernstige ziekte, waarvoor zij in een revalidatiecentrum verbleef. Het moet voor haar een enorm beangstigende en verwarrende situatie zijn geweest. Als gevolg van deze handelingen heeft zij bovendien ernstig oogletsel opgelopen en is zij nagenoeg blind geworden aan beide ogen. Haar droombeeld om een designer te worden, waarvoor zij in het laatste jaar van haar opleiding zat, heeft zij door dit alles noodgedwongen moeten opgeven. Weliswaar heeft de medeverdachte als zelfbenoemd geestelijk verzorger de handelingen van de wassing verricht, maar de verdachte is even goed verantwoordelijk omdat hij zijn dochter heeft vastgehouden zodat zij niet weg kon komen.

Door zo te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van zijn dochter. Zijn dochter verbleef voorafgaand aan de rituele wassing in een revalidatiecentrum, omdat het geestelijk en lichamelijk niet goed met haar ging. De verdachte heeft er voor gekozen om de medeverdachte in te schakelen om zijn dochter deze wassing te laten ondergaan. Daarmee heeft hij zijn dochter langdurig in een angstige en pijnlijke situatie gebracht, terwijl hij als vader juist voor een vertrouwde en beschermde omgeving zou moeten zorgen. De rechtbank vindt het een ernstige zaak dat de verdachte, in plaats van haar bescherming te bieden, als vader deze beangstigende en gewelddadige situatie voor zijn dochter heeft gecreëerd. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 augustus 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Rapportages Over de verdachte is door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie een triple rapport opgemaakt, gedateerd 15 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.

Er is bij de verdachte geen sprake van een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening. De verdachte is een op alle levensgebieden gezond functionerende benedengemiddeld intelligente man met adequate gewetensfuncties en empathische functies, adequate coping- en probleemoplossende vaardigheden. Geadviseerd wordt om de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten.

Reclassering Nederland heeft zich in meerdere rapporten in gelijke zin over de verdachte uitgelaten als de bevindingen en conclusies van de deskundigen in het hiervoor vermelde triple rapport. Conclusies van de rechtbank Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden opgelegd. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte het bewezen verklaarde feit samen met een ander heeft begaan, dat zijn eigen dochter het slachtoffer was en dat het heeft plaatsgevonden in de woning van haar vader, bij uitstek een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. De gevolgen voor het slachtoffer zijn bovendien nooit meer (geheel) om te keren. Hiervoor neemt de verdachte bovendien weinig tot geen verantwoordelijkheid. Zijn proceshouding kwam in zijn (wisselende) verklaringen vooral naar voren als een poging de schuld af te schuiven op zijn medeverdachte en zijn eigen aandeel te ontkennen.

De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat hij niet terug hoeft naar de gevangenis. Dit doet echter geen enkel recht aan de ernst van het door de verdachte begane feit en de gevolgen daarvan voor zijn dochter. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een te forse afdoening zou zijn en daarnaast ziet de rechtbank, gelet op de persoon van de verdachte, geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

Bij beslissing van 7 augustus 2025 heeft de raadkamer van deze rechtbank het contactverbod met de dochter tijdelijk opgeheven, met dien verstande dat deze aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarde zal herleven per de datum waarop de einduitspraak in eerste aanleg wordt gedaan. De rechtbank ziet, mede gelet op hetgeen daarover door [voornaam slachtoffer] naar voren is gebracht, echter geen aanleiding om het contactverbod opnieuw te laten ingaan en zal daarom in het dictum opnemen dat deze voorwaarde komt te vervallen.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

wijzigt de bij beslissingen van 8 juli 2024 en 17 april 2025 van de raadkamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden als volgt:

  • de onder 8 vermelde voorwaarde (contactverbod) vervalt.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter, en mrs. N.M. Ketelaar en D.M. Douwes, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

Primair hij op of omstreeks 10 september 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan zijn kind [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige slechtziendheid en/of een sterk verminderd zicht (nog 5%) aan beide ogen althans één oog en/of afwijkende hoornvliezen althans een afwijkend hoornvlies en/of blijvende ontsierende littekens op de neus en/of het hoofd althans het gelaat en/of schouders en/of armen en/of borstkast van die [slachtoffer] , heeft toegebracht door

  • die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of

  • met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerp over het gezicht en/of

schouders althans het lichaam van die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of

  • ( vervolgens) water met (een) prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of

een chemische vloeistof en/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders en/of lichaam van die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of

  • peper in de ogen en/of de wonden in het gezicht en/of op het gezicht van die [slachtoffer] te

smeren;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 september 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

  • die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of

  • met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerp over het gezicht en/of

schouders althans het lichaam van die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of

  • ( vervolgens) water met (een) prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of

een chemische vloeistof en/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders en/of lichaam van die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of

  • peper in de ogen en/of de wonden in het gezicht en/of op het gezicht van die [slachtoffer] te

smeren terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 september 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen zijn kind, [slachtoffer] heeft mishandeld door

  • die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of

  • met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerp over het gezicht en/of

schouders althans het lichaam van die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of

  • ( vervolgens) water met (een) prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of

een chemische vloeistof en/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders en/of lichaam van die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of

  • peper in de ogen en/of de wonden in het gezicht en/of op het gezicht van die [slachtoffer] te

smeren.