ECLI:NL:RBROT:2025:11453 - Rechtbank Rotterdam - 1 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/787
en
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag van eiser om hem op medische of psychische gronden ontheffing te verlenen van zijn inburgeringsplicht. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Procesverloop
- De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser met een besluit van 27 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 december 2024 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [persoon A] en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
- Naar aanleiding van de aanvraag is eiser medisch onderzocht door Argonaut. Volgens het advies van Argonaut van 6 februari 2024 kan eiser op medische gronden in staat wordt geacht om binnen een termijn van vijf jaar te voldoen aan zijn inburgeringsplicht. Wel adviseert Argonaut dat aanpassingen van de examenomstandigheden noodzakelijk zijn, namelijk onderbroken examenafname. De staatssecretaris heeft dit advies overgenomen en geweigerd om eiser ontheffing te verlenen van de inburgeringsplicht, maar de geadviseerde aanpassing van de examenomstandigheden toe te staan.
Toetsingskader
- De staatssecretaris ontheft de inburgeringsplichtige geheel of gedeeltelijk van de inburgeringsplicht, onder meer als de inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat te zijn aan de inburgeringsplicht te voldoen.
[1] De ontheffing kan worden verleend als redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering zodanig is dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht of aan een of meerdere onderdelen daarvan kan worden voldaan.[2]
4.1. Het advies van Argonaut is een deskundigenadvies. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)
Mocht de staatssecretaris zijn besluit op het rapport van Argonaut baseren? 5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische gezondheidstoestand. Eiser heeft een verklaring van zijn psychiater overgelegd waaruit moet blijken dat hij niet in staat is om het inburgeringsexamen af te leggen.
5.1. Deze beroepsgrond slaagt niet. De brief die eiser heeft overgelegd van zijn psychiater in de beroepsfase is inhoudelijk een exacte kopie van de brief die hij in de bezwaarfase heeft overgelegd, alleen de datum is anders. De staatssecretaris heeft de brief die eiser in de bezwaarfase heeft overgelegd doorgestuurd naar Argonaut en gevraagd om een nader medisch advies. Argonaut heeft deze brief betrokken bij een aanvullend advies van 20 september 2024. In dit advies legt de arts uitgebreid en inzichtelijk uit waarom zij eiser in staat acht om binnen een termijn van vijf jaar het inburgeringsexamen te maken. Zij schrijft dat de aandoening in principe behandelbaar is en dat de psychiater dit ook benoemt. Gezien het feit dat het inburgeringstraject een jaar duurt en adequate behandeling volgens Argonaut in een traject van één tot twee jaar wordt aangeboden, is er geen reden om aan te nemen dat eiser niet binnen vijf jaar kan inburgeren. Deze conclusie komt de rechtbank aannemelijk voor en die wordt ook niet weerlegd door de medische informatie die eiser heeft overgelegd. De gronden van eiser en de kopie van de eerdere brief zijn een herhaling van wat hij in bezwaar heeft aangevoerd. De staatssecretaris is in het bestreden besluit gemotiveerd op die gronden ingegaan. Eiser heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde reactie op die gronden in het bestreden besluit onjuist of onvolledig zou zijn. De rechtbank kan zich vinden in de reactie van de staatssecretaris. De staatssecretaris mocht de afwijzing van de ontheffing baseren op het advies van Argonaut.
5.2. De rechtbank benadrukt dat Argonaut een deskundige inschatting heeft gemaakt of het voor eiser mogelijk zal zijn om binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te halen, niet of eiser nu in staat is om het inburgeringsexamen te halen. Het staat eiser vrij om op een later tijdstip nogmaals om ontheffing te vragen, of om verlenging van de inburgeringstermijn te vragen. Argonaut zal dan met de medische gegevens van dat moment een nieuwe inschatting maken.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen ontheffing van de inburgeringsplicht krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering 2013.
Artikel 2.8, vierde lid, van het Besluit inburgering.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:516.