Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Inburgeringsplicht
Afdeling 5. Ontheffing
Artikel 2.8

Artikel 2.8

Laatste versie

1. In het kader van de aanvraagprocedure tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, verzoekt Onze Minister een door hem aangewezen arts, niet zijnde de behandelend arts van de inburgeringsplichtige, die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, een advies af te geven met betrekking tot de inburgeringsplichtige die de aanvraag tot ontheffing heeft ingediend.

2. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

3. Indien Onze Minister, op grond van het advies, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.

4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan worden voldaan.

5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid, en omtrent de omstandigheden waaronder de kosten van dat advies worden vergoed.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

1 uitspraak gevonden