Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11370 - Rechtbank Rotterdam - 4 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:113704 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd

Parketnummer: 10-081755-19 Datum uitspraak: 4 september 2025

Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van [naam veroordeelde] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van en verblijvende in de [naam P.I.] , [detentieadres] te [detentieplaats] (hierna: de inrichting), raadsman mr. A.C. van 't Hek, advocaat te Dordrecht.

1 Procesverloop

Op 28 april 2021 heeft het gerechtshof Den Haag de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast. De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van medeplegen van diefstal met geweld en poging tot doodslag. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 28 mei 2021.

Op 5 november 2024 heeft deze rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met tien maanden.

Op 28 juli 2025 heeft de rechtbank van het Openbaar Ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ontvangen. Bij die vordering is gevoegd het advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft, gedateerd 16 juli 2025, inclusief de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde over de periode van 13 februari 2024 tot 26 mei 2025.

Op de zitting van 4 september 2025 is de vordering in het openbaar behandeld. De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, en de deskundigen [persoon A] , als gedragsdeskundige verbonden aan de inrichting, en [persoon B] , werkzaam bij Reclassering Nederland, zijn gehoord.

2 Standpunt van partijen

2.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden. Er is nog steeds geen geschikte vervolgplek voor de veroordeelde gevonden, waardoor nog niet kan worden aangevangen met een Scholings- en Trainingsprogramma (STP).

2.2. Standpunt van de veroordeelde De veroordeelde en zijn raadsman hebben primair afwijzing van de vordering bepleit vanwege de positieve ontwikkeling die de veroordeelde heeft doorgemaakt. Er hebben de afgelopen periode minder incidenten plaatsgevonden, de verloven worden uitgebreid, er is uitzicht op betaald werk, er is sprake van toenemende motivatie bij de veroordeelde en de band met het behandelteam is versterkt. De veroordeelde wil het liefst zo snel mogelijk bij zijn broer gaan wonen of uitstromen naar een andere geschikte vervolgplek. Subsidiair heeft de verdediging een verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met maximaal zes maanden bepleit. Op dit moment is onbekend wanneer een vervolgplek voor de veroordeelde beschikbaar is en is onduidelijk wat nog van de veroordeelde wordt verwacht binnen de inrichting. Een kortere verlenging zal ervoor zorgen dat de motivatie van de veroordeelde behouden blijft.

3 Adviezen

3.1. Advies inrichting Het advies van de inrichting van 16 juli 2025 houdt onder meer het volgende in.

Verloop behandeling De veroordeelde laat in toenemende mate motivatie zien om zich te richten op zijn traject. Hij is hierin extrinsiek gemotiveerd, omdat hij graag op verlof wil gaan. Na de afronding van PMT is de veroordeelde gestart met schematherapie. Vanwege het vertrek van de therapeut is dit vroegtijdig gestopt. Bij de afronding is echter wel geconcludeerd dat de veroordeelde cognitief overvraagd werd en dat het niet willen spreken over het verleden dusdanig problematisch is voor de doelen gekoppeld aan schematherapie, dat voortzetten met een andere therapeut niet zinvol is. Om die reden is gezocht naar een passend alternatief. Als voorloper op eventuele traumabehandeling is de veroordeelde aangemeld voor SMAART (muziektherapie). Het is de veroordeelde ook in de afgelopen periode (overwegend) goed gelukt om zijn boosheid onder controle te houden. Er wordt gezien dat zijn band met het behandelteam versterkt en het lukt hem om te blijven luisteren en zich zo goed mogelijk te uiten. Desondanks vinden er nog steeds incidenten plaats, waarbij hij geweld gebruikt. De veroordeelde houdt zich overwegend in positieve zin bezig met groepsgenoten. Zo stimuleert hij één bepaalde groepsgenoot doorgaans in positieve zin om zich goed te gedragen, laat hij zich minder uit de tent lokken en kan hij zich (ondanks tegenslagen) toch weer focussen op zijn traject. Er lijkt hiermee een toename te zijn in zijn veerkracht.De veroordeelde is snel afgeleid en bij spanning lukt het hem middels externe aansturing op gedragsniveau moeizaam om niet te reageren op prikkels. Escalatie ligt op dergelijke momenten op de loer. Door het neutraal affectieve klimaat op de ITA-afdeling lukt het op dergelijke momenten om te de-escaleren.

Verloven verlopen ook in de afgelopen periode doorgaans goed. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en verlofplanningen, en is tijdens verloven goed in contact met het behandelteam. Het middelengebruik is op dit moment nog problematisch te noemen en zorgt ook voor vertraging in het traject. Hulp voor het problematische middelengebruik wil de veroordeelde niet. Echter zorgt het er met regelmaat voor dat hij niet op verlof mag, waardoor ook het zoeken naar betaald werk wordt bemoeilijkt.

Gevaar voor herhaling Het risico op recidive zonder behandeling en duidelijke kaders wordt als hoog ingeschat. Binnen de huidige kaders van de PIJ-maatregel wordt het risico als matig ingeschat met de inzet van passend risicomanagement.

Verder behandeltraject en –perspectief Er wordt al langere tijd actief gezocht naar een passende woonplek voor de veroordeelde, te weten een 24-uurs woonvoorziening. Op het moment van schrijven is er een lopende aanvraag bij het CIZ voor een indicatie, waarmee (indien deze wordt toegekend) weer mogelijkheden tot een passende uitstroomplek worden gecreëerd.Een ander belangrijke voorwaarde voor het toekomstige STP (in het kader van perspectief) is het hebben van dagbesteding. Hoewel de veroordeelde al veel sollicitatiegesprekken heeft gevoerd, is hij vooralsnog overal afgewezen. Desalniettemin begint te vraag steeds meer te rijzen of dit haalbaar is. Enerzijds vanwege het feit dat hij op veel plekken wordt afgewezen en anderzijds door de twijfel of het de veroordeelde zal lukken om op langere termijn consistent minimaal 26 uur per week te werken. Sollicitaties hebben ook met regelmaat niet door kunnen gaan vanwege positieve urinecontroles. Een andere voorwaarde is dat de veroordeelde (tot hij werk/dagbesteding heeft) blijft werken bij de Buitenloods. Echter neemt hiertoe zijn motivatie af, enerzijds door het werk dat hij niet leuk vindt en anderzijds door de (lage) vergoeding. Omdat de uitstroomplek nog onbekend is, is het opbouwen van gestructureerde vrijetijdsbesteding ook ingewikkelder en datzelfde geldt voor het opbouwen van een pro sociaal netwerk. Zodra er duidelijkheid is over (de locatie van) de uitstroomplek, kunnen deze protectieve factoren ook nadrukkelijker worden versterkt.

Bij een goed verloop van de behandeling (voldoende medewerking en bewerking van de risicofactoren) wordt verwacht dat de veroordeelde op zijn vroegst in september 2026 in aanmerking komt voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.

Het advies luidt de termijn van de PIJ-maatregel te verlengen met twaalf maanden.

3.2. Ter zitting gegeven adviezen Deskundige [persoon A] heeft het verlengingsadvies ter zitting nader toegelicht. Hij heeft onder meer verklaard dat nog hard wordt gezocht naar een geschikte uitstroomplek voor de veroordeelde. Hij is bij dertien instanties in de omgeving van Rotterdam afgewezen en ook de CIZ-aanvraag is afgewezen. Op dit moment loopt er nog een SGLVG-aanvraag en zal een artikel 48 plaatsing worden aangevraagd. Ook is de veroordeelde nog op zoek naar betaald werk. Door zijn middelengebruik is hij zijn vorige baan kwijtgeraakt en wordt het zoeken naar ander werk bemoeilijkt. De veroordeelde loopt nu mee bij een bedrijf, met uitzicht op een contract.

Deskundige [persoon B] heeft zich ter zitting aangesloten bij het verlengingsadvies.

4 Beoordeling

Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) juncto artikel 77s, eerste lid, sub b en c, van het Wetboek van Strafrecht slechts verlengd worden indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarnaast dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel te eisen en dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Aan deze drie voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van de maatregel te kunnen komen.

De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en wat tijdens de behandeling ter zitting naar voren is gekomen volgt dat een verlenging van de maatregel voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk is. De behandeling van de veroordeelde in de inrichting is de afgelopen maanden positief verlopen. Hij heeft zich meewerkend opgesteld, zijn band met het behandelteam is versterkt en de verloven verlopen doorgaans goed. De inschatting is echter dat de veroordeelde ook in de toekomst ondersteuning en intensieve begeleiding behoeft. Zijn perspectief ligt daarom in een 24-uurswoonvoorziening. De komende periode is het van belang dat daar verder naar wordt gezocht, alsmede naar een betaalde werkplek, zodat zo snel mogelijk gestart kan worden met een STP. Daarbij is tevens van belang dat de veroordeelde zich zal onthouden van middelengebruik, omdat dat op dit moment zijn traject vertraagt. Hoewel invoelbaar is dat namens de veroordeelde om een kortere periode dan twaalf maanden wordt gevraagd, zal de rechtbank de termijn niet bekorten nu ter zitting de indruk is ontstaan dat de inrichting hard haar best doet om een vervolgplek te zoeken en het niet nodig is een vinger aan de pols te houden. Mocht er eerder dan binnen deze twaalf maanden een woonplek en betaald werk zijn geregeld, kan al worden gestart met een STP.

De verlenging is mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Ook eist naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel met twaalf maanden gelet op het nu nog bestaande recidiverisico als de PIJ-maatregel ineens zou wegvallen. Tot slot is de verlenging van de maatregel is tevens in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde, omdat het heel belangrijk is dat hij alle stappen van de resocialisatie, zoals het STP, doorloopt.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de termijn van de PIJ-maatregel voor de duur van twaalf maanden verlengen.

Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, Sv, geeft de rechtbank aan dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, op 4 september 2026 voorwaardelijk zal eindigen en op 4 september 2027 onvoorwaardelijk zal eindigen.

5 Beslissing

De rechtbank:

verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 12 (twaalf) maanden.

Deze beschikking is gegeven door mr. D.I. Hendriks-van Wel, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en S. Riege, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.

Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.