Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11214 - Rechtbank Rotterdam - 8 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:112148 september 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 23/6481

en

(gemachtigde: dr. I. Metaal),

en

  1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het CBR waarin het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard blijft, omdat uit een psychiatrisch onderzoek is gebleken dat bij eiser sprake is van alcoholmisbruik. Eiser is het hier niet mee eens. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig mocht verklaren, omdat het CBR mocht uitgaan van het rapport van de psychiater. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Wel moet de Staat aan eiser een schadevergoeding betalen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

  1. Met het besluit van 21 juli 2023 heeft het CBR besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard blijft. Met het bestreden besluit van 7 september 2023 is het CBR bij dit besluit gebleven.

2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zowel het CBR als eiser hebben een nadere reactie ingediend.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het CBR deelgenomen. Eiser is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit 3.

3.1. De directeur van het CBR heeft op 14 februari 2022 aan de Afdeling mededelingen van het CBR de mededeling[1] gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Dit vermoeden is gebaseerd op een door het CBR ontvangen brief van de familie van eiser, ondersteund door een brief van de casemanager dementie van eiser. Uit de brieven blijkt onder andere dat bij eiser sprake is van de ziekte van Korsakov, dat hij dagelijks fors alcohol gebruikt, vergeetachtig is, zichzelf verwaarloost en lichamelijke klachten heeft aan zijn linkerarm en -hand, en aan zijn rechterschouder.

3.2. Naar aanleiding van de mededeling heeft het CBR met het besluit van 28 maart 2022 bepaald dat eiser een medisch onderzoek moet laten doen en dat eiser voorlopig niet meer mag rijden, omdat zijn rijbewijs wordt geschorst. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

3.3. Eiser is verwezen naar een specialist cognitieve stoornissen en op 15 juni 2022 gekeurd door [neuroloog] (neuroloog). De neuroloog komt in zijn rapportage tot de volgende conclusie:

“Conclusie:

1. geen aanwijzingen voor cognitieve stoornissen bij normale MOCA score.

2. beperkt schouderabductie links bij status na fractuur.

3. anamnestisch geen alcoholmisbruik.

Advies: Uit neurologisch oogpunt onbeperkt rijgeschikt na een rijtest ivm beperkt beperkt schouderfunctie links.”

3.4. Het CBR heeft eiser vervolgens verwezen voor een aanvullend onderzoek bij de psychiater. Omdat eiser niet (volledig) aan dit onderzoek heeft meegewerkt, heeft het CBR met het besluit van 17 oktober 2022 het rijbewijs van eiser met ingang van 24 oktober 2022 ongeldig verklaard. Eiser is vervolgens op 25 februari 2023 onderzocht door [arts] (arts) en [psychiater] (psychiater). Van dit medisch onderzoek is een verslag van bevindingen (rapportage) opgemaakt. De arts en de psychiater hebben de diagnose alcoholmisbruik gesteld. Aan deze conclusie hebben zij de volgende combinatie van factoren ten grondslag gelegd:

“Bij huidig onderzoek werden de volgende bevindingen vastgesteld: • Betrokkene bevestigt in het verleden behandeld te zijn voor een alcoholprobleem. Dit impliceert een verhoogd risico op hernieuwd alcoholmisbruik door betrokkene. • In de twaalf maanden voorafgaande aan de laatste aanhouding merkte betrokkene pas na meer dan 3 alcoholische eenheden een effect. Dit is een aanwijzing voor tolerantie. • Betrokkene heeft een verhoogde bloeddruk wat kan wijzen op chronisch overmatig alcoholgebruik maar wat ook door een aantal andere redenen verhoogd kan zijn. • Betrokkene heeft een tolerantie opgebouwd welke niet verklaard kan worden met het opgegeven drinkpatroon; er is sprake van onderrapportage. • Bij laboratoriumonderzoek werd een CDT-waarde van 2.3 en een gamma-GT van 89 vastgesteld, hetgeen een hoge mate van waarschijnlijkheid impliceert dat bij betrokkene sprake is van recent en overmatig alcoholgebruik. • Betrokkene geeft aan het alcoholgebruik niet te hebben veranderd. Om deze reden kan de verhoogde CDTwaarde worden geëxtrapoleerd naar de periode van het jaar voorafgaande aan de correspondentiedatum van het CBR en is daarmee een aanwijzing voor alcoholmisbruik in die periode. • Betrokkene heeft geweigerd om medische informatie te laten verstrekken door de huisarts.

Beschouwing : Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er onvoldoende aanwijzingen aanwezig zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de correspondentie van het CBR d.d. 18-01-2023 sprake was van een stoornis in alcoholgebruik volgens de DSM-5, maar dat wel op basis van alle relevante gegevens de diagnose alcoholmisbruik gesteld kan worden. Er is sprake van onvoldoende medewerking.

Alcoholmisbruik gestopt? Anamnestisch is het alcoholgebruik van betrokkene onveranderd fors, namelijk 14-28 AE per week. Een week voor dit onderzoek is het alcoholgebruik anamnestisch gestopt. Het laboratoriumonderzoek liet aanwijzingen zien voor recent alcoholmisbruik. Concluderend lijkt niet aannemelijk dat bij betrokkene het alcoholmisbruik is gestopt.”

3.5. Met het bestreden besluit van 7 september 2023 heeft het CBR bepaald dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft, omdat uit het onderzoek blijkt dat sprake is van alcoholmisbruik zodat eiser niet meer geschikt is om te rijden.

Standpunt eiser

  1. Eiser betoogt dat het CBR ten onrechte heeft besloten dat zijn rijbewijs ongeldig verklaard blijft. Hij voert daartoe aan dat bij hem geen sprake is van alcoholmisbruik waardoor de conclusie van de rapportage niet klopt. Hij is zowel lichamelijk als geestelijk gezond en hij zit nooit met alcohol op achter het stuur. Daarnaast heeft de arts bij het onderzoek er geen blijk van gegeven dat hij van mening was dat in het geval van eiser sprake was van alcoholmisbruik.

Toetsingskader

  1. De toepasselijke wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.

Heeft het CBR terecht besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft?

  1. Volgens vaste rechtspraak[2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag het CBR afgaan op een psychiatrisch rapport, nadat is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. In deze zaak vindt de rechtbank dat het CBR zich op de rapportage heeft mogen baseren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. De psychiater en de arts hebben eiser onderzocht en vragen gesteld over het gebruik van alcohol (hoeveelheid en frequentie/drinkvermogen). De rechtbank ziet geen aanwijzing voor het oordeel dat het onderzoek niet op deze manier heeft mogen plaatsvinden of op een andere manier had moeten plaatsvinden. Dat de arts en/of de psychiater er tijdens het onderzoek geen blijk van hebben gegeven dat zij tot de conclusie zouden komen dat in het geval van eiser sprake was van alcoholmisbruik, maakt niet dat aan de zorgvuldigheid van het onderzoek getwijfeld moet worden.

  2. De rechtbank ziet ook geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de psychiater dat bij eiser sprake is van alcoholmisbruik. De psychiater en de arts hebben op basis van de hiervoor onder 3.4 vermelde motiveringen tot de conclusie kunnen komen dat sprake is van onder meer tolerantie en onderrapportage. Bij het laboratoriumonderzoek zijn een CDT-waarde van 2.3 en een gamma-GT van 89 vastgesteld, wat een hoge mate van waarschijnlijkheid impliceert dat bij eiser sprake is van recent en overmatig alcoholgebruik. Deze afwijkende bloedwaarden mogen tellen als een aanwijzing voor het bestaan van alcoholproblemen, naast de anamnestische gegevens waar de arts en de psychiater hun conclusie ook op hebben gebaseerd.[3] Het CBR heeft op de zitting toegelicht dat de vermelding van ‘de aanhouding’ in de conclusie van het rapport een verschrijving betreft, aangezien eiser niet is aangehouden. De rechtbank ziet verder niet terug dat de arts en de psychiater per abuis ervan zijn uitgegaan dat eiser is aangehouden. De conclusie is dat het CBR mocht besluiten dat het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard bleef.

  3. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het CBR op de zitting heeft aangegeven dat wanneer eiser zijn rijbewijs weer terug wilt, hij bij het CBR een nieuwe gezondheidsverklaring kan indienen. Waarschijnlijk wordt eiser dan weer verwezen naar een psychiater voor onderzoek, waarna een verdere evaluatie van de geldigheid van het rijbewijs plaats kan vinden.

Overschrijding redelijke termijn

  1. De rechtbank stelt – ambtshalve – vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is verstreken na afloop van de termijn van zes weken voor het doen van uitspraak.[4] Gelet op vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer mogen duren dan twee jaar.[5] Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. De termijn vangt in beginsel aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt.

  2. Het bezwaarschrift van eiser is door het college ontvangen op 9 augustus 2023. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan de hiervoor bedoelde termijn van twee jaar is overschreden met bijna één maand. De hoogte van de schadevergoeding is € 500,- per half jaar, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Het bestreden besluit is door het CBR binnen zes maanden bekend gemaakt op 7 september 2023. De overschrijding van de redelijke termijn is dus in zijn geheel toe te rekenen aan de Staat. Dit betekent dat de Staat een schadevergoeding van € 500,- aan eiser moet betalen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft. Eiser heeft wel recht op een schadevergoeding van € 500,- omdat de procedure te lang heeft geduurd. Er bestaat geen aanleiding om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.[6] Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • veroordeelt de Staat tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2025.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 130

  1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

[…]

Artikel 131

  1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:

a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of

b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.

Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen. […]

Regeling eisen geschiktheid 2000

Paragraaf 8.8

8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs) Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

8.8.1. Regelmatig gebruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs) Het regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in dusdanige hoeveelheden dat het rijgedrag daardoor ongunstig wordt beïnvloed, valt mede onder het begrip misbruik van psychoactieve middelen, als bedoeld in paragraaf 8.8. Paragraaf 8.8 is daarmee ook van toepassing op personen die regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in zodanige hoeveelheden dat daardoor de rijvaardigheid ongunstig wordt beïnvloed.

Op basis van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3489.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1339, r.o. 23.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL3354, en het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.13.2.

Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188.

Zie het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567.


Voetnoten

Op basis van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3489.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1339, r.o. 23.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL3354, en het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.13.2.

Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188.

Zie het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567.