ECLI:NL:RBROT:2025:11100 - Onzorgvuldige intrekking opvang Oekraïense ontheemden wegens ontbreken zienswijze en belangenafweging - 19 september 2025
Uitspraak
Essentie
De voorzieningenrechter schorst het besluit tot intrekking van opvang voor een Oekraïense ontheemde. Hoewel het college bevoegd was de opvang in te trekken (een kan-bepaling), is het besluit onzorgvuldig voorbereid omdat verzoekster geen zienswijze kon geven en haar belangen niet kenbaar meegewogen zijn.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/6739
(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en
(gemachtigde: mr. J.B. van Doorn).
Verzoekster heeft de opvanglocatie voor ontheemde Oekraïners moeten verlaten omdat zij dit jaar meer dan 28 dagen niet in de opvang is verschenen zonder het college hiervan op de hoogte te stellen. Verzoekster is niet in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven op dit besluit en de belangen van verzoekster zijn ook niet kenbaar meegenomen in de besluitvorming. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Procesverloop
-
Verzoekster heeft op 1 september 2025 van het locatiemanagement (mondeling) te horen gekregen dat zij de opvanglocatie voor ontheemde Oekraïners moet verlaten. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De locatiemanager heeft verzoekster via WhatsApp laten weten dat het bezwaarschrift door het college in behandeling zal worden genomen en dat verzoekster de opvanglocatie voor 3 september 2025 moet verlaten. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
-
Het college heeft op 12 september 2025 het besluit van de locatiemanager bekrachtigd.
-
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, E. Cate-Rokauskaite als tolk, de gemachtigde van het college en mr. L. Doeleman (namens het college).
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Waar gaat het in deze zaak om?
- Verzoekster verbleef in een opvanglocatie voor ontheemde Oekraïners in Schiedam. Zij heeft deze opvanglocatie moeten verlaten, omdat zij dit jaar meer dan 28 dagen afwezig is geweest zonder dat zij dat vooraf had gemeld. Verzoekster is het niet eens met dit besluit. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dan het besluit wordt geschorst, zodat zij weer opvang krijgt.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
- De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er een spoedeisend belang?
-
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
-
Verzoekster heeft tijdens de zitting verklaard dat zij op dit moment bij een kennis verblijft, maar dat zij daar niet permanent mag verblijven. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekster daarom een voldoende spoedeisend belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Waarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe?
-
Het college kan de opvang intrekken als de ontheemde langer dan 28 dagen per kalenderjaar niet in de opvang is verschenen zonder het college van burgemeester en wethouders hiervan op de hoogte te stellen
[1] . -
Partijen zijn het erover eens dat verzoekster dit jaar meer dan 28 dagen afwezig is geweest zonder dat zij dat vooraf had gemeld. Het college was dan ook bevoegd om de aan verzoekster verleende opvang in te trekken.
-
De intrekking van de opvang betreft een ‘kan-bepaling’. Het college is dus niet verplicht om de opvang in te trekken. Dit betekent ook dat het college de belangen moet afwegen. Volgens het college heeft er achteraf een summiere belangenafweging plaatsgevonden. Er is volgens het college een groot tekort aan opvangplekken voor Oekraïners en het college vindt het daarom maatschappelijk niet aanvaardbaar dat een opvangplek meer dan 28 nachten niet wordt gebruikt.
-
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster niet met onbekende bestemming is vertrokken en dat zij het merendeel van de tijd gebruik maakte van de opvanglocatie. Zij heeft er daarom belang bij om in de opvanglocatie te verblijven en het college heeft die belangen van verzoekster niet kenbaar betrokken bij de besluitvorming. Verzoekster heeft immers van het locatiemanagement te horen gekregen dat zij de opvanglocatie binnen twee dagen moest verlaten, zonder dat zij in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze te geven op dat besluit. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
-
Daarbij geldt bovendien het volgende. Volgens het college is verzoekster meer dan 28 dagen weggebleven zonder dat zij dat vooraf had gemeld. In het geval van verzoekster gaat het om 32 dagen, waarbij verzoekster 14 losse dagen is weggebleven en 9 keer 2 dagen achtereen is weggebleven. In de brief ‘Belangrijke informatie voor bewoners van [persoon A] (FHS)’ staat dat bewoners 28 dagen per jaar afwezig mogen zijn en dat zij elke afwezigheid van meer dan 1 nacht moeten melden bij het locatiemanagement. De voorzieningenrechter stelt vast dat er op de opvanglocatie wisselend wordt gesproken over dagen en nachten. Dit kan mogelijk voor verwarring zorgen bij bewoners. Het is aan te raden om op de opvanglocatie duidelijker te communiceren wanneer een afwezigheid wel of niet gemeld moet worden en gevolgen kan hebben voor het verblijf op de opvanglocatie.
-
Verzoekster heeft tijdens de zitting nog een beroep gedaan op het recht op privacy. Volgens verzoekster heeft zij ook het recht om af en toe elders te verblijven. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster in de periode van 23 april tot 1 september 2025 in totaal 56 dagen niet in de opvang heeft verbleven. Dit is bijna de helft van de tijd. De voorzieningenrechter ziet dan ook zeker het door het college genoemde maatschappelijke belang om te zorgen voor een goede en eerlijke verdeling van de beperkte opvangplekken als de regels niet worden nageleefd.
Conclusie en gevolgen
-
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit tot intrekking van de opvang is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
-
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
schorst het besluit tot intrekking van de opvang tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
-
bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan verzoekster moet vergoeden;
-
veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Dit blijkt uit artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne.