Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10885 - Rechtbank Rotterdam - 16 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1088516 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

Team insolventie

tussentijdse beëindiging

insolventienummer: [nummer] uitspraakdatum: 16 juli 2025

Bij vonnis van deze rechtbank van 31 juli 2024 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:

[schuldenaar], [adres] [postcode] [woonplaats] , schuldenaar, bewindvoerder: N.T. van den Deijssel.

1 De procedure

De rechter-commissaris heeft op 3 juni 2025 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.

De (waarnemend) bewindvoerder en schuldenaar zijn gehoord ter zitting van 9 juli 2025.

De uitspraak is bepaald op heden.

2 De standpunten

Standpunt rechter-commissaris

De rechter-commissaris is van oordeel dat schuldenaar zijn informatieverplichting heeft geschonden en zijn schuldeisers heeft benadeeld door een ontvangen schadevergoeding van € 144.000,– niet aan de boedel af te dragen. Schuldenaar heeft het bedrag kort na toelating tot de schuldsaneringsregeling ontvangen en zonder overleg verdeeld over zijn kinderen en deels gebruikt voor het aflossen van privéschulden. Pas maanden later is de bewindvoerder telefonisch hiervan op de hoogte gesteld. Schuldenaar heeft verklaard dat zijn kinderen het ontvangen geld inmiddels hebben opgemaakt. Als compensatie heeft hij aangeboden om € 5.000, – aan de boedel te betalen. Volgens de rechter-commissaris had schuldenaar, gelet op de hoogte van de schadevergoeding, al zijn schuldeisers volledig kunnen voldoen. Het handelen van schuldenaar rechtvaardigt naar zijn oordeel tussentijdse beëindiging van de regeling op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder e, Faillissementswet (Fw).

Standpunt bewindvoerder

De bewindvoerder steunt de voordracht van de rechter-commissaris. De bewindvoerder ziet geen mogelijkheid voor schuldenaar om de benadeling van de schuldeisers te compenseren gezien de hoogte van het inkomen van schuldenaar en het feit dat het geld van de uitkering is opgemaakt.

Standpunt schuldenaar

Schuldenaar stelt dat hij de schadevergoeding van € 144.000,00 heeft ontvangen als compensatie voor blijvend lichamelijk letsel dat hij heeft opgelopen bij een arbeidsongeval, waardoor hij de rest van zijn leven invalide is. Op advies van een advocaat zou hem zijn meegedeeld dat de vergoeding bedoeld was voor zijn persoonlijke toekomst en niet tot zijn inkomen of de boedel zou behoren. Hoewel hij de ontvangst aanvankelijk niet heeft gemeld, heeft hij de bewindvoerder hierover later alsnog geïnformeerd. Schuldenaar geeft aan dat het bedrag is gebruikt om privéschulden af te lossen en deels is overgemaakt aan zijn kinderen. Van het bedrag is volgens hem niets meer over. Hij zegt maximaal € 5.000 te kunnen terugbetalen. Schuldenaar benadrukt dat hij kampt met ernstige lichamelijke en psychische klachten, dat hij het niet gemakkelijk heeft en dat hij hoopt op een oplossing, mede uit vrees voor de gevolgen als de schulden zouden terugkeren.

3 De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na achttien maanden een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat de schuld van € 83.735,67 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar tijdens de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich (indien van toepassing) aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.

De rechtbank stelt vast dat schuldenaar ernstig is tekortgeschoten in zijn informatieverplichting door de ontvangst van een aanzienlijke schadevergoeding van € 144.000,00 niet aan de bewindvoerder te melden. Gelet op het moment van ontvangst - kort na toelating tot de schuldsaneringsregeling - had van schuldenaar mogen worden verwacht dat hij direct contact had opgenomen met de bewindvoerder om te overleggen hoe met dit bedrag moest worden omgegaan. Door dit na te laten en het bedrag zonder toestemming aan te wenden voor privébetalingen en overboekingen aan zijn kinderen, heeft schuldenaar de boedel benadeeld. Daarnaast heeft schuldenaar in strijd met zijn verplichtingen nagelaten het bedrag aan de boedel af te dragen. Dat schuldenaar zich daarbij heeft laten informeren door derden doet aan zijn eigen verantwoordelijkheid binnen de WSNP niet af. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden. Herstel van deze tekortkomingen is bovendien niet mogelijk, nu schuldenaar stelt dat het geld volledig is besteed en slechts € 5.000,00 kan worden terugbetaald. Daarmee ontbreekt elk zicht op herstel van de benadeling van de schuldeisers. Onder deze omstandigheden is sprake van zodanige tekortkomingen in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, dat tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder e, Fw gerechtvaardigd is.

De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, aanhef en onder e, Faillissementswet.

De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4 De beslissing

De rechtbank:

  • beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;

  • stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.680,14.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.[1]

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.


Voetnoten

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.