ECLI:NL:RBROT:2025:10769 - Gedeeltelijk overkapte rookruimte in speelhal is geen 'open lucht' - 12 september 2025
Uitspraak
Essentie
De Rechtbank Rotterdam oordeelt dat een aan een speelhal verbonden, gedeeltelijk overkapte rookruimte een 'besloten ruimte' is die deel uitmaakt van de horeca-inrichting. De uitzondering voor roken 'in de open lucht' is niet van toepassing, waardoor het rookverbod geldt en een boete gerechtvaardigd is.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9182
(gemachtigde: mr. L. Westhoff),
en
(gemachtigde: mr. J.M. Schoemaker en mr. I. Ibrahim).
- Deze uitspraak gaat over een bestuurlijke boete van € 600,- die de staatssecretaris bij besluit van 27 december 2023 aan eiseres heeft opgelegd vanwege een overtreding van bij of krachtens de Tabaks- en rookwarenwet (Trw) gestelde voorschriften. Eiseres is het niet eens met die boete. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid en evenredigheid van de boete.
Procesverloop
- Met het bestreden besluit van 29 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij het boetebesluit gebleven.
2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep van [naam bedrijf] met kenmerk ROT 24/11843. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de staatssecretaris.
Totstandkoming van het besluit
- De staatssecretaris heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen van 29 november 2023 (2023-0030665-002), opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In het rapport van bevindingen staat onder meer het volgende:
“(…) Aanleiding
Deze inspectie is uitgevoerd krachtens de Tabaks- en rookwarenwet Daarnaast is deze inspectie uitgevoerd naar aanleiding van een bij de NVWA ingediende melding.
Locatie
Naam: [naam bedrijf] Adres: [adres]
Bevinding(en)
Datum en tijdstip: 27 oktober 2023 omstreeks 16:05 uur (…)
Ik bevond mij bij binnenkomst in een hal waarin vele speelautomaten stonden. Ik zag diverse mensen bij de speelautomaten staan en zitten. Ik zag een balie waar bezoekers zich konden aanmelden. (…) Vervolgens vroeg ik naar aanleiding van de melding of er aan de achterzijde van het bedrijf een ruimte was waar gasten konden roken. Vervolgens liep ik achter [naam 2] door de speelhal naar een deur. Ik zag dat naast deze deur een bord hing waarop stond: "Max. 1 persoon buiten roken". Vervolgens liep ik met [naam 2] door de deur.
Ik zag een dichte ruimte gemaakt van 3 houten schotten. Ik zag dat 2 van deze schotten aan de muur bij de deur waren bevestigd. Ik zag dat een van deze schotten een deur was, waarop stond vermeld: "Nooduitgang". Ik zag dat de bovenste gedeelten van deze houten schotten met zwart isolatiemateriaal was bedekt. Ook zag ik dat een groot gedeelte van de muur bedekt was met zwart isolatiemateriaal. Ik zag dat er ook deels (ongeveer de helft van het oppervlak) een dak was aangebracht van houten balken met zwart isolatiemateriaal. Ik zag in deze ruimte een grote roestvrijstalen staande asbak met afvalbak eronder. Ik zag dat in deze asbak vele sigarettenpeuken en as lagen. (…) Hieruit bleek de exploitant van de horeca-inrichting het rookverbod in de horeca-inrichting niet of onvoldoende had ingesteld. (…)”
3.1. Op 5 december 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft geen zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
3.2. Bij besluit van 27 december 2023 (2023-0049978-004) heeft de staatssecretaris aan eiseres een bestuurlijke boete van € 600,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit: de exploitant heeft het rookverbod niet of onvoldoende ingesteld in de horeca-inrichting. Volgens de staatssecretaris heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 10, eerste lid, onder e, van de Trw.
3.3. Het bestreden besluit van 29 augustus 2024 berust – samengevat – op de volgende overwegingen. Uit de feitelijke situatie blijkt dat de ruimte als onderdeel van de horeca-inrichting moet worden gezien. Dat de ruimte niet geheel dicht is, maakt niet dat er sprake is van 'open lucht'. Deze uitzondering is dus niet van toepassing. Dat tijdens de herinspectie bleek dat na de aanpassingen de uitzonderingsgrond wel van toepassing zou zijn, maakt niet dat er voor de tijdens de inspectie geconstateerde overtreding geen boete had mogen worden opgelegd. De overtreding wordt gezien als een zware overtreding. Daarom was een officiële waarschuwing niet op zijn plaats. Er is dan ook terecht overgegaan tot het opleggen van een boete.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Trw bepaalt dat de exploitant van een horeca-inrichting
De geïnspecteerde ruimte is een ruimte aan de buitenzijde van het pand waarin de speelautomatenhal is gevestigd en die alleen via dat pand kan worden betreden. De zijden van deze ruimte worden gevormd door de muur van de speelautomatenhal en drie houten schuttingen. De zijden zijn deels bedekt met isolatiemateriaal en over ongeveer de helft van de oppervlakte van de ruimte is een overkapping aangebracht. Eiseres heeft de ruimte gecreëerd om haar gasten te faciliteren in hun rookbehoefte, zonder dat zij steeds het pand moeten verlaten en opnieuw door de toegangscontrole moeten.
In geschil is of het rookverbod ook van toepassing is in de geïnspecteerde ruimte. Daarvoor is beslissend of de ruimte is aan te merken als een lokaliteit van een horeca-inrichting. Om te kunnen spreken van een lokaliteit moet het volgens artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet gaan om een besloten ruimte, onderdeel uitmakend van een horeca-inrichting. De eerste twee vragen die de rechtbank zal moeten beantwoorden zijn dus: is de geïnspecteerde ruimte 1) besloten en, zo ja, 2) maakt deze onderdeel uit van de speelautomatenhal?
Als het antwoord op beide vragen bevestigend is, geldt de hoofdregel van het rookverbod en komt de vraag aan de orde of een uitzonderingsgrond op het rookverbod van toepassing is. Als dat zo is, geldt het rookverbod namelijk niet in de geïnspecteerde ruimte. Eiseres doet een beroep op de uitzonderingsgrond 'in de open lucht' als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Tabaks- en rookwarenbesluit (Trb).
Is de geïnspecteerde ruimte een lokaliteit van een horeca-inrichting? 4. Eiseres voert aan dat er geen sprake is van een lokaliteit. In de desbetreffende ruimte wordt geen eten of drinken geserveerd. Het horecabedrijf wordt daar dus niet uitgeoefend. Ook vinden er geen andere werkzaamheden of activiteiten plaats die behoren tot de exploitatie van de speelautomatenhal, zoals bijvoorbeeld wel het geval zou zijn bij een magazijn of werknemersruimte. Daarnaast is de ruimte met een afsluitbare deur afgesloten van de horeca-inrichting die de speelautomatenhal is. Er is geen sprake van een besloten ruimte aangezien meer dan de helft van de ruimte in contact staat met de buitenlucht. Er is een beperkt afdak bij de deur tegen het inregenen en de weersomstandigheden zijn volledig voelbaar. Niets wijst er dus op dat deze ruimte een besloten ruimte is. Het rapport van bevindingen geeft een onjuiste voorstelling van zaken. In het bestreden besluit staat dat er sprake is van een besloten ruimte van drie houten schotten en een nooddeur. Tijdens de hoorzitting en uit de feitelijke situatie is echter duidelijk geworden dat er sprake is van een hekwerk dat de ruimte niet afsluit van de open lucht. De aanwezigheid van een afgesloten deur (nooduitgang), de bevestiging van de ruimte aan de horeca-inrichting en het duurzame en permanente karakter van de ruimte leidden bij een latere herinspectie niet tot de conclusie dat de ruime onderdeel is van de horeca-inrichting. De staatssecretaris is dus inconsistent in zijn redeneringen.
4.1. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak
4.3. Bij het rapport van bevindingen zoals de rechtbank dat heeft ontvangen bij de op de zaak betrekking hebbende stukken zitten geen foto’s van de inspectie op 27 oktober 2023. De staatssecretaris heeft die foto’s bij het verweerschrift alsnog overgelegd. Op de zitting heeft de rechtbank deze foto’s met partijen besproken. De rechtbank is van oordeel dat wat de toezichthouders in het rapport van bevindingen hebben opgeschreven (en wat de rechtbank hiervóór heeft geciteerd), overeenkomt met wat op die foto’s te zien is. Dat de toezichthouders daarbij spreken over “houten schotten” en dat eiseres daaronder iets anders verstaat, leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat dus niet mag worden uitgegaan van het rapport van bevindingen.
4.4. Van belang is dat de geïnspecteerde ruimte alleen vanuit de speelautomatenhal kan worden betreden. De ruimte sluit namelijk direct aan op het pand en is daaraan bevestigd. Verder waren de wanden in ieder geval op het moment van de inspectie bijna even hoog als de deur. Die deur is gelet op het bordje uitsluitend bedoeld als nooduitgang, dus om vanuit de ruimte de straat te kunnen bereiken. Het is daarom niet mogelijk dat anderen dan de gasten van eiseres van buitenaf de geïnspecteerde ruimte betreden. Bovendien was ten tijde van de inspectie bovenop de wanden en deur ook nog donkergrijs isolatiemateriaal bevestigd (tegen geluidsoverlast voor de bovenburen) en was ongeveer de helft van de bovenzijde dicht. Dat laatste is met name op foto 5 duidelijk te zien.
4.5. Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat de geïnspecteerde ruimte inderdaad moet worden aangemerkt als een besloten ruimte, die onderdeel uitmaakt van de horeca-inrichting (de speelautomatenhal). Dat betekent dat de ruimte een lokaliteit van een horeca-inrichting is en dat het rookverbod dus in principe ook in die ruimte geldt.
Is de 'in de open lucht'-uitzondering van toepassing? 5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van open lucht. Bij herinspectie is de opstaande rand niet als zodanig bedekkend beschouwd dat er geen sprake is van een open ruimte. Verder is het aanwezig zijn van een overkappend gedeelte geen doorslaggevende factor om te beoordelen of een ruimte zich al dan niet in de open lucht bevindt. Het doel van de wetgeving is om de schadelijke gevolgen voor niet-rokers te voorkomen door te voorkomen dat derden de rook inademen van rokers. De website van de NVWA geeft echter aan dat veel meer niet wordt toegestaan. De grondslag voor deze beperkingen vloeit niet voort uit de wet maar is een buitenwettelijke uitbreiding, ingegeven door beleidskeuzes. Deze richtlijnen zijn arbitrair en zouden niet moeten worden meegenomen voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een toegestane rookruimte. Een feit is dat deze rookruimte volledig is blootgesteld aan alle natuurlijke elementen en daarmee geen sprake is van een besloten ruimte waarvoor het verbod uit hoofde van de Trw geldt.
5.1. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.2. De rechtbank stelt voorop dat hier een beroep wordt gedaan op een uitzondering op het rookverbod dat geldt in horeca-inrichtingen. Dat sprake is van een uitzondering rechtvaardigt dat het begrip 'in de open lucht' beperkt wordt uitgelegd.
5.3. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat alleen al vanwege de gedeeltelijke overkapping van de geïnspecteerde ruimte ten tijde van de inspectie op 27 oktober 2023 geen sprake is van roken in de open lucht. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in rechtsoverwegingen 5.2 en 5.3 van de uitspraak van het CBb van 4 december 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:630). Deze uitspraak van het CBb kan ook op deze zaak worden toegepast vanwege de daarin aangehaalde bedoeling van de wetgever, namelijk dat de verplichting tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod geldt onder overkappingen, ongeacht de aard of het materiaal van de overkapping.
5.4. Verder laat het CBb zich in die uitspraak ook uit over de voelbaarheid van de weersomstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak ook in zoverre kan worden toegepast op deze zaak. Dat de weersomstandigheden in de geïnspecteerde ruimte voelbaar zijn, zoals eiseres onweersproken stelt, leidt de rechtbank dan ook niet tot de conclusie dat dus sprake was van roken in de open lucht.
5.5. Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat deze uitzondering op het rookverbod zich niet voordoet.
5.6. Dat de ruimte bij een latere inspectie volgens eiseres wel voldeed aan de uitzondering leidt niet tot een ander oordeel, omdat het in deze zaak alleen gaat om de vraag wat er tijdens de inspectie op 27 oktober 2023 is geconstateerd. Eiseres heeft bevestigd dat er sinds de inspectie aanpassingen aan de ruimte zijn gedaan, waaronder aan de overkapping.
Had de staatssecretaris moeten volstaan met een waarschuwing? 6. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris gezien de aard van de overtreding had moeten volstaan met een waarschuwing of een last onder dwangsom om het isolatiemateriaal te verwijderen, aangezien dat klaarblijkelijk de doorslaggevende factor was voor het al dan niet sprake zijn van open lucht. Dit blijkt uit de herinspectie, waarin de ruimte is goedgekeurd, na verwijderen van het isolatiemateriaal op het dak. Het opleggen van een boete is niet de minst ingrijpende maatregel die de staatssecretaris had kunnen nemen. Noch is het effectiever dan bijvoorbeeld een waarschuwing. Het opleggen van de boete is dus disproportioneel geweest ten opzichte van de overtreding.
6.1. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2. Ter onderbouwing van zijn besluit om direct een boete op te leggen in plaats van te volstaan met een waarschuwing heeft de staatssecretaris verwezen naar het Specifiek interventiebeleid tabak en rookwaren.
6.3. Eiseres heeft haar standpunt ter zitting als volgt aangevuld. Voor de sanctie had het niet uitgemaakt als zij in de speelautomatenhal glazen wanden had neergezet en daarbinnen roken had toegestaan, maar dat zou totaal onvergelijkbaar zijn geweest met hoe de geïnspecteerde ruimte is ingericht. Omdat er veel nuances denkbaar zijn, levert een verwijzing naar generieke beleidsregels in dit geval een motiveringsgebrek op.
6.4. Eiseres stelt op zich terecht dat er nuances denkbaar zijn, maar op grond van wat zij heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat het Specifiek interventiebeleid op dit onderdeel niet kennelijk onredelijk is in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
6.5. Dat sprake is van een bijzonder geval heeft eiseres niet aangevoerd. Ook heeft zij niet aangevoerd dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het standaard opleggen van een bestuurlijke boete van € 600,- voor overtreding van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Trw leidt in dit individuele geval daarom niet tot een onaanvaardbare uitkomst. Van een motiveringsgebrek is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake.
- Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat eiseres in strijd heeft gehandeld met van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Trw. De staatssecretaris was daarom bevoegd haar daarvoor een bestuurlijke boete op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
- Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die zien op de hoogte van het boetebedrag. Zij heeft ook geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete onevenredig moet worden geacht, bijvoorbeeld in verband met de financiële situatie van de onderneming. Daarom heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht af te wijken van het wettelijk stelsel van gefixeerde boetes.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:84 Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:46, eerste en derde lid
-
De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
-
Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Alcoholwet Artikel 1, eerste lid Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: – horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse; – lokaliteit: een besloten ruimte, onderdeel uitmakend van een inrichting; – horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse; – inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte.
Tabaks- en rookwarenwet Artikel 1, eerste lid In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder horeca-inrichting:
a. inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet;
b. inrichting waarin in ieder geval bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholvrije dranken of etenswaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse.
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e In de navolgende gevallen is de navolgende persoon of het navolgende orgaan verplicht tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod:
e. in een horeca-inrichting: de exploitant van die horeca-inrichting;
Artikel 11b, eerste en tweede lid
-
Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen (…) 10 (…).
-
De hoogte van de bestuurlijke boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage (…).
Bijlage
Categorie D Onder categorie D vallen overtredingen van het bepaalde bij of krachtens artikel 10, eerste en tweede lid, en lid 2a. Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens artikel 10, eerste en tweede lid, en lid 2a, worden bestraft met een bestuurlijke boete van € 600 (…).
Tabaks- en rookwarenbesluit Artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder b De verplichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet en in artikel 6.1 van dit besluit, geldt niet: b. in de open lucht.
Als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet.
Onder andere de uitspraak van 12 april 2022, ECLI:NL:CBB:2022:168.
IB02-SPEC 31, versie 15, Staatscourant 2023, nr. 15815.
ID-regel 31R005110.
Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.