ECLI:NL:RBROT:2025:10638 - Rechtbank Rotterdam - 18 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/705190 / FA RK 25-6281 Referentienummer: ZM/IND/177666
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 augustus 2025 betreffende een wijziging van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) op verzoek van:
**de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,**hierna: de officier,
met betrekking tot: [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , hierna: betrokkene, wonende te [plaats 1] , op dit moment verblijvende in [zorgaanbieder] , [instelling] te [plaats 2] , advocaat mr. O.C.A. Sandberg-Vaillant te Utrecht.
1 Procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 15 augustus 2025. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
1.2. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen: betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
-
betrokkene met advocaat jhr. mr. E.A.C. Sandberg, namens de hiervoor genoemde advocaat;
-
[psychiater] , psychiater, en [arts] , arts, beiden verbonden aan [zorgaanbieder] .
1.3. De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
2 Beoordeling
2.1. Ten aanzien van betrokkene is op 23 juni 2025 een zorgmachtiging afgegeven. Daarbij is bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
2.2. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit risico op lichamelijk letsel bij anderen, ernstige psychische schade voor betrokkene zelf en zijn omgeving, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is recent opgenomen wegens de aanwezigheid van waanideeën. Verder is hij zijn baan kwijtgeraakt, kan hij zijn administratieve zaken niet op een adequate manier regelen en is hij afhankelijk van zijn familie. Voorafgaand aan de opname heeft hij zich hevig verzet, waarbij er sprake was van politie-inzet. Hierbij heeft hij een behandelaar bij het shirt gegrepen, waarna hij door de politie getaserd en geboeid is. Ook is bij betrokkene een spuugmasker aangebracht. Bij aankomst in de zorginstelling is betrokkene naar de EBK gebracht, waarbij er nog sprake was van fysieke dreiging en een fors geagiteerd en opgewonden toestandsbeeld. Dit heeft geleid tot een fysieke escalatie, waarbij noodmedicatie is toegediend. Tijdens de opname toont betrokkene agressie in de vorm van dreigende uitspraken. Zo heeft hij gezegd dat de politieagent die hem getaserd heeft nog lang niet jarig is en alle behandelaren dood moeten. Hiernaast maakt betrokkene een angstige indruk. Op het ogenblik is er sprake van verbetering en wordt toegewerkt naar een verblijf op de IC. Het herstel is echter nog pril en er heerst nog veel spanning bij betrokkene, waardoor het voorzienbaar is dat insluiten nodig zal zijn gedurende het resterende deel van de zorgmachtiging, ook om de veiligheid voor de behandelaren op de afdeling te waarborgen.
2.3. Teneinde deze noodsituatie af te wenden, heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vorm van verplichte zorg toegepast;
- het insluiten.
2.4. Primair stelt de advocaat dat de zorgmachtiging van 23 juni 2025, die ten grondslag ligt aan het thans voorliggende verzoek, niet binnen twee weken ten uitvoer is gelegd, de zorgmachtiging daardoor is vervallen en zodoende niet kan worden uitgebreid met een aanvullende zorgvorm, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Niet duidelijk is wanneer begonnen is met de tenuitvoerlegging van de verplichte zorg. Wel staat vast dat betrokkene momenteel pas een week is opgenomen, terwijl de machtiging al op 23 juni 2025 is verleend. Daarmee staat vast, aldus de raadsman, dat de termijn van twee weken waarbinnen de tenuitvoerlegging van de machtiging op grond van artikel 8:1 lid 1 van de Wvggz had moeten aanvangen, ruimschoots is overschreden, zodat de machtiging geacht moet worden niet meer te bestaan. Een zorgmachtiging die niet meer bestaat, kan ook niet worden gewijzigd.
2.5. De rechtbank gaat niet mee in het verweer en overweegt als volgt.
2.5.1. Aan de overschrijding van de twee weken termijn als bedoeld in artikel 8:1 lid 1 Wvggz is in de Wvggz niet de sanctie verbonden dat een zorgmachtiging komt te vervallen. Alhoewel de bedoeling van de wetgever is geweest dat zo spoedig mogelijk zorg dient te worden verleend (Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, p. 126), bepaalt de Wvggz, anders dan de Wet zorg en dwang en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, niet dat een zorgmachtiging komt te vervallen als de machtiging niet binnen twee weken feitelijk ten uitvoer is gelegd.
2.5.2. Bovendien is de zorgmachtiging naar het oordeel van de rechtbank wel binnen de termijn van artikel 8:1 lid 1 Wvggz ten uitvoer gelegd. In artikel 1:1 sub s Wvggz staat namelijk dat tenuitvoerlegging het volgende inhoudt: ‘er voor zorg dragen dat de zorgaanbieder kan beginnen met de uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging’. In de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2015/16, 32 399, nr. 25, p. 95) wordt tenuitvoerlegging als volgt toegelicht: ‘Wat betreft de verantwoordelijkheid voor het feitelijk in gang zetten van de zorgverlening aan de betrokkene dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de tenuitvoerlegging en de uitvoering van de zorgmachtiging. De geneesheer-directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorgmachtiging. De tenuitvoerlegging is bij het openbaar ministerie belegd. Deze tenuitvoerlegging houdt in dat het openbaar ministerie een afschrift van de zorgmachtiging doet toekomen aan de in die zorgmachtiging opgenomen zorgaanbieder. Daarmee is de officier van justitie eindverantwoordelijke voor het proces en is de geneesheer-directeur eindverantwoordelijk voor de zorginhoud.’ Door middel van het, in de praktijk gebruikelijke, doen van de mondelinge uitspraak direct in aansluiting op de mondelinge behandeling, het direct daarop volgend verstrekken van een kennisgeving mondelinge uitspraak en/of het verzenden van een beschikking van de rechtbank, heeft de zorgaanbieder kennis genomen van de beslissing van de rechter en is hij in staat gesteld om te beginnen met het verlenen van zorg. In dit geval is de zorgmachtiging op 30 juni 2025 op schrift gesteld en op grond van art. 6:4 lid 7 sub h Wvggz aan onder meer de zorgaanbieder verzonden.
2.5.3. Concluderend is de zorgmachtiging van 23 juni 2025 dan ook niet komen te vervallen, zodat een aanvulling op de daarin opgenomen zorgvormen kan worden verzocht.
2.6. Gebleken is dat de zorgvorm “insluiten”, die niet is opgenomen in de zorgmachtiging, noodzakelijk is geweest om een crisissituatie af te wenden en dat voorzienbaar is dat een dergelijke situatie zich gedurende de resterende duur van de machtiging nogmaals zou kunnen voordoen. Deze zorgvorm is gebaseerd op de aanvraag van de zorgverantwoordelijke en het advies van de geneesheer-directeur en het gewijzigde zorgplan van 13 augustus 2025. Deze vorm van verplichte zorg is door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. De advocaat stelt dat het insluiten gerelateerd is aan de zorgvorm het opnemen in de accommodatie en dat dit expliciet in de beschikking vermeld moet worden. Omdat de zorgvorm insluiten altijd aan een opname verbonden is, ziet de rechtbank geen aanleiding dat expliciet in deze beschikking te vermelden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het insluiten.
2.7. Betrokkene verzet zich tegen deze aanvullende vorm van verplichte zorg. Uit de medische verklaring blijkt dat het ziektebesef- en inzicht geheel afwezig zijn. Zo zegt hij dat hij niet ziek is en wil hij weg uit de instelling.
2.8. Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde aanvulling van de verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorgvorm rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9. Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1. wijzigt de zorgmachtiging van 23 juni 2025 ten aanzien van [betrokkene] voornoemd, in die zin dat in aanvulling op de bij beschikking van 23 juni 2025 opgenomen vormen van verplichte zorg de volgende maatregel kan worden getroffen:
- het insluiten.
3.2. bepaalt dat deze aanvullende machtiging geldt tot en met 23 december 2025
3.3. wijst af het meer of anders verzochte.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.