Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10635 - Rechtbank Rotterdam - 5 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:106355 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/6266

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),

en

(gemachtigde: [persoon A] ).

Verzoekster verblijft in een zelfstandige woonunit op een opvanglocatie voor ontheemde Oekraïners. Eind 2024 zijn er spanningen ontstaan tussen verzoekster en haar ex-partner, die een paar deuren verderop verbleef, wat vervolgens is geëscaleerd. Het personeel van de opvanglocatie heeft beiden een aanwijzing gegeven om te verplaatsen naar een andere opvangplek. De man heeft hier gehoor aan gegeven en verzoekster niet. Zij wil op haar huidige opvangplek blijven. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het door haar ingediende verzoek om een voorlopige voorziening. Zij blijft immers ook na verplaatsing opvang behouden. Daarnaast is er geen sprake van een evident onrechtmatig besluit. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat er nog steeds sprake is van een gespannen situatie en dat zij er belang bij heeft om verzoekster te verplaatsen naar een andere opvangplek. Het verzoek wordt afgewezen.

Procesverloop

  1. Het college heeft met het besluit van 2 december 2024 besloten om verzoekster tijdelijk te verplaatsen naar een andere opvangplek binnen de opvanglocatie voor ontheemde Oekraïners. Met het bestreden besluit van 12 augustus 2025 op het bezwaar van verzoekster is het college bij dat besluit gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

  2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, I. van Erkel als tolk, de gemachtigde van het college en [persoon B] (namens het college).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?

  1. Verzoekster verblijft in een zelfstandige woonunit op de opvanglocatie voor ontheemde Oekraïners in Vlaardingen. Op 4 november 2024 heeft zij intern melding gemaakt van een incident met een mannelijke bewoner die een paar deuren verder verbleef. Zij heeft ook aangifte gedaan bij de politie. Uit het dossier komt naar voren dat de man niet vervolgd wordt voor het incident vanwege een gebrek aan bewijs. Het locatiemanagement van de opvanglocatie vindt het in het kader van de veiligheid gewenst om zowel verzoekster als de man te verplaatsen naar een andere verblijfplek. De man is vervolgens van een zelfstandige woonunit verplaatst naar een gedeelde woonunit. Het locatiemanagement wil dat verzoekster verplaatst naar een eigen slaapkamer met gedeelde voorzieningen (keuken en badkamer) in een ander gebouw, in de buurt van de beveiliging.

Waar gaat het in deze zaak om?

  1. Het college heeft bepaald dat verzoekster per 19 augustus 2025 moet verplaatsen naar een andere woonplek. Verzoekster is het daar niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in haar zelfstandige woonunit mag blijven verblijven, totdat er op haar beroepschrift is beslist. Verzoekster verblijft daar op dit moment nog steeds.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af

  1. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Waarom wordt het verzoek afgewezen?

6.1. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.

6.2. Verzoekster voert aan dat zij op dit moment een zelfstandige woonunit heeft en dat die schaars zijn. Volgens verzoekster zal zij haar huidige plek daarom definitief kwijtraken als zij moet verplaatsen naar een andere kamer. De voorzieningenrechter vindt dat dit een onvoldoende spoedeisend belang oplevert. Verzoekster blijft namelijk gewoon opvang behouden, alleen in een andere unit. Daarnaast heeft het college toegelicht dat in het komende jaar grote veranderingen gaan plaatsvinden ten aanzien van de opvanglocatie, in verband met de komst van een waterzuiveringsinstallatie op die plek. Volgens het college zullen tussen de 250 en 300 ontheemden de opvanglocatie moeten verlaten en ergens anders worden opgevangen. Wie er verplaatst gaan worden, zal via een loting worden bepaald. Er is dus geen zekerheid dat verzoekster op de langere termijn op deze locatie kan verblijven.

7.1. De voorzieningenrechter kan alsnog een voorlopige voorziening treffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarvan is echter niet gebleken.

7.2. Het college is verantwoordelijk voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne.[1] Er is een groot tekort aan opvangplekken, zodat het college de beschikbare plekken zo optimaal mogelijk moet benutten. Het college stelt voor elke opvanglocatie leefregels (huisregels) op waar de bewoners zich aan moeten houden. Zo zorgt het college ervoor dat de opvanglocatie voor iedereen een veilige en leefbare omgeving is.

7.3. Een ontheemde dient de aanwijzingen van het personeel van de opvangvoorziening op te volgen.[2] Als de ontheemde ernstig inbreuk maakt op deze verplichting, dan is het college bevoegd om het verstrekte onderdak in te trekken.[3] Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om een ontheemde naar een andere voorziening binnen de gemeente over te plaatsen indien dit in het belang van de openbare orde of de veiligheid van andere ontheemden noodzakelijk wordt geacht.[4]

7.4. Volgens verzoekster heeft de mannelijke bewoner (haar ex-partner) haar aangerand, bedreigd en meerdere malen proberen te wurgen. De man heeft één nacht in een cel doorgebracht en is daarna weer vrijgelaten wegens een gebrek aan bewijs. Verzoekster is bang voor hem en vindt dat hij moet worden overgeplaatst. De man is boos op verzoekster, omdat hij stelt dat zij heeft gelogen over wat er is gebeurd. In november 2024 woonden zij in hetzelfde gebouw en op dezelfde etage. Het locatiemanagement heeft verzoekster en de man destijds een aanwijzing gegeven om naar een andere verblijfplek te gaan. De voorzieningenrechter vindt dat het locatiemanagement vanwege de spanningen tussen verzoekster en de man deze aanwijzing heeft kunnen geven in het belang van de openbare orde en veiligheid binnen de opvanglocatie.

De man heeft de aanwijzing van het locatiemanagement opgevolgd en verzoekster niet. Volgens het college vindt de man dit niet eerlijk, omdat hij hierdoor het gevoel heeft dat hij als dader wordt gezien. Ondanks dat er inmiddels ruim negen maanden zijn verstreken, stelt het college dat het gedrag van de man door deze situatie nog steeds onrustig is. Hij ontvangt waarschuwingen en er zijn zorgen over zijn agressieve uitingen.[5] Verzoekster heeft dit niet weersproken. Het college heeft daarom voldoende aannemelijk gemaakt dat er nog steeds sprake is van een gespannen situatie die van invloed is op de openbare orde en veiligheid binnen de opvanglocatie. De voorzieningenrechter vindt dat het college daarom het besluit mocht nemen om verzoekster te verplaatsen.

7.5. Het college heeft daarbij in voldoende mate rekening gehouden met de belangen van verzoekster. Het college heeft gekozen voor een verblijfplek in een unit, waarbij de beveiliging toezicht heeft op de toegangsdeur van het gebouw. Daarnaast heeft verzoekster een zelfstandige slaapkamer gekregen, omdat zij had aangegeven dat zij vanwege haar psychische toestand behoefte heeft aan een eigen plek waarin ze zich kan terugtrekken. Verzoekster heeft kort voor de zitting een consultatierapport overgelegd van een psycholoog, waarin onder meer staat dat verzoekster angst heeft voor een verblijf in de nabijheid van ‘gevaarlijke mannen’. Verzoekster heeft tijdens de zitting aangegeven dat er op de nieuwe locatie twee voor haar onbekende mannen zouden wonen. Volgens het college is dit onjuist, en verblijven op de nieuwe locatie alleen vrouwen.

Verzoekster heeft ook nog aangevoerd dat zij angst en stress krijgt van nieuwe locaties en nieuwe mensen, en dat zij steun ervaart van haar huidige buren, omdat zij daar al drie jaar woont. Volgens het college is de nieuwe plek slechts op één minuut afstand verwijderd van haar huidige locatie. Gelet op deze geringe afstand moet verzoekster in staat worden geacht om contact te onderhouden met haar huidige buren.

Conclusie en gevolgen

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster haar huidige verblijfplek zal moeten verlaten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne.

Artikel 6, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (Regeling).

Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling.

Artikel 9, eerste lid, van de Regeling.

Zie het advies van de Commissie bezwaarschriften, pagina 4.


Voetnoten

Artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne.

Artikel 6, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (Regeling).

Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling.

Artikel 9, eerste lid, van de Regeling.

Zie het advies van de Commissie bezwaarschriften, pagina 4.