Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10634 - Rechtbank Rotterdam - 5 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:106345 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/6264
(gemachtigde: mr. A. el Idrissi),
en
(gemachtigde: mr. S. Ercan).
Het college heeft de kostendelersnorm toegepast op verzoekers bijstandsuitkering, omdat hij een woning deelt met iemand met wie hij de kosten kan delen. Volgens verzoeker is er sprake van commerciële huur. Verzoeker heeft dit echter niet aangetoond met een schriftelijke huurovereenkomst en betalingsbewijzen. Het college heeft de kostendelersnorm terecht toegepast. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Procesverloop

  1. Met het besluit van 14 mei 2025 heeft het college verzoekers bijstandsuitkering herzien vanaf 16 april 2025. Met het bestreden besluit van 7 augustus 2025 op het bezwaar van verzoeker is het college bij dat besluit gebleven. De gemachtigde van verzoeker heeft op 14 augustus 2025 (nogmaals) bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 mei 2025. Het college heeft dit bezwaarschrift als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank. Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
  1. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
  1. Verzoeker ontving een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Op 16 april 2025 is verzoeker verhuisd naar een andere woning. Hij huurt een kamer van een kennis, die ook in de woning woont. Het college heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar verzoekers recht op bijstand.
Waar gaat het in deze zaak om?
  1. Het college heeft verzoekers bijstandsuitkering vanaf 16 april 2025 gewijzigd. Volgens het college valt verzoeker vanaf die datum onder de kostendelersnorm, omdat hij een woning deelt met iemand met wie hij de kosten kan delen. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij weer een bijstandsuitkering krijgt naar de norm voor een alleenstaande, zonder toepassing van de kostendelersnorm.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
  1. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er een spoedeisend belang?
  1. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar - of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
  1. Verzoeker ontvangt met de kostendelersnorm ongeveer € 400, - minder dan de norm voor een alleenstaande. Verzoeker verklaart dat hij geen kosten deelt met de hoofdbewoner, omdat zij allebei hun eigen leven leiden. Dit zou betekenen dat verzoeker wel de kosten heeft van een alleenstaande, maar niet de daarbij behorende uitkering ontvangt. De voorzieningenrechter begrijpt dat, als ervan wordt uitgegaan dat verzoeker inderdaad geen kosten deelt, het dan voor verzoeker lastig wordt om rond te komen. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Waarom wordt het verzoek afgewezen?
  1. De kostendelersnorm houdt rekening met de voordelen van het delen van de kosten binnen een huishouden. Er zijn enkele situaties waarin er geen sprake is van kostendelers. Eén van deze situaties is als er sprake is van een schriftelijke huurovereenkomst met een commerciële huurprijs.[1] Verzoeker moet dit dan wel aantonen met de huurovereenkomst en betalingsbewijzen (zoals bankoverschrijvingen of kwitanties in geval van contante betalingen).[2] Verzoeker heeft geen schriftelijke huurovereenkomst of betalingsbewijzen overgelegd. Dit betekent dat het college de kostendelersnorm terecht heeft toegepast.[3] Het toepassen van de kostendelersnorm is namelijk dwingend recht en het college heeft geen ruimte om af te wijken van de kostendelersnorm of die buiten toepassing te laten.

Conclusie en gevolgen

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college de kostendelersnorm mag blijven toepassen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Artikel 19a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet.
Artikel 19a, tweede lid, van de Participatiewet.
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 5 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2355 en 3 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1314. - - - ## Voetnoten
Artikel 19a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet.
Artikel 19a, tweede lid, van de Participatiewet.
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 5 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2355 en 3 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1314.