Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10348 - Rechtbank Rotterdam - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1034818 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team familie

Zaaknummer / rekestnummer: C/10/700197 / FA RK 25-4017

Beschikking van 18 augustus 2025 over de omgangsregeling en artikel 223 Rv

in de zaak van:

[de tante], hierna: de tante, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. V.K.S. Deetman te Dordrecht,

t e g e n

[de moeder], hierna: de moeder, wonende te [plaats 1] , advocaat mr. T.P. Monteiro Mendonça te Rotterdam.

Als informant is aangemerkt:

[de vader], hierna: de vader, wonende te [plaats 2] .

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.2. De moeder heeft op 17 juli 2025 schriftelijk bezwaar gemaakt tegen toelating van het bericht met bijlagen van de tante van 16 juli 2025, omdat deze stukken een dag te laat zouden zijn ingediend. De rechtbank heeft aan het begin van de mondelinge behandeling beslist dat dit niet klopt. De stukken zijn op de derde werkdag voor de mondelinge behandeling ingediend. Dat is op tijd. Om die reden neemt de rechtbank de stukken van 16 juli 2025 in behandeling.

1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 juli 2025. Daarbij zijn verschenen:

De vader is niet verschenen. Het is niet gelukt om zijn vervoer te faciliteren, omdat de parketpolitie op de ochtend van de mondelinge behandeling geen gehoor kreeg bij de penitentiaire inrichting. De vader is geen belanghebbende maar informant, omdat hij geen gezag heeft over de minderjarigen. De rechtbank heeft geen vragen. Om die reden is de zaak mondeling behandeld zonder de vader.

1.4. De minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben op 21 juli 2025 met de kinderrechter gesproken.

2 De vaststaande feiten

2.1. De moeder en vader zijn de ouders van de minderjarigen: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] ; [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] .

2.2. De vader heeft de minderjarigen erkend.

2.3. De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag uit over de minderjarigen.

2.4. De tante is de (tweeling)zus van de vader.

3 De beoordeling

3.1. Artikel 223 Rv

Omdat de voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv tegelijkertijd wordt behandeld met de bodemzaak, zal de rechtbank dit verzoek bij gebrek aan belang afwijzen.

3.2. Omgangsregeling

3.2.1. De tante verzoekt een regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) tussen haar en de minderjarigen vast te stellen als volgt:

3.2.2. De moeder voert gemotiveerd verweer.

3.2.3. Uitgangspunt van artikel 1:377a BW is dat een kind recht heeft op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dat betekent dat de rechtbank eerst moet beoordelen of de minderjarigen in een nauwe persoonlijke betrekking tot de tante staan. Dit staat tussen partijen niet vast. Als dat niet zo is, is de tante niet-ontvankelijk in haar verzoek. Als dat wel zo is, dan wordt de zaak inhoudelijk beoordeeld. Deze inhoudelijke beoordeling komt neer op een weging van de belangen van de minderjarigen.

3.2.4. De tante stelt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, omdat zij een zeer betrokken tante is. Ter onderbouwing van haar stelling voert zij de volgende achtergrond en omstandigheden aan. De tante is de tweelingzus van de vader van de minderjarigen. De vader heeft al jaren last van heftige depressies en is verslaafd geraakt aan (hard)drugs. De moeder heeft het moeilijk gehad in haar relatie met de vader en daarna in de begeleiding van de contacten tussen de vader en de minderjarigen. De tante heeft de moeder en de minderjarigen waar mogelijk gesteund. Zo heeft de tante de minderjarigen regelmatig – een keer per maand of vaker – een hele dag mee uit genomen of te logeren gehad om de moeder te ontlasten, heeft zij gesteund en bemiddeld in de relatie tussen de moeder en de vader en heeft zij de omgangsregeling begeleid. De tante heeft de minderjarigen zeker wekelijks één of twee keer of meerdere keren gezien en zorgtaken verricht. Daarnaast heeft de tante op meerdere fronten in het leven van de minderjarigen een belangrijke rol gespeeld. De tante is bijvoorbeeld contactpersoon geweest voor school als de moeder niet bereikbaar was, zij is aanwezig geweest bij zwemles of diplomazwemmen en zij heeft in het gezagsregister als voogd geregistreerd gestaan in het geval van overlijden van de moeder. Verder heeft de tante de moeder en de minderjarigen financieel ondersteund door bepaalde spullen te kopen en rekeningen te betalen en heeft zij in haar testament goederen gelegateerd aan de minderjarigen. Dat het contact tussen de tante en de minderjarigen is gestopt, is volgens de tante gerelateerd aan een ontwikkeling die de moeder heeft doorgemaakt waardoor zij veranderd is.

3.2.5. De moeder erkent dat de tante tot op zekere hoogte een zeer betrokken en leuke tante is geweest, maar betwist de gestelde nauwe persoonlijke betrekking. Haar betwisting is tweeledig. De ene kant daarvan is dat de moeder, het door de tante geschetste beeld dat de zij voor de opvoeding van de minderjarigen en haar financiën afhankelijk was van hulp (van de tante), betwist en nuanceert. De moeder voert daartoe aan dat zij de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen zelf heeft geregeld en begeleid voor zover dat vanuit de afkickkliniek mogelijk was. De minderjarigen hebben volgens de moeder hooguit een keer of zes bij de tante gelogeerd. De tante heeft de minderjarigen weleens vrijwillig zelf iets toegestopt, maar de door de tante gestelde financiële ondersteuning kan de moeder niet plaatsen. De moeder heeft wel een tijd in de bijstand gezeten, maar vervolgens op eigen kracht een opleiding gehaald en een eigen bedrijf gestart. De tante staat inmiddels ook niet meer geregistreerd als voogd na overlijden. De andere kant van de betwisting door de moeder van de gestelde nauwe persoonlijke betrekking, houdt in dat zij aanvoert dat zij de aanwezigheid van de tante in haar huis en leven gaandeweg steeds meer is gaan ervaren als geforceerd en opgedrongen. Waar de tante in eerste instantie zo nu en dan activiteiten met de minderjarigen heeft ondernomen en hier en daar betrokken wilde zijn in hun leven, werd dat met de tijd steeds meer: zoveel dat het de moeder ging beklemmen omdat de tante het haar ging verwijten als zij ergens niet bij was betrokken. Gastvrijheid is in de cultuur van de moeder een groot goed zo stelt zij, waardoor ze lange tijd ruimte is blijven maken voor de bezoekjes en uitnodigingen van de tante. Op enig moment begon het gedrag van de tante rondom (de opvoeding van) de minderjarigen haar zo tegen te staan, dat zij de tante hierop heeft aangesproken en de verstandhouding is verslechterd.

3.2.6. De rechtbank betrekt bij de beoordeling of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking de uitspraak van het hof Amsterdam van 3 april 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:1085). Uit onder andere die uitspraak leidt de rechtbank af dat voor een nauwe persoonlijke betrekking de contacten tussen de tante en de minderjarigen verder moeten zijn gegaan dan de gebruikelijke, in het dagelijks verkeer plaatsvindende, familiecontacten tussen een tante en haar neefjes/nichtjes. Voldoende zou kunnen zijn als de tante een substantieel deel van de verzorging van de minderjarigen voor haar rekening heeft genomen en/of dat sprake was van een structurele langdurige oppasregeling. Uit dezelfde uitspraak blijkt dat (nog) hoge(re) eisen worden gesteld aan het vaststellen van een betrekking die een belangrijk deel uitmaakt van de identiteit en daarmee van het ‘private life’ van de tante.

3.2.7. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank wel komen vast te staan dat de tante tijd, geld en energie heeft gestoken in de minderjarigen. De tante is regelmatig bij de vrouw en de minderjarigen langs geweest, soms meerdere keren per week, zij heeft leuke uitstapjes met de minderjarigen gemaakt, cadeautjes voor hen gekocht, wel eens opgepast en er hebben logeerpartijtjes bij de tante plaatsgevonden. Voor het overige is niet gebleken van een veelvuldig of langdurig verblijf van de minderjarigen bij de tante of dat de tante meer dan gebruikelijke zorgtaken heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de contacten tussen de tante en de minderjarigen niet anders geweest dan de gebruikelijke, in het dagelijks verkeer plaatsvindende, familiecontacten tussen een (betrokken) tante en haar neefjes/nichtjes. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat de tante de tweelingzus is van de vader, die niet in het leven van de minderjarigen is betrokken en de culturele achtergrond van partijen zoals door de moeder geschetst. De rechtbank acht het onder die omstandigheden begrijpelijk dat er veelvuldig contact was maar dat betekent niet dat het meer was dan de gebruikelijke familiecontacten in deze familie. De rechtbank is in algemene zin van oordeel dat een nauwe persoonlijke betrekking niet tot stand kan komen in een situatie dat iemand veelvuldig contact wil en de ander uit beleefdheid dat toestaat en dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op een nauwe persoonlijke betrekking als beloning voor vrijgevigheid.

3.2.8. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de tante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de minderjarigen. Dat betekent dat de rechtbank de tante niet ontvankelijk verklaart in haar verzoek en niet toekomt aan de beoordeling van de inhoud.

3.3. [minderjarige 1]

3.3.1. Omdat [minderjarige 1] tijdens het kindgesprek heeft aangegeven dat zij graag een brief van de kinderrechter wil ontvangen over de beslissing, stuurt de rechtbank haar onderstaande brief. Deze brief zal ongeveer een week na de datum van deze beschikking naar haar woonadres worden gestuurd.

Beste [minderjarige 1] ,

Wij hebben op 21 juli 2025 met elkaar gepraat op de rechtbank in Dordrecht, in die kamer met het lammetje op de muur. Zoals afgesproken stuur ik je hierbij een brief over de beslissing en ook over waarom. Ik heb beslist dat je geen contact met [de tante] moet hebben. Het mag wel, als jij dat wilt maar het moet niet bijvoorbeeld elke week. Ik kan alleen beslissen dat je moet, ook als je niet zou willen, als je met jouw tante zo’n bijzondere band hebt, dat zij méér is dan een ‘gewone’ tante. Bijvoorbeeld als je altijd op vrijdag uit school door haar werd opgehaald en dan tot zaterdagavond bij haar bleef of als zij een soort tweede moeder was.

Jij en [minderjarige 2] hebben je tante wel veel gezien en veel met elkaar gedaan. Maar niet zóveel dat jullie een specialere band hebben met jullie tante dan andere kinderen met hun tante kunnen hebben.

Ik wens je een fijne vakantie verder en veel succes daarna in groep 6!

Met vriendelijke groet,

de kinderrechter

3.4. Proceskosten

3.4.1. Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4 De beslissing

De rechtbank:

4.1. wijst het verzoek op grond van artikel 223 Rv af;

4.2. verklaart de tante niet ontvankelijk in haar verzoek in de bodemzaak;

4.3. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat. Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.