Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10295 - Rechtbank Rotterdam - 28 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1029528 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 24/9475

(gemachtigde: mr. C. Bozbiyik)

en

(gemachtigde: mr. W. Smith).

De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV terecht de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres heeft beëindigd, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, en terecht de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft geweigerd, omdat eiseres de zogeheten wachttijd niet heeft volgemaakt.

Procesverloop

Met het besluit van 12 juli 2023 (het primaire besluit I) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres per 13 augustus 2023 beëindigd, omdat eiseres op 25 mei 2023 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

Met het besluit van 31 juli 2023 (het primaire besluit II) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering met ingang van 25 oktober 2023 afgewezen, omdat de ZW-uitkering van eiseres voor het einde van de wachttijd van 104 weken is beëindigd.

Met het besluit van 3 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Eiseres heeft op 25 juli 2025 aanvullende gronden ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

  1. Eiseres, laatstelijk werkzaam geweest als pedagogisch medewerker voor 24 uur per week, heeft zich, terwijl zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidwet op 27 oktober 2021 ziek gemeld. Aan eiseres is een ZW-uitkering toegekend. Eiseres heeft op 6 juli 2023 een WIA-uitkering aangevraagd.

1.1. In het kader van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres ongeschikt te achten is voor haar eigen werk en dat zij verminderde functionele mogelijkheden heeft. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 mei 2023, geldig per die datum. Hierin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en dynamische handelingen. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres een drietal functies geselecteerd, te weten: assemblagemedewerker (SBC-code 267041), archiefmedewerker (SBC-code 315132) en administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133). Daarnaast zijn nog een tweetal extra functies geselecteerd: administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030). Op basis van de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie genoemde functies) is eiseres volgens de arbeidsdeskundige in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, te weten 85,48%.

1.2. Met het primaire besluit I heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres per 13 augustus 2023 beëindigd, omdat eiseres op 25 mei 2023 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Met het primaire besluit II van 31 juli 2023 is de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.

1.3. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 11 september 2024 overwogen dat de FML enige wijzigingen behoeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat de primaire verzekeringsarts ten onrechte psychische beperkingen in de FML heeft opgenomen en ziet aanleiding de psychische beperkingen uit de FML te verwijderen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarnaast aanleiding om beperkingen met betrekking tot veelvuldige knijpkracht en schroefbewegingen toe te voegen aan de FML, evenals beperkingen ten aanzien van lichamelijk zwaar werk. De arbeidsdeskundige in bezwaar en beroep heeft vervolgens in de rapportage van 26 september 2024, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen als verwoord in de aangepaste FML, geconcludeerd dat alle primair geselecteerde functies nog steeds passend zijn. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt van eiseres

  1. In beroep voert eiseres aan dat de verzekeringsartsen haar klachten en beperkingen, zoals die volgen uit de informatie van de behandelend sector, hebben onderschat. Zij heeft lichamelijke en psychische klachten die haar belastbaarheid beïnvloeden en haar beperken in haar functioneren. Zij ondergaat veel onderzoeken in verband met haar klachten, waaraan onvoldoende gewicht is toegekend. Gegeven haar vermoeidheidsklachten en inspanningsbeperkingen is er ten onrechte geen urenbeperking opgenomen in de FML. Volgens eiseres is de arbeidsdeskundige in bezwaar er ten onrechte van uitgegaan dat zij meer dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij arbeidsongeschikt werd zou kunnen verdienen. Gezien de aard en ernst van haar klachten en beperkingen, is eiseres niet in staat om de werkzaamheden van deze functies duurzaam en effectief uit te voeren. De combinatie van rug- en nekklachten, fibromyalgie, carpaletunnelsyndroom, de ziekte van Tietze en psychische klachten maakt het onmogelijk voor haar om aan de fysieke en cognitieve vereisten van deze functies te voldoen, zelfs niet met aanpassingen of begeleiding. Tot slot stelt eiseres dat de WIA-aanvraag ten onrechte is afgewezen, omdat zij op basis van haar klachten en beperkingen een vervroegde WIA-aanvraag kon indienen.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  1. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld, indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.

Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.

Op grond van artikel 23, eerste lid, van de WIA geldt voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet voor hem een wachttijd van 104 weken.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is vanaf 13 augustus 2023 met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of het UWV de aanvraag om de WIA-uitkering terecht heeft afgewezen.

4.1. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op anamnese, eigen onderzoek door de verzekeringsarts, het gestelde in het bezwaarschrift en op de hoorzitting van 6 augustus 2024, met aansluitend een medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, alsmede op medische informatie afkomstig van de behandelend sector. Het onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.

4.2. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat alle medisch objectiveerbare beperkingen in de FML zijn opgenomen en dat deze beperkingen voortvloeien uit de bij eiseres aanwezige medische stoornissen. De lichamelijke klachten van eiseres waren bekend en zijn betrokken in de beoordeling. Uit de medische rapportage van 11 september 2024 volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend was met het feit dat eiseres lijdt aan fibromyalgie en carpaaltunnelsyndroom (beiderzijds), waarvoor beperkingen zijn opgenomen in de FML. Uit de brief van de neuroloog van 27 augustus 2024 blijkt dat er nek- en rugklachten als tendoyogeen worden geduid, zonder aanwijzingen voor een cervicaal of radiculair syndroom. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat op basis van deze onderzoeksbevindingen er geen aanleiding is gezien om beperkingen aan te nemen ten aanzien van nek- en rugbelastend werk. Het Syndroom van Tietze is niet medisch geobjectiveerd bij eiseres. Daarnaast geldt dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)[1] een diagnose niet doorslaggevend is bij de vraag of sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar dat het gaat om te objectiveren beperkingen voor het verrichten van arbeid. Daarbij merkt de rechtbank tevens op dat volgens vaste rechtspraak de subjectieve beleving van een betrokkene van zijn klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de opstelling van de FML met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De psychische klachten zijn niet medisch objectiveerbaar bij eiseres, nu deze door de verzekeringsarts bezwaar en beroep met uitgebreide toelichting in het rapport in de FML niet meer zijn opgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens gemotiveerd toegelicht dat eiseres niet voldoet aan de criteria zoals verwoord in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Op basis van deze standaard kan een urenbeperking gesteld worden wanneer sprake is van een energetische reden (bijvoorbeeld op basis van een aangetoonde verminderde hart- of longfunctie, of ernstig invaliderende systeemaandoeningen), op basis van beschikbaarheid (bijvoorbeeld dagtherapie) of om een preventieve reden (bijvoorbeeld om recidief psychose als gevolg van overbelasting te voorkomen). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat in geval van eiseres geen sprake is van deze indicatiegebieden en dat voor een urenbeperking geen aanleiding bestaat. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan de juistheid van die medische vaststelling te twijfelen.

4.3. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet verder geen grond voor het oordeel van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiseres over benutbare mogelijkheden beschikt onjuist is. Dat het langdurig zitten een beperking zou zijn voor eiseres blijkt niet uit de opgenomen beperkingen in de FML. Dit geldt ook voor de beperking die eiseres stelt te hebben voor motorische en repetitieve handelingen en voor de psychische beperkingen. Eiseres wordt dus geacht de genoemde functies te kunnen uitoefenen, aangezien deze binnen haar belastbaarheid vallen. Wat betreft de beperking voor het staan tijdens het werk en het tillen is hiervoor een lichte beperking in de FML opgenomen, waarmee rekening is gehouden door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en welke niet in de geselecteerde functies overschreden wordt. Met de fysieke belastbaarheid is eveneens rekening gehouden door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.

4.4. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Het UWV heeft dus terecht met ingang van 13 augustus 2023 eiseres in staat geacht tot het verrichten van de maatgevende arbeid. Het UWV heeft dan ook terecht de ZW-uitkering van eiseres beëindigd.

4.5. Gelet op het voorgaande heeft het UWV eveneens terecht bepaald dat eiseres niet aan de vereiste wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid voldoet, zodat zij op grond van het gestelde in artikel 23, eerste lid van de Wet WIA, niet voor een WIA-uitkering in aanmerking komt. Uit voorgaande volgt reeds dat van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid bij eiseres geen sprake was, zodat haar niet beargumenteerde betoog dat zij een vervroegde WIA-aanvraag kon doen, geen doel kan treffen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 13 augustus 2023 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering en dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij niet aan de vereiste wachttijd voldoet. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2961.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2961.