ECLI:NL:RBROT:2025:10147 - Rechtbank Rotterdam - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5176
en
(gemachtigde: mr. A. Zonneveld).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Rotterdamse Electrische Tram N.V. uit Rotterdam (de RET) (gemachtigde: R.W.W. Geurtsen).
- Deze uitspraak gaat over het door het college genomen ‘Verkeersbesluit HOV-verbinding Rotterdam CS en Zuidplein, aansluiting op buslijn 32 en medegebruik noordzijde Maastunnel’ (het verkeersbesluit). Eiser is het niet eens met het verkeersbesluit. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen. De rechtbank ziet in de door eiser aangedragen punten geen aanleiding om te oordelen dat hij onevenredig is benadeeld door het verkeersbesluit. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond.
Procesverloop
- Met het besluit van 15 december 2023 heeft het college het ‘Verkeersbesluit HOV-verbinding Rotterdam CS en Zuidplein, aansluiting op buslijn 32 en medegebruik noordzijde Maastunnel’ bekendgemaakt.
2.1. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Met de uitspraak van 1 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiser afgewezen (ROT 24/1037).
2.2. Met het bestreden besluit van 9 april 2024 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 7 oktober 2024 en 21 en 23 februari 2025 beroepsgronden en/of stukken ingediend.
2.4. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, [persoon A] namens het college en de gemachtigde van de RET. Het onderzoek is op de zitting aangehouden om het college in de gelegenheid te stellen te reageren op de aanvullende gronden en stukken van eiser.
2.6. Het college heeft op 2 april 2025 en 14 mei 2025 een nadere reactie ingediend, waar eiser achtereenvolgens op 21 april 2025 en 1 juni 2025 op heeft gereageerd.
2.7. Nadat geen van de partijen desgevraagd heeft aangegeven een nadere zitting te willen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en partijen meegedeeld uitspraak te zullen doen. Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
-
De gemeente Rotterdam heeft, in samenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en de RET, besloten dat er een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)-busverbinding komt tussen de hoofdstations Rotterdam Centraal en Zuidplein. De HOV-bus zal (in beginsel) acht keer per uur gaan rijden over een gemarkeerde busbaan op het traject Rotterdam Centraal – Weena – Henegouwerlaan – [straat 2] – Maastunnel – Dorpsweg – Wielewaalstraat – Carnissesingel – Zuidplein (de Maastunnelcorridor), in beide richtingen. De HOV-bus gaat de huidige buslijn 44 vervangen. Deze route is voorgesteld door de RET op 26 mei 2023 in het kader van de vervoerkundige voorstellen van het jaar 2024 (Vervoersplan 2024). Het voorstel van de RET voor het jaar 2024 betrof ook een wijziging van de route van buslijn 32, als gevolg van de wijziging in buslijn 44. De wijziging in buslijn 32 dient ertoe de overstapmogelijkheden binnen het openbaar vervoernetwerk rondom het Erasmus MC te verbeteren. In het voorstel staat dat buslijn 32 via de OV-knoop Dijkzigt gaat rijden. De nieuwe route is: Mathenesserlaan – [straat 2] – [straat 1] – Wytemaweg – Eendrachtsplein. Door de wijziging loopt buslijn 32 over de parallelbaan langs het [wooncomplex] , waar eiser woont. De MRDH heeft het voorstel van de RET (Vervoersplan 2024) op 20 september 2023 geaccepteerd.
-
Met het verkeersbesluit wordt de feitelijke uitvoering van de wijzigingen in de busverbindingen mogelijk gemaakt. In het bestreden besluit is de nieuwe HOV-verbinding vastgelegd. Daarnaast wordt in het bestreden besluit onder meer aangekondigd en vastgelegd dat in verband met een goede aansluiting van de HOV-verbinding op buslijn 32 en metrostation Dijkzicht bushaltes aan de oostzijde van het kruispunt [straat 1] en [straat 2] (het kruispunt) zullen worden gerealiseerd. Het college overweegt in het bestreden besluit verder dat de maatregelen uit het verkeersbesluit onder andere strekken tot: het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen door het milieu bedoeld in de Wet milieubeheer en het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik. De nadelige gevolgen van het verkeersbesluit zijn volgens het college niet onevenredig in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen verkeersbelangen.
Standpunt eiser
- Eiser betoogt dat het college het verkeersbesluit niet in redelijkheid heeft mogen nemen. Hij voert daartoe aan dat de veranderingen aan het kruispunt hebben geleid tot een toename van geluidsoverlast en drukte. Er is veel stilstaand verkeer waardoor de luchtkwaliteit is verslechterd. Daarnaast is bij de vaststelling van het verkeersbesluit onvoldoende rekening gehouden met de verkeersveiligheid. Het is onvoldoende duidelijk of de politie volledig geïnformeerd is geweest over de wijziging van de route van buslijn 32. Ook zijn er zorgen over schade aan de constructie van het wooncomplex waar eiser woont als gevolg van trillingen. Door het verkeersbesluit wordt ook het plan voor de dubbele fietsstraat op de [straat 2] onhaalbaar, is de parkeerdruk toegenomen als gevolg van het opheffen van een aantal parkeerplaatsen en is de buslijn door de wijziging van de route niet langer verknoopt met tram 4. Het college heeft alternatieve opties, zoals het handhaven van de eerdere route met een lus rond het Erasmus MC, niet onderzocht. Verder heeft het college eiser en de buurtbewoners onvoldoende betrokken bij de totstandkoming van het verkeersbesluit.
Toetsingskader
- Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994), kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Het derde lid van dit artikel bepaalt – voor zover voor deze zaak van belang – dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik.
-
Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
-
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)
[1] , komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst niet alsof hij zelf het besluit moet nemen, maar toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Heeft het college in redelijkheid het verkeersbesluit mogen nemen?
- De rechtbank beoordeelt, zoals hierboven uiteengezet, of het college in redelijkheid het verkeersbesluit heeft mogen nemen. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college dit heeft mogen doen. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de door eiser ingediende beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toename van geluidsoverlast, drukte en verslechtering luchtkwaliteit 10.
10.1. Eiser heeft op de zitting verklaard de cijfers van het college over de (beperkte) toename van de verkeersintensiteit niet langer te betwisten. Echter zorgt de gebiedsontwikkeling op het kruispunt er volgens eiser wel voor dat er veel stilstaand verkeer is. Hierdoor neemt de luchtkwaliteit af. De luchtkwaliteit is mede slecht omdat de RET met dieselbussen rijdt. Daarnaast claxonneren de bussen wanneer de busbaan geblokkeerd is. Dit is het gevolg van het niet correct uitvoeren van de belijning op het kruispunt en het ontbreken van de in het verkeersbesluit opgenomen handhaving door middel van ANPR camera’s (automatische kentekenplaatherkenning). Eiser vraagt aan de rechtbank om aan de RET een verbod om te claxonneren op het kruispunt op te leggen en een last onder dwangsom ter handhaving daarvan en de RET te verplichten om de dienstregeling met elektrische bussen uit te voeren.
10.2. Op de zitting is besproken dat de rechtbank in deze procedure alleen beoordeelt of het college het verkeersbesluit in redelijkheid kon nemen. Als punten uit het verkeersbesluit niet (juist) zijn uitgevoerd waardoor eiser overlast ervaart, kan eiser dit aan de orde stellen bij het college en zo nodig een verzoek om handhaving indienen. Voor het opleggen van nadere verplichtingen aan de RET over de wijze van uitvoering van de dienstregeling is in deze procedure geen plaats. Ook verder ziet de rechtbank op het punt van de toename van overlast en drukte niet dat eiser onevenredig wordt benadeeld als gevolg van de verkeersmaatregelen uit het verkeersbesluit. Het college heeft gemotiveerd aangegeven dat de verkeersintensiteit hooguit met 2,4% zal toenemen. Deze toename, die eiser niet langer betwist, acht de rechtbank niet zodanig hoog dat het college op basis van deze verwachte toename het verkeersbesluit niet had mogen nemen.
Verkeersveiligheid en het advies van de politie
- Het college heeft naar voren gebracht dat aan de politie het ontwerp voor het project HOV Maastunnel is voorgelegd en dat de politie positief heeft geadviseerd op het te nemen verkeersbesluit. Hierbij was de politie op de hoogte van het volledige dossier inclusief toelichting. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat de politie op de hoogte was van de wijziging van de route van buslijn 32. De rechtbank stelt vast dat in het dossier brieven zitten namens de korpschef van de politie, van de vakadviseur verkeer basisteam Delfshaven en de vakadviseur verkeer basisteam Centrum, van 12 en 14 december 2023, waarin staat dat de politie akkoord is gegaan met het voorgenomen verkeersbesluit. De politie overweegt in de brieven onder andere dat de veiligheid op de weg voldoende wordt gegarandeerd door de genomen maatregelen. Bij zijn nadere reactie heeft het college het verslag van het Verkeersoverleg Delfshaven van 21 september 2023 overgelegd, waarin het te nemen verkeersbesluit is besproken en waar een werknemer van Politie Team Verkeer bij aanwezig was. In het verslag is te lezen dat onder andere de maatregelen rondom de nieuwe bushalte voor buslijn 32 op de [straat 2] zijn besproken. Verder blijkt uit het al eerder door het college overgelegde verslag van het Verkeersoverleg Gebied Centrum van 16 oktober 2023 dat expliciet is benoemd dat buslijn 32 een nieuwe route krijgt.
[2] De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de politie op de hoogte moet zijn geweest van de wijziging van de route van buslijn 32 en de wijze waarop het verkeersbesluit daaraan uitvoering geeft. Hoewel in het dossier bijvoorbeeld geen e-mail is opgenomen waaruit blijkt welke stukken naar de politie zijn verstuurd, blijkt uit de verslagen van de Verkeersoverleggen dat de maatregelen van het verkeersbesluit in detail zijn besproken. De stelling van eiser dat de politie niet op de hoogte was van het volledige dossier, kan de rechtbank dus niet volgen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan te nemen dat de politie onvolledig geïnformeerd was en daardoor niet tot de conclusie kon komen dat het verkeersbesluit voldoende de verkeersveiligheid garandeert. Eiser heeft ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat het college vanwege de verkeersveiligheid het verkeersbesluit niet had mogen nemen.
Trillingschade
- De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de uitvoering van het verkeersbesluit dermate veel trillingsschade aan [wooncomplex] zou opleveren dat het college daarom had moeten afzien van het nemen van het verkeersbesluit. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de toename van het aantal trillingen naar aanleiding van de routewijziging van buslijn 32 verwaarloosbaar is omdat [wooncomplex] is gebouwd op betonpalen. Het college verwijst hierbij naar het rapport ‘Trillingsgevoeligheid [wijk] ’ van 5 maart 2015. De grond van eiser dat dit rapport onvoldoende actueel is, kan niet slagen. Het college heeft namelijk naar aanleiding van het te nemen verkeersbesluit het Ingenieursbureau Rotterdam (het Ingenieursbureau) gevraagd om een reactie. Het Ingenieursbureau komt in de brief van 29 februari 2024 gemotiveerd tot de conclusie dat op basis van het eerder in dezelfde wijk uitgevoerde onderzoek het effect van de verkeerstrillingen die ontstaan als gevolg van het verkeersbesluit nihil is. Het latere betoog van eiser dat in de constructie van [wooncomplex] wel degelijk staal aanwezig is wat juist gevoelig is voor trillingen, is door het college in het aanvullend verweerschrift in bezwaar van 20 maart 2024 ontkracht. Hoewel [wooncomplex] inderdaad staal in de constructie heeft, ziet de term ‘fundering op staal’ daar niet op. ‘Fundering op staal’ betekent dat de ondergrond zelfdragend is als fundering. Dit is bij [wooncomplex] niet aan de orde omdat het op (beton)palen is gebouwd. Eiser heeft het rapport van 5 maart 2015, de recente reactie van het Ingenieursbureau en het latere standpunt van het college over de fundering niet gemotiveerd betwist, bijvoorbeeld door een eigen deskundigenrapport in te brengen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het rapport uit 2015 en de latere reacties van het college onvoldoende zorgvuldig zijn opgesteld en dat het college van onjuiste informatie is uitgegaan. Het is dus onvoldoende aannemelijk geworden dat het verkeersbesluit zal leiden tot onaanvaardbare (trilling)schade aan [wooncomplex] , waardoor het verkeersbesluit eiser niet onevenredig benadeelt op dit punt.
Toename parkeerdruk door nieuwe bushalte
- Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in de wijk nog parkeervergunningen beschikbaar zijn, waardoor niet tot de conclusie gekomen kan worden dat de parkeerdruk in de wijk is toegenomen als gevolg van het verkeersbesluit. Eiser heeft dit niet gemotiveerd betwist. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat dit standpunt van het college niet juist is of om te oordelen dat het college de parkeerdruk niet wijkbreed mag beoordelen. De stelling van eiser dat hij in zijn straat vanwege het vervallen van de nabijgelegen parkeervakken en de nabijheid van het Erasmus MC een hogere parkeerdruk ervaart, is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat eiser onevenredig benadeeld is door het vervallen van de parkeervakken.
Dubbele fietsstraten
- Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat nog niet kan worden vastgesteld of de dubbele fietsstraten aan de [straat 2] niet meer mogelijk zijn door het verkeersbesluit. De rechtbank leidt uit wat op de zitting is gezegd af dat het plan van de dubbele fietsstraten nog (recent) in ontwikkeling is (geweest) en dat eiser zich niet langer op het standpunt stelt dat de dubbele fietsstraten onhaalbaar zijn. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom niet verder.
Alternatieve routes voor buslijn 32
- Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de door eiser voorgestelde alternatieve routes voor buslijn 32 zouden leiden tot een langere reis- en rijtijd met een langere afstand, waardoor de exploitatiekosten zouden oplopen. Zoals beschreven in overweging 7 moet de rechtbank beoordelen of het college bij het nemen van het verkeersbesluit niet onredelijk gebruik maakt van de beoordelingsruimte die het toekomt. De beoordeling van de rechtbank gaat daarom niet zo ver dat zij beoordeelt of het college ten onrechte niet voor een alternatief heeft gekozen. De motivering van het college waarom het niet over is gegaan tot een nader onderzoek kan de rechtbank volgen. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat eiser door het niet nader onderzoeken van de alternatieven onevenredig benadeeld is waardoor het verkeersbesluit niet in stand zou kunnen blijven.
Verknoping tramlijn 4
- Voor zover eiser deze beroepsgrond nog handhaaft, overweegt de rechtbank hierover het volgende. Het college heeft gesteld dat in het Vervoersplan 2024 en in het bestreden verkeersbesluit bushaltes zijn opgenomen nabij de tramhaltes van lijn 4 ter hoogte van de [straat 2] . Ook gaat volgens het college tramlijn 4 op termijn vervallen op het traject tussen het Eendrachtsplein en het Marconiplein. De rechtbank ziet gelet op bovenstaande omstandigheden geen reden om aan te nemen dat de beëindiging van de verknoping met tramlijn 4 eiser onevenredig benadeelt.
Informatievoorziening en inspraakmogelijkheden
- Eiser stelt dat de meningen van buurtbewoners onvoldoende serieus zijn genomen bij de besluitvorming. Het was daarnaast voor eiser onvoldoende duidelijk dat in de nieuwe verkeerssituatie buslijn 32 op de parallelbaan op de [straat 2] ging rijden. Het college stelt dat er verschillende bijeenkomsten zijn geweest waarbij de nieuwe verkeerssituatie en het te nemen verkeersbesluit zijn besproken. Uit de stukken maakt de rechtbank op dat er inderdaad meerdere informatiebijeenkomsten zijn geweest, zoals bijvoorbeeld een inloopavond op 11 januari 2024. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te constateren dat het college op dit punt het verkeersbesluit onzorgvuldig heeft voorbereid. Hoewel de rechtbank op basis van de overgelegde stukken constateert dat het tijdens de informatiebijeenkomsten voornamelijk lijkt te zijn gegaan over de HOV-verbinding tussen Rotterdam Centraal en Zuidplein en niet over de gewijzigde route van buslijn 32, maakt dit het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank kan op grond van de stukken en wat eiser naar voren heeft gebracht niet concluderen dat het aan het college te wijten is dat het voor eiser niet duidelijk was dat buslijn 32 over de parallelbaan van de [straat 2] zou gaan rijden. Uit de stukken blijkt dat dit eiser in ieder geval in de bezwaarfase wel duidelijk was, omdat eiser daarvoor toen alternatieve routes heeft aangedragen. De rechtbank overweegt verder dat voor de vraag of het college de buurtbewoners voldoende informatie heeft verschaft en voldoende inspraakmogelijkheden heeft geboden, relevant is dat de wet geen verplichting kent om een participatietraject op te starten. Het college heeft de omwonenden geïnformeerd en de standpunten van eiser en andere omwonenden meegewogen. Daarbij heeft eiser zowel in bezwaar als in beroep zijn standpunt over het verkeersbesluit naar voren kunnen brengen.
[3] Dat het college anders heeft beslist dan door eiser (en andere omwonenden) gewenst, staat het college - binnen de grenzen van de wet - vrij en betekent niet dat het besluitvormingstraject en het besluit onzorgvuldig zijn of dat eiser door de wijze waarop de informatievoorziening en inspraak heeft plaatsgevonden onevenredig is benadeeld.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het verkeersbesluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:190 en 6 augustus 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3700.
Pag. 180.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het college na de zitting heeft aangegeven nogmaals met eiser in gesprek te gaan om over eisers vragen en zorgen te spreken.