Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10007 - Rechtbank Rotterdam - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1000712 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Jeugd

Zaaknummer: C/10/704250 / JE RK 25-1579 Datum uitspraak: 12 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,

over

[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats 1] , advocaat mr. N. Roos uit Rotterdam,

[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats 2] .

1 Het verdere verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • de beschikking van de kinderrechter van 29 juli 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.

1.2. Op 12 augustus 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader;

  • de moeder met haar advocaat;

  • een vertegenwoordiger van de Raad [vertegenwoordiger 1] ;

  • twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 2] en [vertegenwoordiger 3] .

1.3. Met instemming van de advocaat van de moeder heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden zonder aanwezigheid van een tolk in de taal Malinké.

1.4. De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2 De feiten

2.1. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

2.2. [minderjarige] verblijft bij [crisisopvang] .

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 juli 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 29 oktober 2025.

2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 juli 2025 een spoedmachtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken en het verzoek voor het overige aangehouden.

3 Het verzoek

3.1. De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (crisisopvang) te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Op dit moment dient nog te worden beslist over het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing, te weten tot 29 oktober 2025.

3.2. De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad maakt zich grote zorgen om [minderjarige] . Zij verblijft sinds kort bij [crisisopvang] , maar het gaat ook daar niet goed met haar. [minderjarige] is al een aantal keren weggebleven en houdt zich niet aan de regels. Ook zijn er vermoedens van drugsgebruik. De ouders zijn onvoldoende in staat om [minderjarige] te begrenzen. Er dient daarom onderzocht te worden wat er nodig is voor de ouders, [minderjarige] en de andere kinderen uit het gezin. [minderjarige] is aangemeld bij [zorginstelling 1] voor een overbruggingsplek, maar mogelijk dat een (gesloten) plaatsing bij [zorginstelling 2] noodzakelijk is als haar zorgelijke gedrag niet verandert. Daar is haar eigen medewerking voor nodig.

4 De standpunten

4.1. De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Ook de GI maakt zich grote zorgen om het welzijn van [minderjarige] . Het gedrag dat [minderjarige] laat zien is ongrijpbaar. Wellicht is er ook sprake van psychiatrische problematiek. Er moet dan ook goed onderzocht worden waar haar problematiek vandaan komt en welke hulpverlening zij nodig heeft. Het gezin staat aangemeld bij Yulius voor een gezinsopname, maar gelet op het gedrag van [minderjarige] zal dit voor haar ingewikkeld worden. Wel kan dit erg nuttig zijn voor de andere kinderen uit het gezin.

4.2. Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder herkent de zorgen en ziet in dat [minderjarige] hulp nodig heeft. De moeder hoopt wel dat [minderjarige] zo snel mogelijk weer naar huis kan komen, aangezien de band tussen de moeder en [minderjarige] heel hecht is. Zolang [minderjarige] niet thuis kan wonen, hoopt de moeder dat zij op een betere plek kan verblijven dan bij [crisisopvang] . De crisisopvang is niet goed voor haar.

4.3. De vader heeft ingestemd met het verzoek. De vader maakt zich eveneens zorgen om het gedrag van [minderjarige] . Ze slaapt ’s nachts op straat en gaat met de verkeerde vrienden om. Ook het mogelijk drugsgebruik is erg zorgelijk. De vader hoopt dat [minderjarige] zo snel mogelijk de juiste hulpverlening krijgt.

5 De beoordeling

5.1. Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.[1]

5.2. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat alle betrokkenen zich grote zorgen maken om [minderjarige] . [minderjarige] is op 29 juli 2025 met spoed uit huis geplaatst, bij [crisisopvang] , vanwege aanhoudende zorgen om haar gedrag. [minderjarige] loopt regelmatig weg en houdt zich niet aan de regels. Ook is al langere tijd sprake van schoolverzuim. Het lukt de ouders onvoldoende om [minderjarige] te begrenzen en haar structuur te bieden in de thuissituatie. Onduidelijk is echter of het gedrag van [minderjarige] voortkomt uit beperkte opvoedvaardigheden van de ouders, uit de thuissituatie of dat sprake is van individuele en mogelijk psychische/psychiatrische problematiek van [minderjarige] . Het is daarom van belang dat er de komende tijd goed onderzoek gedaan wordt naar de oorzaak van het zorgelijk gedrag van [minderjarige] , zodat helder is waar de hulpverlening op ingezet dient te worden. Eerdere hulpverlening heeft helaas onvoldoende verandering ten positieve voor [minderjarige] teweeg gebracht. Positief is wel dat de ouders de zorgen over [minderjarige] (h)erkennen en dat zij openstaan voor hulpverlening. Gelet op de zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders, de thuissituatie en het toenemende zorgelijke gedrag van [minderjarige] , is het noodzakelijk dat [minderjarige] gedurende het onderzoek van de Raad uit huis geplaatst blijft. Het is aan de GI om er zorg voor te dragen dat [minderjarige] zo spoedig mogelijk op een meer passende plek terecht kan.

5.3. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 29 oktober 2025;

6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.


Voetnoten

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.