Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5864 - Rechtbank Overijssel - 6 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:58646 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 25/689

gemachtigde: mr. L.J.T. Hoksbergen,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), gemachtigde: drs. G.A. Tellinga.

Procesverloop

1.1 Bij besluit van 3 april 2023 heeft het UWV eiser meegedeeld dat hij geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) kan krijgen.

1.2 Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar ingesteld. Bij besluit van 27 december 2023 heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.

1.3 Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 24/1846. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 juni 2024 gegrond verklaard, het besluit van 27 december 2023 vernietigd en het UWV opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.[1]

1.4 Met het bestreden besluit van 8 januari 2025 heeft het UWV eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

1.5 Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.6 De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn vader [naam 1], de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

  1. Eiser heeft het UWV op 10 januari 2023 verzocht hem een Wajong-aanvraag toe te kennen. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hiervoor onder ‘Procesverloop’ is vermeld.

  2. In haar uitspraak van 20 juni 2024 heeft de rechtbank geconcludeerd dat het besluit van 27 december 2023 in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische beoordeling niet juist is en het besluit niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering.

3.1 De rechtbank heeft overwogen dat het UWV bij de zitting heeft gewezen op jurisprudentie van de CRvB[2] waaruit volgt dat de verzekeringsarts bij de beoordeling of sprake is van arbeidsvermogen waarde kan toekennen aan het volgen van opleidingen en werkervaring. Het UWV stelt zich op het standpunt dat uit het opleidings- en arbeidsverleden van eiser blijkt dat hij wel degelijk beschikt over arbeidsvermogen.

3.2 Gelet op eisers toelichting op de zitting heeft de rechtbank het aannemelijk geacht dat eiser vanwege zijn onwetendheid over de Autismespectrumstoornis in het verleden nooit adequaat heeft geageerd op de beperkingen die daaruit voortvloeien. De rechtbank heeft het aannemelijk geacht dat dit zou kunnen hebben geleid tot een autistic burnout en masking van zijn symptomen. De rechtbank heeft hiervoor steun gevonden in wetenschappelijke artikelen.[3]

3.3 De rechtbank heeft in de motivering van het UWV een beoordeling gemist van de vraag of het beeld van eiser zoals volgt uit zijn opleiding- en arbeidsverleden ook daadwerkelijk overeenstemt met eisers beperkingen uit ziekte of gebrek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn oordeel hoofdzakelijk heeft gebaseerd op eisers arbeidsverleden zonder daarbij te betrekken dat eiser niet op de hoogte was van zijn diagnose en dat hij vanwege de gebreken die daaruit voortvloeien steeds over zijn eigen grens is gegaan. In dat kader had de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook in moeten gaan op eisers stelling dat hij vanwege die onevenredige energiebalans niet in staat is om ten minste één uur aaneengesloten te werken en dat hij niet voor ten minste vier uur per dag belastbaar is. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte niet in zijn beschouwing betrokken dat eiser ondersteuning krijgt vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, zodat ook onvoldoende inzichtelijk is gemaakt in hoeverre de door eiser zelf uitgevoerde huishoudelijke taken wijzen op het bestaan van arbeidsvermogen.

Standpunten van partijen

4.1 Het UWV heeft in het bestreden besluit verwezen naar het rapport van 22 oktober 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en het rapport van 2 januari 2025 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank het eerdere medische oordeel bijgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aanvullend overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat arbitrair uit van het per 1 juni 2016 verloren gaan van arbeidsvermogen, zo volgt uit de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiser heeft op 14 februari 2024 een diploma MBO- opleiding Sociaal Cultureel Werk niveau 4 behaald. Daarna volgde eiser geen studie meer. Dat betekent dat de verzekerde periode voor de Wajong eindigt op 14 augustus 2014. Daar 1 juni 2016 buiten de verzekerde periode valt, is er geen recht op een Wajong-uitkering.

4.2 Eiser stelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een onjuist standpunt heeft ingenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 22 oktober 2024 geoordeeld dat eiser geen arbeidsvermogen heeft en dat deze situatie zich voordoet vanaf zijn 18e jaar. Later is dit gewijzigd in het ontbreken van arbeidsvermogen arbitrair per 1 juni 2016. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep treedt in zijn rapport in het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, hetgeen onjuist is.

4.3 Het UWV ziet in het aangevoerde geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen. Daarbij heeft het UWV gewezen op het rapport van 9 april 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hieruit blijkt volgens het UWV dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening blijft dat eiser niet eerder dan vanaf 1 juni 2016 duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.

4.4 Eiser stelt dat het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 9 april 2025 niet juist is en in strijd is met het eerdere standpunt in het rapport van 22 oktober 2024. Zoals eiser eerder heeft toegelicht en de rechtbank eerder heeft erkend, is eiser geboren met autisme en heeft eiser in de loop van zijn leven geworsteld met meekomen in het maatschappelijk verkeer. Eiser stelt dat het UWV de opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 20 juni 2024 niet heeft uitgevoerd. De recente medische rapportage berust niet op een voldoende draagkrachtige motivering.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank moet beoordelen of het UWV terecht de aanvraag van eiser voor de Wajong-uitkering heeft afgewezen. Zij beantwoordt die vraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt.

5.1 De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 22 oktober 2024 vastgesteld dat bij eiser sinds zijn zeventiende/achttiende levensjaar sprake is van chronische vermoeidheid, waarbij nadien de diagnosen ASS-, ADD- en symptomatische symptoomstoornis worden gesteld. Eiser gebruikt voor de ADD medicatie en heeft voor zijn ASS dagbesteding bij een smederij waarbij eiser vanuit de Wmo 2015 eenmaal per twee tot drie weken ambulante ondersteuning krijgt voor administratie, papierwerk en structuur aanhouden. Er is weliswaar conform het Schattingsbesluit geen sprake van volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren, maar na ampele heroverweging acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser toch dermate marginaal belastbaar dat in dit specifieke geval medisch gezien geen arbeidsvermogen aan de orde is. Daar eiser nu 35 jaar is en deze situatie zich vanaf zijn zeventiende/achttiende levensjaar voordoet heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen per/vanaf datum in geding duurzaam is te achten.

5.2 In zijn rapport van 9 april 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat er bij eiser op het zeventiende/achttiende levensjaar sprake is van vermoeidheidsklachten waarvoor er uitsluitend elk halfjaar een controle bij de internist plaatsvindt. Behandelaars zien op dat moment geen aanleiding om verdere diagnostiek en behandeling in te zetten. Pas veel later blijkt dat er sprake is van een autismestoornis waarbij klachten toenemen met een autistic burnout waarvoor pas in 2016 intensieve behandeling wordt ingezet. Daar zijn omgeving en ook behandelaars nauwelijks of niet merken dat betrokkene op zijn zeventiende/achttiende levensjaar autistische trekken ervaart, kan er op dat moment uitsluitend sprake zijn van een lichte vorm van autisme die zich uit in een verlaagd energieniveau. Dat dit op dat moment ook veel energie kost daar eiser anders denkt en de wereld om zich heen anders ervaart dan anderen acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep aannemelijk. Echter is hierbij ook duidelijk dat betrokkene op dat moment wel één uur aaneengesloten in staat is om te werken, en verdeeld over de dag minimaal vier uur per dag belastbaar is. Hij heeft tevens de geestelijke vermogens om afspraken na te komen waarbij hij op medisch vlak ook voldoet aan de eisen die worden gesteld voor/aan basale werknemersvaardigheden. Daarbij kan er op dat moment, volgens de criteria zoals die gelden voor de Wajong, geen sprake zijn van het ontbreken van arbeidsvermogen. Ook na zijn zeventiende/achttiende levensjaar kan er geen substantiële toename van beperkingen aan de orde zijn, daar hij immers op zijn drieëntwintigste levensjaar nog studeert en in februari 2014 een MBO-diploma sociaal-cultureel werker behaalt. Tot die tijd heeft eiser geen intensieve behandeling en wordt dit ook niet geïnitieerd door behandelaars. Daarbij blijkt ook uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts dat eiser begin 2016 nog in de buitenschoolse opvang voor 14 uur per week werkzaam is. Hij heeft op dat moment uitsluitend consulten bij de praktijkondersteuner POH GGZ, gespecialiseerd in slaapproblematiek, en consulteert slechts eenmaal per 6 maanden de internist voor zijn vermoeidheid. Tot begin 2016 kan er dan ook medisch gezien geen sprake zijn van ontbreken van arbeidsvermogen. De dagbesteding bij de smederij en de ambulante ondersteuning vanuit de Wmo 2015 start pas later waarbij het medisch gezien niet te rechtvaardigen valt om duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen aan te nemen vóór 1 juni 2016.

5.3 De rechtbank stelt vast dat de verslaglegging door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet uitblinkt in helderheid. Aanvankelijk concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 22 oktober 2024 dat eiser vanaf zijn zeventiende/achttiende levensjaar duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. In zijn rapport van 9 april 2025 lijkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiervan terug willen te komen met de conclusie dat eiser arbitrair met ingang van 1 juni 2016 duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.

5.4 De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende inzichtelijk blijkt waarom pas vanaf 1 juni 2016 sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Het UWV heeft erkend dat de datum 1 juni 2016 arbitrair is gekozen. Door arbitrair te kiezen voor de datum 1 juni 2016, het moment waarop eiser intensieve behandeling heeft gezocht voor de autistic burnout, miskent de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser daarvóór al beperkingen had en dat eiser uiteindelijk is opgebrand als gevolg van een te grote belasting in opleiding en arbeid, hetgeen door de verzekeringsarts in wezen ook wordt onderkend daar deze arts in zijn rapportage van 9 april 2025 zelf overweegt: “Pas veel later blijkt dat er sprake is van een autismestoornis waarbij klachten toenemen met een autistic burnout waarvoor pas in 2016 intensieve behandeling wordt ingezet”.

5.5 De verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt in zijn rapportage van 9 april 2025 het ontbreken van arbeidsvermogen te relateren aan de autistic burnout waarvoor per 1 juni 2016 een intensieve behandeling is opgestart. Evenwel koppelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen in zijn rapportage van 22 oktober 2024 aan eisers zeventiende/achttiende levensjaar, waarbij de verzekeringsarts betrekt dat toen ook al sprake was van vermoeidheidsklachten en later ASS, ADD en symptomatische symptoomstoornis is gediagnosticeerd. In haar uitspraak van 20 juni 2024 heeft de rechtbank al geoordeeld dat in de medische beoordeling betrokken moet worden dat aannemelijk is dat eiser vanwege zijn onwetendheid over de autismespectrumstoornis in het verleden nooit adequaat heeft geageerd op de beperkingen die daaruit voortvloeien. De rechtbank achtte het daarbij aannemelijk dat dit zou kunnen hebben geleid tot een autistic burnout en masking van zijn symptomen. De rechtbank acht tegen die achtergrond onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 9 april 2025 enerzijds onderkent dat de intensieve behandelingen vanaf 1 juni 2016 zijn opgestart vanwege een autistic burnout, maar anderzijds onverkort uit het arbeids- en opleidingsverleden arbeidsvermogen afleidt. De autistic burnout treedt immers op als gevolg van het (constant) overvragen van het eigen vermogen, hetgeen bij eiser blijkens de vorige uitspraak het gevolg was van onbekendheid met het feit dat hij autisme had. Juist vanwege het gegeven dat de autistic burnout is opgetreden, kan uit het arbeidsverleden voordien niet zonder meer (voldoende) arbeidsvermogen worden afgeleid, aangezien eiser, zoals nu ook door de verzekeringsarts wordt onderkend, zichzelf daarbij steeds heeft moeten overvragen (en dus niet naar vermogen, maar boven zijn vermogen, arbeid verrichtte).

5.6 Nu moet worden vastgesteld dat de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen het gevolg is van de autismestoornis, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportage van 22 oktober 2024 met zoveel woorden heeft overwogen dat het ontbreken van arbeidsvermogenper/vanaf datum in geding duurzaam is te achten” (onderstreping door de rechtbank), acht de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd waarom pas vanaf 1 juni 2016 moet worden uitgegaan van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Die conclusie uit de rapportage van 9 april 2025 staat haaks op de eerdere conclusie in de rapportage van 22 oktober 2024.

5.7 De rechtbank acht het verder aannemelijk, gelet op het gegeven dat ook de verzekeringsarts de autistic burnout koppelt aan het overvragen in de periode voor 1 juni 2016, dat de autismestoornis daarvóór ook al leidde tot (vergaande) beperkingen en dat eiser als gevolg daarvan in arbeid en op school steeds werd overbelast. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet de waarde mag worden gehecht aan het arbeids- en opleidingsverleden op de wijze waarop de verzekeringsarts dit in zijn rapportage van 9 april 2025 heeft gedaan.

5.8 Gelet op het gegeven dat uit de rapportage van 22 oktober 2024 kan worden afgeleid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook zelf (aanvankelijk) de mening was toegedaan dat arbeidsvermogen per het zeventiende/achttiende levensjaar ontbrak en geen deugdelijke motivering heeft gegeven om hier in zijn rapportage van 9 april 2025 van terug te komen, is de rechtbank van oordeel thans over voldoende informatie te beschikken om te bepalen dat aan eiser een Wajong-uitkering moet worden toegekend. De rechtbank zal daarbij bepalen dat uitgegaan moet worden van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen vanaf eisers achttiende verjaardag, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook met zoveel woorden heeft geconcludeerd in zijn rapport van 22 oktober 2024.

5.9 Voor zover de verzekeringsarts bezwaar en beroep suggereert dat de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen voorkomen had kunnen worden, indien eerder copingmechanismen waren aangereikt, acht de rechtbank de redenering hiervoor evenmin inzichtelijk. De kern van de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep valt niet anders uit te leggen, dan dat de duurzaamheid volgt uit de autismestoornis. Als de redenering ten aanzien van de copingmechanismen gevolgd zou worden, dan zou het ontbreken van arbeidsvermogen bezwaarlijk duurzaam kunnen zijn geweest, want dan had eiser daarvan kunnen herstellen. Dat de duurzaamheid volgt uit de burnout en niet uit de autismestoornis zelf, zou verder haaks staan op het eerdere rapport van 22 oktober 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de duurzaamheid expliciet koppelt aan de beperkingen die aanwezig waren tijdens het zeventiende/achttiende levensjaar.

Conclusie en gevolgen

  1. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

  2. Het UWV zal aan eiser een Wajong-uitkering moeten toekennen, waarbij ervan moet worden uitgegaan dat eiser sinds zijn achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen had. Ten aanzien van de hoogte van de Wajong-uitkering dient het UWV nog wel een nader besluit te nemen. De rechtbank kan daarom niet zelf in de zaak voorzien en draagt het UWV daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toepassen van een zogeheten bestuurlijke lus, nu het hier slechts gaat om een financiële uitwerking, ten aanzien waarvan geen problemen zijn te verwachten.

  3. Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit van 8 januari 2025;

  • draagt het UWV op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden;

  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

ECLI:NL:RBOVE:2024:3236

De uitspraken van 4 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3926, en 15 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:951.

Zie bijvoorbeeld [naam 2], [naam 3], [naam 4] (2024), 'Measuring and validating autistic burnout’, in: Autism Research, 1–33, raadpleegbaar via: https://doi.org/10.1002/aur.3129 en [naam 5] e.a. ‘Having All of Your Internal Resources Exhausted Beyond Measure and Being Left with No Clean-Up Crew’’: Defining Autistic Burnout’, in: Autism in Adulthood, Volume 2, no. 2, 2020, raadpleegbaar via: https://doi.org/10.1089/aut.2019.0079.


Voetnoten

ECLI:NL:RBOVE:2024:3236

De uitspraken van 4 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3926, en 15 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:951.

Zie bijvoorbeeld [naam 2], [naam 3], [naam 4] (2024), 'Measuring and validating autistic burnout’, in: Autism Research, 1–33, raadpleegbaar via: https://doi.org/10.1002/aur.3129 en [naam 5] e.a. ‘Having All of Your Internal Resources Exhausted Beyond Measure and Being Left with No Clean-Up Crew’’: Defining Autistic Burnout’, in: Autism in Adulthood, Volume 2, no. 2, 2020, raadpleegbaar via: https://doi.org/10.1089/aut.2019.0079.