ECLI:NL:RBOVE:2025:5823 - Rechtbank Overijssel - 1 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
beslissing
Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 333522 KG RK 25-253
Beslissing van 1 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker tot wraking, hierna te noemen: [verzoeker].
1 De procedure
1.1. Op 8 mei 2025 heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking gedaan van mr. L.M. Rijksen, rechter in deze rechtbank (hierna: de rechter) en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de (belasting)zaak die is geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/1783.
1.2. De rechter heeft niet berust in de wraking. Bij brief van 22 mei 2025 heeft hij gereageerd op het wrakingsverzoek en laten weten niet bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn.
1.3. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek stond gepland op 24 juni 2025 te Almelo, door mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. M.M. Verhoeven en H. Stam, rechters, met mr. N.E. Raap als griffier. Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker] verschenen.
1.4. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker], na de opening van de behandeling door de voorzitter, een mondeling verzoek tot wraking van mrs. A.E. Zweers, M.M. Verhoeven en H. Stam, leden van de wrakingskamer, gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 24 juni 2025. Aan de inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek is de wrakingskamer niet toegekomen.
1.5. Op 7 juli 2025 is zonder mondelinge behandeling door een andere wrakingskamer een beslissing op het verzoek tot wraking van de wrakingskamer genomen (zaaknummer 335206 KG RK 25-306), waarbij het wrakingsverzoek ongegrond is verklaard.
1.6. Op 24 september 2025 heeft de wrakingskamer (die qua samenstelling hetzelfde is gebleven) opnieuw een mondelinge behandeling gehouden voor het verzoek tot wraking van de rechter door [verzoeker]. Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker] verschenen en heeft hij het wrakingsverzoek toegelicht. 2. Het wrakingsverzoek
2.1. [verzoeker] heeft aan het wrakingsverzoek – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat de rechter hem tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2025 onvoldoende tijd heeft gegeven om zijn beroep toe te lichten, terwijl de rechter bij aanvang van de mondelinge behandeling de toezegging had gedaan dat hij zijn verhaal mocht doen. Daarnaast heeft [verzoeker] bij e-mail van 22 mei 2025 zijn wrakingsverzoek aangevuld met het volgende:
‘De rechter om wiens wraking is verzocht heeft tenminste de schijn van partijdigheid ten nadele van eiser gewekt door al dan niet buiten de zitting in het proces-verbaal van de zitting al dan niet ten onrechte te laten vermelden dat eiser de mogelijkheid heeft om binnen zes weken zijn wrakingsgronden naar de rechtbank te sturen, waardoor van misleiding door die rechter kan worden gesproken, omdat die rechter niet over de termijnen voor het inzenden van wrakingsgronden gaat én omdat in de wet artikel8:16 lid 1 Awbgeen termijn wordt genoemd én omdat het noemen van de termijn van zes weken ertoe kan leiden dat het wrakingsverzoek van eiser niet-ontvankelijk kan worden verklaard vanwege te laat indienen indien hij zijn wrakingsverzoek net voor het verstrijken van de termijn van zes weken zou indienen.’
3 Het standpunt van de rechter
3.1. De rechter schrijft in zijn reactie op het wrakingsverzoek – kort samengevat – dat hij [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling met respect te woord heeft gestaan, hij [verzoeker] gedurende de zittingstijd van 25 minuten vrijwel onafgebroken het woord heeft gegeven en hij ter zitting slechts (tevergeefs) gepoogd heeft om het debat terug te brengen naar de kern van het geschil.
4 De beoordeling
4.1. Voordat op de wrakingsgronden wordt ingegaan, merkt de wrakingskamer op dat tijdens de mondelinge behandeling ook is besproken dat [verzoeker] meerdere keren heeft verzocht om inzage te krijgen in zijn dossier van de belastingzaak, omdat hij niet digitaal wil procederen. [verzoeker] heeft gezegd dat hij al geholpen is als hij een inventarislijst ontvangt of te horen krijgt van de stukken die in het dossier van de rechter zitten, zodat hij kan controleren of het dossier compleet is. Nu dit verder geen wrakingsgrond betreft, zal de wrakingskamer zich hierover niet verder uitlaten.
Bespreking wrakingsgronden
4.2. De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat hij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
4.3. Vooropgesteld wordt dat het aan de rechter is die de zaak behandelt, om het verloop van de zitting en de regie te bepalen en om de orde tijdens de zitting te bewaken. Dat de rechter [verzoeker] niet de volledige door hem gewenste spreektijd heeft gegeven, is een procedurele beslissing. Een procedurele beslissing levert op zichzelf geen grond voor wraking op, tenzij deze beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan worden verklaard dan vanuit een gebrek aan onpartijdigheid.
4.4. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 mei 2025 volgt dat de rechter [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling de gelegenheid heeft gegeven om zijn beroep toe te lichten. Daarbij is [verzoeker] geregeld uitgeweken naar onderwerpen die niet direct gaan over zijn beroep, waaronder zijn mening over digitaal procederen, de mogelijkheid dat de rechtbank gehackt kan worden en problemen met PostNL. Nadat [verzoeker] al enige tijd aan het woord was, heeft de rechter volgens het proces-verbaal gezegd dat er 25 minuten voor de zaak beschikbaar zijn en die tijd bijna was verstreken. Toen [verzoeker] niet tot afronding van zijn verhaal kwam, heeft de rechter na ongeveer 23 minuten voorgesteld om het onderzoek te gaan schorsen en gezegd dat [verzoeker] nog de gelegenheid krijgt om desgewenst aanvullende stukken in te dienen. Naar oordeel van de wrakingskamer is dit geen onbegrijpelijke procesbeslissing, laat staan een beslissing die dermate onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan worden verklaard dan vanuit een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.
4.5. De wrakingskamer maakt verder uit het proces-verbaal van de zitting van 8 mei 2025 op dat de rechter heeft gezegd dat [verzoeker] zijn wrakingsgronden binnen twee of anders zes weken naar de rechtbank kan sturen. Dat de rechter [verzoeker] maximaal zes weken de tijd heeft gegeven om zijn wrakingsgronden naar voren te brengen, rechtvaardigt niet de conclusie dat daarmee de schijn van partijdigheid is gewekt. Eerder het tegendeel, want de rechter heeft hem daarmee ruim de tijd gegeven. Weliswaar moeten wrakingsgronden spoedig worden aangedragen, maar in het geval de rechter een partij een concrete termijn geeft voor het indienen van wrakingsgronden, zal de wrakingskamer de partij in beginsel ook deze termijn gunnen en zal dat niet tot consequenties leiden. De wrakingskamer heeft tijdens de mondelinge behandeling dan ook vastgesteld dat [verzoeker] de wrakingsgronden op tijd heeft ingediend, waardoor hij ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek.
4.6. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, stelt de wrakingskamer vast dat niet is gebleken van (een schijn van) vooringenomenheid of (een schijn van) partijdigheid van de rechter. De conclusie is dan ook dat het verzoek tot wraking ongegrond zal worden verklaard.
4.7. De wrakingskamer merkt ten slotte op dat op grond van artikel 8:16 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5 De beslissing
De wrakingskamer
5.1. verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E. Zweers, M.M. Verhoeven en H. Stam in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.E. Raap en in openbaar uitgesproken door mr. M.M. Verhoeven op 1 oktober 2025.
mr. N.E. Raap mr. M.M. Verhoeven griffier rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.