Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5789 - Rechtbank Overijssel - 30 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:578930 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer: C/08/336779 / KG ZA 25-187

Vonnis in kort geding van 30 september 2025

in de zaak van

[eiser], wonende te [woonplaats 1] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , advocaat: mr. K.K.B. Kögging,

tegen

1 de besloten vennootschap [gedaagde 1] B.V.,

tevens handelend onder de naam [gedaagde 1] , gevestigd te [vestigingsplaats 1] , kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2] ,2. mr. [gedaagde 2], in zijn hoedanigheid van notaris en middellijk bestuurder van gedaagde sub 1, kantoorhoudende te [woonplaats 2] , gedaagde partijen, hierna samen te noemen: de notaris, mr. [gedaagde 2] is verschenen in persoon.

Samenvatting [eiser] is één van vijf erfgenamen in een nalatenschap. De erfgenamen hebben bij rechtbank en gerechtshof geprocedeerd over de verdeling van die nalatenschap. Uitkomst daarvan was de verkoop van een woning en aansluitend een bedrag dat bij de in deze procedure gedaagde notaris in depot staat. [eiser] meent dat uit de uitspraak van het gerechtshof duidelijk volgt hoe dit depot moet worden verdeeld en vordert dat de notaris het depot aldus verdeelt. De notaris heeft vastgesteld dat de andere erfgenamen het uitgangspunt van [eiser] niet delen en aanvoeren dat het geld anders moet worden verdeeld. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen omdat het verschil van menig tussen de rechthebbende erfgenamen daaraan in de weg staat. Het is niet aan de notaris, maar ook niet aan de kort geding-rechter om uit te maken hoe het depot moet worden verdeeld.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties

  • de mondelinge behandeling van 16 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Op [overlijdensdatum] 2018 is [erflater] overleden. Hij heeft naast zijn neef [eiser] nog een neef en drie zusters als zijn erfgenamen achtergelaten. Er zijn dus vijf erfgenamen. De zusters zijn ieder voor 1/4 erfgenaam en de neven ieder voor 1/8.

2.2. Tot de nalatenschap behoorde de woning aan de [adres] (hierna: de woning). [eiser] is eind 2018 in de woning gaan wonen en is deze gaan verbouwen. Bij vonnis van deze rechtbank van 2 juni 2021 is de woning aan [eiser] toegedeeld voor € 365.000. In dit vonnis is [eiser] onder meer veroordeeld om vanaf 1 september 2018 tot de datum van levering van de woning een gebruiksvergoeding van € 608,33 per maand te betalen aan de nalatenschap, alsmede de kosten die met het gebruik van de woning gemoeid zijn en van de bankrekeningen van [erflater] zijn betaald. Verder is onder meer bepaald dat de kosten van de taxatie van [makelaar] uit de nalatenschap dienen te worden voldaan.

2.3. De woning is - ter uitvoering van een vonnis in een door [eiser] ingeleid kort geding terzake van 9 mei 2022 - op 6 juli 2022 aan [eiser] in eigendom overgedragen.

2.4. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2023 heeft het hof de beslissing van de rechtbank tot toedeling aan [eiser] van de woning voor € 365.000, alsmede de beslissingen over de gebruiksvergoeding en de taxatiekosten vernietigd. In dit arrest is opnieuw beslist over de verdeling van de woning en in dat verband is het volgende overwogen: Het hof is van oordeel dat met de belangen van [eiser] enerzijds en de andere erfgenamen anderzijds naar billijkheid rekening wordt gehouden, indien:

Maakt [eiser] van die gelegenheid geen gebruik dan dienen de erfgenamen de netto opbrengst van de woning na verkoop te verdelen.

2.5. De woning is per 26 februari 2024 door [naam 1] van Alpina Nijverdal (hierna: Alpina) getaxeerd voor een marktwaarde van € 745.000. Daarnaast heeft Alpina de woning op deze datum getaxeerd uitgaande van de staat op [overlijdensdatum] 2018 (de overlijdensdatum van [erflater] ), waarbij geen rekening is gehouden met de verbouwingen aan de woning door [eiser] . Deze waarde is door de taxateur vastgesteld op € 650.000.

2.6. Van de mogelijkheid om de woning tegen deze getaxeerde waarde over te nemen heeft [eiser] geen gebruik gemaakt.

2.7. Het hof heeft in voormeld arrest voor deze situatie als volgt overwogen:

3.10 (…) G Indien geen toedeling aan [eiser] plaats vindt, dienen partijen de woning op de kortst mogelijke termijn te verkopen en de netto opbrengst te verdelen door:(…) f. gezamenlijk aan de notaris die belast is met de overdracht van de woning opdracht te geven de netto-verkoopopbrengst te verdelen. Daarbij zal de notaris aan de hiervoor bedoelde Register Makelaar Taxateur Wonen de opdracht geven vast te stellen wat de netto-verkoopopbrengst van de woning zou zijn geweest als alle veranderingen die [eiser] na het overlijden van [erflater] heeft aangebracht worden weggedacht. Is dit lager dan de netto-verkoopopbrengst dan zal de notaris uit die netto-opbrengst eerst het verschil aan [eiser] uitkeren en wat daarna resteert verdelen over de erfgenamen naar evenredigheid van hun erfdeel. Is dit hoger dan de netto-verkoopopbrengst, dan wordt de netto-opbrengst naar evenredigheid van hun erfdeel verdeeld onder de erfgenamen.

2.8. De woning is voor € 850.000 verkocht aan een derde. De notariële eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024.

2.9. Op 10 oktober 2024 heeft de notaris aan [eiser] en de overige erfgenamen pro forma nota’s gestuurd waarin een bedrag is opgenomen van € 390.000 met als omschrijving ‘te verrekenen inzake de nalatenschap van de heer [erflater] ’conform arrest’. In de nota van afrekening aan de overige erfgenamen is tevens een bedrag in mindering gebracht van € 28.104,85 met als omschrijving ‘verrekening gebruikersvergoeding conform arrest’.

2.10. Meerdere erfgenamen hebben de notaris per mail laten weten dat zij het met de inhoud van de pro forma nota niet eens zijn.

2.11. Op 17 oktober 2024 bericht mr. [naam 3] , verbonden aan het kantoor van de notaris, aan alle betrokkenen in de nalatenschap van [erflater] , voor zover van belang: Van verschillende kanten zijn bezwaren gerezen tegen de door ons opgestelde berekening. Deze bezwaren betreffen met name de verdeling van gemeld bedrag van € 390.000,-, maar tevens ook de verrekening van diverse overige zaken die hier verband mee zouden houden. (…) Dit betekent dan ook dat, zolang deze overeenstemming er niet is, gemeld bedrag van € 390.000,- (na aftrek van de aan de heer [naam 2] toekomende gebruikersvergoeding, de makelaarskosten en de door ons kantoor opgestelde declaratie) volledig in depot zal blijven. Het gaat dan om(…) € 338.078,95. Ten aanzien van dit depotbedrag zal het volgende gelden: De erfgenamen verkrijgen ten gevolge van het depot een voorwaardelijke vordering op de notaris. De notaris mag slechts tot uitbetaling aan de betrokken partijen overgaan:

2.12. Op 31 oktober 2024 heeft de notaris een gewijzigde pro forma nota aan de erfgenamen gestuurd waarin de post ‘verrekening gebruikersvergoeding conform arrest’ van € 28.104,85 niet meer is opgenomen. Op diezelfde dag volgde een gewijzigde nota aan de erfgenamen waarop voor ‘te verrekenen inzake de nalatenschap van de heer [erflater] ’conform arrest’ een bedrag van € 456.451,97 is opgenomen. Na aftrek van de taxatiekosten van Alpina van € 17.000,00 en de notariskosten van € 6.816,20 resteerde een eindbedrag van € 432.635,77. Volgens deze nota zal dit eindbedrag van de afrekening in depot van de notaris worden gestort conform de eerdere correspondentie. Aan [eiser] is door de notaris een bedrag van € 393.689,20 uitbetaald.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert hoofdelijke veroordeling van de notaris tot: I . betaling ten laste van de onder de notaris op de kwaliteitsrekening van de notaris berustende verkoopopbrengst van de woning:

II. verdeling respectievelijk betaling van de – na uitbetaling als bedoeld onder I – resterende onder de notaris op de kwaliteitsrekening van de notaris berustende verkoopopbrengst van de woning aan de erfgenamen van [erflater] , ieder naar rato van diens erfdeel, en in dat verband 1/8e deel hiervan aan [eiser] uit te betalen zijnde een bedrag primair groot € 30.081,59 althans subsidiair € 32.647,98; III. onmiddellijk, althans binnen een door de voorzieningenrechter te stellen redelijke termijn (alles te doen en alle benodigde medewerking te verlenen om) het saldo van de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] te (doen) verdelen onder respectievelijk te (doen) betalen aan de erfgenamen van [erflater] , ieder naar rato van diens erfdeel, en in dat verband 1/8e deel van dit saldo aan [eiser] uit te (doen) betalen; VI. betaling van de kosten van dit geding vermeerderd met de wettelijke rente aan [eiser] .

3.2. De notaris heeft verweer gevoerd en hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

vorderingen I.1 en I.2

4.1. De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling -onweersproken- verklaard dat de makelaar (Alpina) en de notaris al zijn betaald. Dit volgt ook uit de nota van de notaris van 31 oktober 2024 waarin staat dat een bedrag van € 432.635,77 – dat is het bedrag na aftrek van de taxatie- en notariskosten – in depot wordt gestort. De vorderingen onder I.1 en I.2 liggen daarom voor afwijzing gereed.

vorderingen I.3 en II

4.2. Ten aanzien van de vorderingen onder I.3 en II. heeft [eiser] het volgende gesteld. De notaris dient over te gaan tot uitkering aan [eiser] conform de instructie van het hof. Overeenstemming tussen partijen of een rechterlijke uitspraak is voor uitbetaling niet vereist omdat het hof al heeft bepaald hoe de afrekening plaats moet vinden. Het arrest is op dit punt helder en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Het kan slechts op één wijze tot een correcte verdeling leiden. Dat betekent dat van de netto-verkoopopbrengst van € 850.000 eerst € 200.000 (het verschil tussen € 850.000 en € 650.000) aan [eiser] moet worden voldaan. Daarnaast dient aan hem de eerdere overnamewaarde van de woning van € 365.000 te worden uitgekeerd, alsmede een bedrag van € 28.104,85 (de gebruiksvergoeding van de woning). Van dit bedrag dienen te worden afgetrokken: € 6.024,98 (de kosten van gebruik van de woning waartoe [eiser] door de rechtbank is veroordeeld), € 1.548,80 (taxatiekosten van [makelaar] ) en € 393.689,20 (het bedrag dat [eiser] na de eigendomsoverdracht op 31 oktober 2024 heeft ontvangen). Het resterende bedrag van € 191.841,87 dient de notaris aan [eiser] te voldoen. Subsidiair dient de notaris € 171.310,80 aan hem uit te keren. Dat is gelijk aan € 565.000 (€ 365.000 + € 200.000) na aftrek van € 393.689,20. Wat na uitkering aan [eiser] resteert kan onder de erfgenamen naar rato van ieders erfdeel worden uitgekeerd. Er is geen depotovereenkomst op grond waarvan de notaris de bevoegdheid heeft de onder hem berustende bedragen in depot te houden. De notaris weigert zonder deugdelijke grond (enkel omdat de andere erfgenamen daartegen evident onredelijke bezwaren oproepen) tot uitbetaling over te gaan, aldus [eiser] .

4.3. Volgens de notaris kan hij het onder hem berustende bedrag nog niet uitbetalen, omdat daarover geen overeenstemming is tussen de erfgenamen. Hij voert aan dat hij de uitbetaling conform de hofuitspraak heeft verwoord in een aan de erfgenamen toegezonden concept-vaststellingsovereenkomst, maar dat hierop van alle kanten kritiek kwam. In een tweede concept-vaststellingsovereenkomst aan de erfgenamen is volgens de notaris voorgesteld om € 105.000 in depot te houden, maar daar was niemand het mee eens. [eiser] heeft ervan afgezien de concept-vaststellingsovereenkomsten in het geding te brengen. Omdat er geen overeenstemming was is er ook geen depotovereenkomst afgesloten.

Volgens de notaris komt het verschil van inzicht door het volgende. In de hofuitspraak werd [eiser] in de gelegenheid gesteld de woning tegen een zekere waarde toegedeeld te krijgen. Als hij van die mogelijkheid geen gebruik maakte, moest de woning worden verkocht. Maar op dat moment had [eiser] de woning al in eigendom. [eiser] vindt - zo voert de notaris aan - dat hij recht heeft op € 200.000 omdat hij al eigenaar was, terwijl de andere erfgenamen zich op het standpunt stellen dat zij ook in dit bedrag meedelen. De notaris stelt het onder hem berustende bedrag liever uit te keren dan onder zich te houden, maar nu over de verdeling geen overeenstemming is tussen de erfgenamen, mag hij niet uitkeren.

4.4. Hierover wordt als volgt geoordeeld. Niet in geschil is dat het bedrag dat volgens de afrekening van de notaris na de levering van de woning bij hem in depot is gestort van de gezamenlijke vijf erfgenamen is. De notaris voert aan dat hij hiervan alleen betalingen mag doen als er overeenstemming is tussen deze gezamenlijke erfgenamen. Uit de door [eiser] overgelegde productie 11 met correspondentie van de overige erfgenamen volgt dat zij het arrest van het hof anders lezen/interpreteren dan [eiser] . Zij zijn in dit kort geding niet gedagvaard, zodat zij hun standpunten niet naar voren hebben kunnen brengen. Uit de overgelegde producties en hetgeen ter zitting is verklaard komt evenwel naar voren, dat de overige erfgenamen gemotiveerd stelling nemen tegen de door [eiser] voorgestane wijze van uitkering. De notaris stelt tot twee maal toe een vaststellingsovereenkomst te hebben voorgelegd, maar dat daarmee niet akkoord werd gegaan. Dat laatste geldt ook voor diverse door de notaris voorgelegde pro forma nota’s. Onder deze omstandigheden kan van de notaris niet worden verlangd dat hij enigerlei betaling doet uit het onder hem berustende depot.

Aan de omstandigheid dat er geen depotovereenkomst is, komt geen bijzondere betekenis toe. Het brengt in ieder geval niet mee dat de notaris om die reden tot enigerlei betaling zou zijn gehouden. [eiser] stelt dat de notaris niet mag weigeren om tot uitbetaling over te gaan omdat het arrest volgens hem volkomen helder is, maar alleen al uit zijn eigen woordkeuze in de dagvaarding (waarin meerdere keren staat ‘in de optiek van [eiser] ’) volgt dat een andere lezing van het arrest denkbaar is. Bovendien volgt uit het bericht van mr. [naam 3] van 17 oktober 2024 aan de erfgenamen dat er van verschillende kanten niet alleen bezwaren zijn tegen de verdeling van € 390.000, maar ook nog tegen diverse overige zaken die hier verband mee zouden houden. Een kort geding leent zich niet voor een onderzoek naar de precieze vaststelling van de uit te keren bedragen door de notaris aan alle erfgenamen. Daarvoor moeten andere wegen worden bewandeld. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat met het toewijzen van geldsommen in kort geding in verband met een mogelijk restitutierisico terughoudend moet worden omgegaan, terwijl ook niet kan worden gesproken van onverwijlde spoed bij de gevraagde voorzieningen. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen primair en subsidiair onder I.3 en het onder II. zullen worden afgewezen.

vordering III

4.5. Ten aanzien van de vordering onder III. stelt [eiser] zich op het standpunt dat de notaris op grond van 4.3 van het arrest van het hof over moet gaan tot verdeling van de saldi op de Rabobank rekeningen. Ook deze vordering zal worden afgewezen. Niet alleen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, doch tevens omdat de notaris tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij geen boedelbehandelaar is en hij niet bij het geld op deze rekeningen kan komen. Weliswaar is - zoals [eiser] stelt - onder 4.3 in het arrest van het hof bepaald dat de verdeling ten overstaan van de notaris dient plaats te vinden, maar in het dictum onder 4.2 van dit arrest wordt alleen de verdeling van de woning gelast. Ook de vordering onder III. zal daarom worden afgewezen.

proceskosten

4.6. [eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de notaris worden begroot op:

  • griffierecht € 6.861,00

  • reis- en verletkosten € 50,00

  • nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld

in het dictum) Totaal € 7.089,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 7.089,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025