ECLI:NL:RBOVE:2025:5717 - Rechtbank Overijssel - 25 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1182
(gemachtigde: mr. E.P.W.A. Bink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: G.A. Tellinga).
Het gaat in deze zaak over de vraag of het UWV terecht het tijdvak, waarin werknemer recht heeft op loon tijdens ziekte van eiseres, heeft verlengd met 52 weken. Volgens eiseres is dat niet het geval omdat zij – anders dan het UWV heeft aangenomen – wel voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt en komt tot het oordeel dat het UWV aan eiseres terecht een loonsanctie heeft opgelegd. Daarnaast gaat het in deze zaak over de vraag of het UWV het verzoek van eiseres om bekorting van de loonsanctie terecht heeft afgewezen. Ook daarin volgt de rechtbank het UWV.
Procesverloop
- Bij besluit van 1 februari 2024 heeft het UWV het tijdvak, waarin werknemer recht heeft op loon tijdens ziekte, verlengd met 52 weken tot 21 februari 2025. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1. Bij besluit van 3 mei 2024 heeft het UWV het verzoek van 19 april 2024 van eiseres tot bekorting van de loonsanctie afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2. Met het bestreden besluit van 22 januari 2025 op de bezwaren van eiseres is het UWV bij de besluiten van 1 februari 2024 en 3 mei 2024 gebleven.
1.3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [re-intergratiecoach] namens eiseres*,* de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
Beoordeling door de rechtbank
Aanleiding
- Werknemer is met ingang van 15 augustus 2007 bij eiseres in dienst gekomen.
2.1. Werknemer was laatstelijk werkzaam als salesmanager capital goods voor 40 uur per week. Hij heeft zich op 25 februari 2022 ziekgemeld en heeft op 4 december 2023 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2.2. Naar aanleiding van deze WIA-aanvraag van werknemer heeft het UWV beoordeeld of eiseres voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Deze beoordeling heeft geleid tot de besluitvorming, zoals beschreven onder Procesverloop.
2.3. Het UWV heeft bij besluit van 21 juni 2024 aan eiseres laten weten dat zij genoeg aan re-integratie heeft gedaan en dat de periode dat moet worden doorbetaald loopt tot en met 11 juli 2024. Het gaat in deze procedure daarom om de doorbetaling van loon tot en met 11 juli 2024.
2.4. Hierna zal eerst de opgelegde loonsanctie en daarna het besluit op het bekortingsverzoek worden besproken.
De loonsanctie
Standpunt van het UWV
- Het UWV heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat de re-integratie niet heeft geleid tot een bevredigend resultaat en dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Hierbij zijn rapporten van de arbeidsdeskundige, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken.
3.1. Volgens de arbeidsdeskundige heeft eiseres niet genoeg gedaan om de werknemer te re-integreren en had eiseres daarvoor geen deugdelijke grond. In het eerste spoor heeft eiseres de bedrijfsarts te laat ingeschakeld en is onvoldoende actie ondernomen om werknemer te laten re-integreren. Toen eenmaal duidelijk werd dat re-integratie in spoor 1 geen optie meer was, is volgens de arbeidsdeskundige te laat een tweede spoor traject ingezet.
3.2. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de arbeidskundige gevolgd en daarbij toegelicht dat de activiteiten in spoor 1 te laat zijn ingezet gelet op de termijnen in de Wet verbetering Poortwachter. Er is pas op 31 mei 2022 een bedrijfsarts ingeschakeld en een probleemanalyse opgesteld, terwijl werknemer vanaf 25 februari 2022 ziek was. Het plan van aanpak is pas op 9 juni 2022 opgesteld. Na de eerstejaarsevaluatie op 24 januari 2023 heeft eiseres een arbeidsdeskundige ingeschakeld voor het onderzoeken van de mogelijkheden in spoor 1 en 2. Deze arbeidsdeskundige heeft op 7 maart 2023 geadviseerd een expertise te laten verrichten en begeleiding door een professioneel re-integratiebureau, nu het eigen werk niet passend is, er geen andere mogelijkheden zijn bij de eigen werkgever en er mogelijkheden elders zijn. Pas op 31 oktober 2023 heeft de intake voor spoor 2 plaatsgevonden. Daarmee is spoor 2 te laat ingezet en volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had eiseres daarvoor geen deugdelijke grond.
3.3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 december 2024 beschreven dat de bedrijfsarts werknemer adequaat heeft begeleid door tijdelijke beperkingen aan te nemen, maar wel voortdurend aan te sturen op werkhervatting (met als doel een volledig herstel) en een oplossing te zoeken voor de interne problemen.
Standpunt van eiseres
- Naar de mening van eiseres is ten onrechte een loonsanctie opgelegd. Zij heeft hierbij gewezen op de inspanningen die zijn verricht en de inzet van de re-integratiecoach [re-intergratiecoach] . Ook heeft eiseres erop gewezen dat voorzichtigheid geboden was met werknemer bij de re-integratie gelet op de beperkingen in zijn belastbaarheid. Naar de mening heeft eiseres heeft zij, gelet op alle omstandigheden, steeds gedaan wat van haar verwacht kon worden. Het UWV heeft ten onrechte nagelaten om aan te geven welke re-integratiekansen zijn gemist. Eiseres heeft gewezen op de lastige situatie, omdat er sprake was van een heel moeizame relatie tussen eiseres en werknemer, een ernstig verstoorde arbeidsrelatie, waarbij eiseres steeds heel zorgvuldig moest handelen om de relatie en de gezondheidssituatie van werknemer niet te beschadigen.
Overwegingen rechtbank
- Op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA legt het UWV een loonsanctie op als blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
5.1. Op grond van artikel 65 van de Wet WIA, voor zover hier van belang, beoordeelt het UWV of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot dere-integratie-inspanningen die zijn verricht.
5.2. In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Daarnaast is de Werkwijzer Poortwachter van belang, waarmee het UWV aan werkgevers duidelijkheid probeert te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht.
-
Niet in geschil is dat de re-integratie-inspanningen van eiseres niet tot een bevredigend re-integratieresultaat hebben geleid en dat daarom kon worden toegekomen aan een beoordeling van de re-integratie-inspanningen. Hierbij is van belang dat het volgens vaste rechtspraak bij re-integratie gaat om een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting, omdat een positief resultaat op voorhand niet hoeft vast te staan
[1] . -
In geschil is of het UWV met juistheid heeft geoordeeld dat de re-integratie- inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest, nu eiseres de bedrijfsarts te laat heeft ingeschakeld, onvoldoende actie heeft ondernomen om werknemer te laten re-integreren in spoor 1 en te laat een spoor 2 traject heeft ingezet waardoor er kansen zijn gemist in de re-integratie.
-
Werknemer werd op 25 februari 2022 ziek. Ruim 13 weken later, op 31 mei 2022, heeft eiseres een bedrijfsarts ingeschakeld voor werknemer. Niet in geschil is dat dit te laat is gebeurd. In het bezwaarschrift van 19 april 2024 heeft eiseres een verklaring hiervoor gegeven. Werknemer had zelf aangegeven dat hij niet naar de bedrijfsarts wilde en had een beëindigingsvoorstel gedaan. Vervolgens is getracht door gesprekken tot een oplossing te komen. Pas toen werknemer aangaf bereid te zijn naar de bedrijfsarts te gaan, is deze korte tijd daarna ingeschakeld.
8.1. Dat werknemer niet wilde dat een bedrijfsarts werd ingeschakeld, ontslaat eiseres niet van de verplichting om tijdig een bedrijfsarts in te schakelen op grond van de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar. Werknemer had zich ziekgemeld en dan is het aan een bedrijfsarts om te beoordelen of en zo ja welke reactie daarop aangewezen is. Er is dus terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij de bedrijfsarts te laat heeft ingeschakeld.
- Volgens eiseres zijn er door de late inschakeling van de bedrijfsarts en het later opstellen van de probleemanalyse en het plan van aanpak geen re-integratiekansen gemist. Gelet op de beperkte belastbaarheid van werknemer was het voor eiseres balanceren wat betreft de van werknemer te verwachten activiteiten.
9.1. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog en is van oordeel dat het UWV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht in spoor 1. Door de te late inschakeling van de bedrijfsarts zijn de probleemanalyse en het plan van aanpak met vertraging tot stand gekomen. Hierdoor is het hele re-integratietraject te laat gestart. In het eerste jaar na de ziekmelding hebben eiseres en werknemer weliswaar de mogelijkheid van mediation onderzocht, maar dit heeft geen positief resultaat gehad. Van door eiseres geïnitieerde concrete re-integratieactiviteiten is in het vervolg van 2022 vervolgens niet gebleken, terwijl de bedrijfsarts wel aanstuurde op werkhervatting. Zeker vanaf het moment waarop werknemer het voornemen tot ontbinding van het contract introk, mochten re-integratieactiviteiten van eiseres binnen spoor 1 (dan wel spoor 2) worden verwacht. Daarbij is van belang dat uit de beoordeling van de verzekeringsartsen van het UWV niet is gebleken dat er in het geheel geen arbeidsmogelijkheden bij werknemer waren. Deze conclusie sluit aan bij de bevindingen van de door eiseres ingeschakelde bedrijfsartsen.
- Eiseres heeft op advies van de bedrijfsarts een arbeidsdeskundige ingeschakeld. Deze arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] heeft op 7 maart 2023 een arbeidsdeskundig rapport uitgebracht inzake de re-integratiemogelijkheden van werknemer. [arbeidsdeskundige] heeft geadviseerd om de arbeidsrelatie tussen eiseres en werknemer te beëindigen, een professioneel re-integratiebureau in te schakelen om werknemer verder te begeleiden en een expertiseonderzoek te laten uitvoeren om de belastbaarheid van werknemer in kaart te brengen. Eiseres heeft vervolgens eind april de heer [re-intergratiecoach] ingeschakeld, op 18 juli 2023 heeft [onderzoeksbureau] een rapport van het expertiseonderzoek naar de belastbaarheid van werknemer uitgebracht en op 31 oktober 2023 heeft een intake plaatsgevonden van werknemer bij bureau [loopbaanadviseur] Loopbaanadvies & Mobiliteit ( [loopbaanadviseur] ).
10.1 De arbeidsdeskundigen van het UWV zijn van mening dat te laat adequate en concrete re-integratieactiviteiten in spoor 2 zijn ingezet. De rechtbank volgt de arbeidsdeskundigen in deze conclusie. De activiteiten van de heer [re-intergratiecoach] waren primair gericht op het oplossen van het conflict tussen eiseres en werknemer en kunnen als zodanig niet aangemerkt worden als adequate re-integratieactiviteiten in het tweede spoor. Dat adequate inspanningen in het tweede spoortraject in april 2023 zijn aangevangen met de inschakeling van [re-intergratiecoach] , zoals door eiseres is betoogd, volgt de rechtbank dan ook niet. Dat eiseres eerst een expertiseonderzoek naar de belastbaarheid van werknemer heeft laten uitvoeren alvorens [loopbaanadviseur] in te schakelen is navolgbaar, maar de voortvarendheid waarmee een en ander heeft plaatsgevonden is dat niet. Op 7 maart 2023 had [arbeidsdeskundige] de te ondernemen stappen al geadviseerd. Los van dit advies volgt uit de Werkwijzer Poortwachter dat een tweede-spoortraject uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52e verzuimweek) moet worden gestart. Deze Eerstejaarsevaluatie vond hier op 24 januari 2023 plaats. Eiseres heeft gelet op het voorgaande te traag gehandeld door pas in oktober 2023 te starten met een concreet en adequaat traject in spoor 2. Hierdoor kon dit traject niet binnen de 104 weken na ziekmelding worden afgerond en is de re-integratie tekortgeschoten.
10.2 In onder meer het bezwaarschrift van 19 april 2024 en het memorandum van [arbeidsdeskundige] van 8 februari 2025 is een verklaring gegeven voor de gang van zaken in het tweede spoor. Daarbij is ook van belang dat werknemer in juli 2023 de kantonrechter had gevraagd om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welk voorstel bij tussenbeslissing van 7 december 2023 door de kantonrechter niet is gevolgd. De aangevoerde omstandigheden vormden voor het UWV geen reden om een deugdelijke grond aan te nemen voor eiseres om zo laat te starten met het spoor 2 traject, met als gevolg dat dat niet meer kon worden afgerond voor het einde van het tweede ziektejaar. De rechtbank volgt het UWV hierin en is met het UWV van oordeel dat eiseres moet worden verweten dat zij, zonder dat zij daarvoor een deugdelijke grond had, te laat is begonnen met de re-integratie van werknemer in het tweede spoor.
- Dit betekent dat het UWV met juistheid heeft geoordeeld dat de re-integratie- inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest en terecht een loonsanctie is opgelegd.
Afwijzing bekorting
-
Bij brief van 19 april 2024 heeft eiseres het UWV gevraagd om de WIA-aanvraag van werknemer in behandeling te nemen. Volgens eiseres zijn de door het UWV geconstateerde tekortkomingen hersteld.
-
Gelet op het bepaalde in artikel 25, twaalfde lid, van de Wet WIA ligt het op de weg van eiseres om aan te tonen dat zij de tekortkomingen in de re-integratie-inspanningen heeft weggenomen.
-
In het rapport van 1 februari 2024 heeft de arbeidsdeskundige vermeld op welke wijze eiseres haar tekortkoming in de re-integratie-inspanningen kan herstellen. Eiseres dient daartoe een adequaat re-integratietraject naar de arbeidsmogelijkheden van werknemer buiten de organisatie te hebben afgerond.
-
Naar aanleiding van het bekortingsverzoek heeft de arbeidsdeskundige in het rapport van 2 mei 2024 op basis van de rapportages en de gesprekken met eiseres, werknemer en [loopbaanadviseur] geconcludeerd dat het re-integratietraject op dat moment nog niet is afgerond. Daarom dient het bekortingsverzoek te worden afgewezen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hier in het rapport van 20 januari 2025 aan toegevoegd dat het traject bij [loopbaanadviseur] op het moment van het beoordelen van het bekortingsverzoek slechts 5,5 maanden liep en dat er nog vervolgafspraken stonden gepland welke inhoudelijk van waarde konden zijn voor werknemer.
-
De rechtbank onderschrijft deze bevindingen van de arbeidsdeskundigen. Het UWV heeft terecht geconcludeerd dat het re-integratietraject bij [loopbaanadviseur] nog niet was afgerond, daarmee de geconstateerde tekortkoming nog niet was hersteld en er op dat moment nog geen aanleiding was om de loonsanctie te bekorten.
Conclusie en gevolgen
- De conclusie is dat het UWV terecht tot het bestreden besluit is gekomen. Het bestreden besluit blijft in stand. Het beroep is ongegrond.
17.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van 15 augustus 2012 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5807.