Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5174 - Rechtbank Overijssel - 7 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:51747 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 25/947

(gemachtigde: mr. K. Wevers),

en

het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, verweerder (het college) (gemachtigde: A. Pardijs).

1. Deze uitspraak gaat over de vorm waarin een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is toegekend. Eiser is het er niet mee eens dat het college aan hem geen persoonsgebonden budget (pgb) heeft verstrekt. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college terecht heeft geweigerd om aan eiser een pgb te verstrekken, waarmee hij de toegekende individuele begeleiding voor 7 uur per week voor de duur van 1 jaar kan inkopen.

Procesverloop

2. Met het besluit van 10 maart 2022 (lees 2023) heeft het college geweigerd om aan eiser de Wmo-maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van een pgb toe te kennen. Eiser komt wel in aanmerking voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van zorg in natura, ontwikkelingsgericht, voor 7 uur per week voor de duur van 1 jaar. Met het bestreden besluit van 11 februari 2025 op het bezwaar van eiser is het college met een gewijzigde motivering bij de weigering van de Wmo-maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van een pgb gebleven.

2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

Wat aan de besluitvorming vooraf ging

3.1. Eiser ontving een Wmo-maatwerkvoorziening voor ambulante ondersteuning in de vorm van zorg in natura bij zorgaanbieder Limor. De indicatie liep tot 8 juni 2022. Met een besluit van 22 februari 2022 heeft het college deze maatwerkvoorziening per 11 februari 2022 beëindigd.

3.2. Op 21 december 2021 heeft eiser gemeld dat hij een pgb wenst om zelf te kunnen bepalen waar hij de zorg inkoopt, omdat hij niet tevreden is over de ambulante begeleiding die hij ontvangt. Verder staat in de melding dat eiser Vechtdal Bewindvoering als bewindvoerder heeft ingeschakeld en dat deze bewindvoerder ook het pgb zal gaan beheren. Daarnaast heeft eiser gemeld dat Balans Zorg & Budget de zorg al levert. Eiser heeft een zorgplan van 10 december 2021 aan het college gestuurd, waarin afspraken tussen eiser en Balans Zorg & Budget staan. Naar aanleiding van deze melding heeft op 20 januari 2022 een gesprek plaatsgevonden, waarbij eiser, een medewerker van Balans Zorg & Budget, de bewindvoerder, en twee medewerkers van Samen Doen aanwezig waren. Samen Doen is het sociale wijkteam in de gemeente Hardenberg. Dit gesprek heeft geleid tot een aanvraag om een Wmo-voorziening voor individuele begeleiding in de vorm van een pgb. Op 7 juni 2022 heeft JPH medisch advies uitgebracht. Met een brief van 29 juni 2022 heeft eiser verzocht om een beslissing op zijn aanvraag. Met een besluit van 12 juli 2022 heeft het college de maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van een pgb in te zetten bij de aanbieder Balans Zorg & Budget niet aan eiser toegekend.

3.3. Met een brief van 13 oktober 2022 heeft eiser met spoed een tijdelijke maatwerkvoorziening aangevraagd en gemeld dat hij voor 7 uur per week begeleiding in de vorm van een pgb wenst. Naar aanleiding daarvan heeft op 16 november 2022 een gesprek plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren: eiser, een medewerker van Balans Zorg & Budget, een begeleider van eiser en een medewerker van Samen Doen. Dit gesprek is vastgelegd in een ondersteuningsplan van 16 november 2022. Dit is door het college opgevat als een aanvraag om een maatwerkvoorziening individuele begeleiding voor 7 uur per week in de vorm van een pgb. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.

Standpunten van partijen

Standpunt college

4. Het college heeft met het bestreden besluit de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb afgewezen, omdat niet kan worden vastgesteld of eiser recht heeft op een pgb, wat de hoogte van het pgb moet zijn en of het pgb op de juiste manier zal worden besteed. Het college is van mening dat eiser, ondanks diverse verzoeken, de gevraagde gegevens niet heeft aangeleverd. Het college heeft dit standpunt mede gebaseerd op het advies van

7 januari 2025 van de Commissie Bezwaarschriften. De commissie heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een pgb, omdat de benodigde documenten ontbreken.

Standpunt eiser

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op de maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van een pgb.

5.1. Eiser is van mening dat het college niet heeft gemotiveerd waarom zorgaanbieder Balans Zorg & Budget niet wordt aangemerkt als een professionele zorgaanbieder/ zorgprofessional. Volgens eiser is Balans Zorg & Budget een professionele zorgaanbieder. Eiser stelt dat de zorgaanbieder de dienstverlening bedrijfsmatig verleent en dat deze gekwalificeerd personeel in dienst heeft.

5.2. Verder is eiser van mening dat ook bij niet-professionele aanbieders zorg ingekocht kan worden via een pgb.

5.3. Eiser stelt dat aan de relevante vereisten voor een pgb is voldaan. Eiser is in staat om een pgb te beheren en hij heeft gemotiveerd laten weten dat hij een pgb wenst. Daarnaast verleent de zorgaanbieder volgens eiser zorg die veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Naar de mening van eiser is verder de zorg die Balans Zorg & Budget aanbiedt zeer geschikt voor het doel waarvoor het pgb is aangevraagd.

5.4. Eiser wijst erop dat de rechtbank in andere zaken, waarbij Balans Zorg & Budget betrokken was, heeft geoordeeld dat het standpunt om geen pgb te verstrekken onjuist was.

Overwegingen van de rechtbank

Beoordelingskader

6. De regels die voor deze zaak belangrijk zijn staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Weigering pgb

7.1. Eiser komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van zorg in natura voor 7 uur per week voor de duur van 1 jaar. In geschil is of deze hulp moet worden toegekend als zorg in natura of als een pgb. Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat eiser sinds 2023 geen zorg meer ontvangt van Balans Zorg & Budget. Het gaat dus om een afgesloten periode in het verleden. Eiser wil het pgb besteden aan zorg die Balans Zorg & Budget in die periode geleverd zou hebben, zodat sprake is van procesbelang.

7.2. Met het besluit van 10 maart 2023 heeft het college geweigerd om aan eiser een pgb te verstrekken, omdat Balans Zorg & Budget volgens het college geen professionele zorgaanbieder/zorgprofessional is. Met het bestreden besluit heeft het college de weigering om een pgb te verstrekken, anders dan eiser lijkt te menen, niet meer op deze grond gebaseerd.

7.3. Het college heeft met het bestreden besluit geweigerd om aan eiser een pgb toe te kennen, omdat eiser onvoldoende informatie heeft verschaft om het pgb te kunnen verstrekken.

7.4. Op grond van artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 moet het college na een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning onderzoek doen, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede tot en met achtste lid van de Wmo 2015. Op grond van artikel 2.3.8, derde lid en artikel 2.3.2, zevende lid, van de Wmo 2015 is de cliënt verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Wmo 2015. De cliënt moet het college de gegevens en bescheiden verschaffen die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

7.5. Uit een mail van 15 oktober 2023 aan eiser blijkt dat het college in het kader van mediation bereid is een oplossing te zoeken. Het college heeft eiser gevraagd om relevante documenten te verstrekken, waaronder de urenverantwoording, de zorg- en dienstverleningsovereenkomst, het zorgplan en de verklaring omtrent gedrag (VOG). Het college heeft aan eiser gemeld na ontvangst van deze urenverantwoording een voorstel te zullen doen, waarbij ook het medisch advies zal worden betrokken. Met een mail van 13 november 2023 heeft het college eiser een herinnering gestuurd. Met een mail van 4 december 2023 heeft eiser ongetekende urenverantwoordingen over de periode 13 december 2021 tot en met oktober 2023 aan het college gezonden. Met een mail van 12 december 2023 heeft het college aan eiser laten weten dat de overgelegde urenverantwoordingen van de jaren 2021 tot en met 2023 niet ondertekend zijn en dat het college ten minste een handtekening van eiser onder dergelijke documenten verlangt. Het college heeft eiser gevraagd een zorgplan, een budgetplan en een zorg- en dienstverleningsovereenkomst te overleggen. Met mails van 7 februari 2024, 12 maart 2024 en 23 april 2024 heeft het college eiser aan dit bericht herinnerd. Met een mail van 1 mei 2024 heeft de gemachtigde van eiser gemeld dat hij de mails onder de aandacht van eiser en de zorgaanbieder heeft gebracht en dat hij op inhoudelijke reacties van hen wacht. Met een mail van 1 juli 2024 heeft het college eiser nog twee weken de tijd gegeven om de aanvullende stukken, die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar, aan te leveren. Het college heeft gemeld dat als die stukken uitblijven, het bezwaar van eiser volgens de reguliere procedure zal worden afgehandeld. Vervolgens heeft de Commissie Bezwaarschriften op 13 november 2024 een hoorzitting gehouden, waar eiser en zijn gemachtigde niet zijn verschenen. De Commissie Bezwaarschriften heeft op 7 januari 2025 advies uitgebracht, waarna het college het bestreden besluit heeft genomen.

7.6. Omdat eiser heeft laten weten dat hij de individuele begeleiding in de vorm van een pgb wil ontvangen, moet het college ook daar onderzoek naar doen. Het college moet daarbij onder meer nagaan of is gewaarborgd dat de diensten, die eiser daarmee wil inkopen veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn verstrekt. Daarbij moet het college meewegen of de begeleiding die Balans Zorg & Budget zou hebben geboden in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt. Om dit te kunnen beoordelen heeft het college de urenverantwoording, de zorg- en dienstverleningsovereenkomst, het zorgplan, het budgetplan en de VOG bij eiser opgevraagd. Eiser heeft ongetekende urenverantwoordingen overgelegd. De andere documenten waar het college om heeft gevraagd heeft eiser, ook na diverse rappels, niet aan het college verstrekt.

7.7. De rechtbank is van oordeel dat het college, om te kunnen toetsen of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, terecht de genoemde documenten heeft opgevraagd. Het college heeft deze documenten immers nodig om te kunnen nagaan of Balans Zorg & Budget de zorg veilig, doeltreffend en cliëntgericht heeft verstrekt en of het pgb doelmatig zal worden besteed. Zonder deze documenten kan het college niet motiveren of Balans Zorg & Budget een professionele zorgaanbieder is en ook niet of deze zorgverlener aan de relevante kwaliteitseisen voldoet. De enkele stellingen van eiser dat dit zo is, dat de dienstverlening bedrijfsmatig is en dat Balans Zorg & Budget gebruik maakt van gekwalificeerd personeel is onvoldoende om aan te nemen dat aan de relevante voorwaarden wordt voldaan.

7.8. Ook de verwijzing naar rechtspraak, waarbij Balans Zorg & Budget betrokken was, is hiervoor onvoldoende, waarbij de rechtbank opmerkt dat eiser geen concrete uitspraken heeft genoemd. De rechtbank wijst op uitspraken van deze rechtbank van 22 februari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:656, 31 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1977 en 31 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1978. In deze uitspraken heeft de rechtbank geoordeeld dat het college niet goed had gemotiveerd dat Balans Zorg & Budget geen professionele zorgaanbieder is. Uit deze uitspraken blijkt niet dat Balans Zorg & Budget zondermeer als professionele zorgaanbieder moet of kan worden aangemerkt.

7.9. Om in de situatie van eiser een goed gemotiveerd besluit te kunnen nemen over het verzoek om een pgb voor begeleiding van Balans Zorg & Budget heeft het college dan ook terecht meer informatie opgevraagd. Nu eiser alleen ongetekende urenverantwoordingen heeft aangeleverd kon het college niet beoordelen of het pgb veilig, doeltreffend, cliëntgericht en doelmatig zal worden besteed. Eiser heeft niet gesteld dat hij de gevraagde gegevens niet kon verstrekken en daarvan is de rechtbank ook niet gebleken.

7.10. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het college heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht, terwijl eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende medewerkingsverplichting. Het college heeft het recht op een pgb niet kunnen vaststellen en daarom de aanvraag van eiser mogen afwijzen.

7.11. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar. De rechtbank wijst er echter op dat met het bestreden besluit aan eiser een proceskostenvergoeding van € 647,- is toegekend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage regels die voor deze zaak belangrijk zijn

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)

Artikel 2.1.3, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de Wmo 2015 bepaalt dat in de door de gemeenteraad vast te stellen verordening in ieder geval wordt bepaald:

b. op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn;

c. welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

Artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding. Artikel 2.3.1, zesde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat bij het onderzoek aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze. Artikel 2.3.1, zevende lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger het college de gegevens en bescheiden moet verschaffen die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat, indien de cliënt dit wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken. Artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat een pgb wordt verstrekt, indien:

a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb budget wenst geleverd te krijgen;

c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

Artikel 3.2.6, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, het college meeweegt of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt. Artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief, de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Artikel 2.3.6, vijfde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college een pgb kan weigeren:

a. voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening of;

b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d en e.

Artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de cliënt verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Verordening maatschappelijke ondersteuning Hardenberg 2023 (Verordening)

Artikel 7.1, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hardenberg 2023 (Verordening) bepaalt dat als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor diensten (o.a. begeleiding en huishoudelijke hulp), maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, het college beoordeelt of wordt voldaan aan alle wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb zoals omschreven in artikel 2.3.6 van de Wmo 2015. Artikel 7.1, tweede lid, van de Verordening bepaalt dat het college beoordeelt of de inwoner en/of zijn pgb-beheerder (indien van toepassing), in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en het uitvoeren van de aan een pgb verbonden taken. De inwoner of zijn pgb-beheerder dient ten minste aan te geven dat:

a. hij zijn eigen situatie overziet, dan wel die van de inwoner en hij een duidelijk beeld heeft van de zorgvraag, de belangen en ondersteuning die inwoner nodig heeft;

b. wat de inwoner wenst in te kopen met het pgb en waarom de inwoner de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

c. waarom de maatwerkvoorziening in redelijkheid geschikt is om het doel of resultaat te behalen waarvoor het pgb is verstrekt;

d. indien van toepassing; wie de inwoner heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

e. hij op de hoogte is van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden;

f. hij in staat is om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor hij inzicht heeft in de bestedingen van het pgb;

g. hij voldoende vaardig is om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners;

h. hij in staat is om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een pgb-aanbieder of informele ondersteuner te kiezen en ook kan motiveren waarom deze geschikt is.

i. hij in staat is om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb;

j. hij kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

k. hij de inzet van een pgb-aanbieder en/ of informele ondersteuner kan coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

l. hij is in staat om als werk- of opdrachtgever de pgb-aanbieder of informele ondersteuner aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

m. hij voldoende juridische kennis heeft over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden;

n. er geen sprake is van een omstandigheid zoals genoemd in artikel 7.3 lid 2 van de verordening;

o. de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is.

Artikel 7.1, vierde lid, van de Verordening bepaalt dat het college beoordeelt of de inwoner (of zijn pgb-beheerder) in staat is om het pgb te beheren. Daarnaast beoordeelt het college of de ondersteuning die de inwoner met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en dus veilig, doeltreffend, doelmatig en inwonergericht is. Het pgb-beheer en de kwaliteit van de ondersteuning wordt getoetst door het bewuste keuzegesprek en het budgetplan zoals omschreven in lid 1 t/m 3. Artikel 7.1, vijfde lid, van de Verordening bepaalt dat de kwaliteit van de met het pgb ingekochte professionele ondersteuning minimaal moet voldoen aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren. Hierbij moeten pgb-aanbieders en een eventuele onderaannemer die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden verricht, voldoen aan de (kwaliteits)criteria zoals genoemd in bijlage 1, en:

a. ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007);

b. adequaat opgeleid personeel in dienst hebben met een afgeronde voor de ondersteuning relevante opleiding zoals genoemd in bijlage 1;

c. een VOG van alle werknemers (en eventueel vrijwilligers) kunnen overleggen, niet ouder dan 3 maanden;

d. beschikken over een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de landelijke eisen(minimaal ISO-9001 versie 2015 of gelijkwaardig);

e. een verklaring betalingsgedrag belastingdienst kunnen tonen;

f. een afschrift van de meest recente jaarrekening - of in het geval van een ZZP’er een balans en een winst- en verliesrekening -kunnen tonen;

g. verzekerd zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid;

h. aangesloten zijn bij een beroepsvereniging.

Artikel 7.1, zesde lid, van de Verordening bepaalt dat een pgb alleen mogelijk is indien naar het oordeel van het college wordt voldaan aan alle voorwaarden, zoals genoemd in hoofdstuk 7 van deze verordening, om in aanmerking te komen voor een pgb en:

a. er geen weigeringsgrond van toepassing is zoals omschreven in artikel 7.5;

b. in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde doel of resultaat;

c. er op geen enkele manier druk is uitgeoefend om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze persoon of organisatie te betrekken.

Artikel 7.1, zevende lid, van de Verordening bepaalt dat het niet voldoen aan de kwaliteitseisen tot gevolg heeft dat het college de aanvraag van de inwoner voor ondersteuning in de vorm van een pgb afwijst. Het college kan de pgb-aanbieder een waarschuwing met een redelijke hersteltermijn geven of de pgb-aanbieder niet (langer) accepteren in het kader van een pgb. Artikel 7.1, achtste lid, van de Verordening bepaalt dat de inwoner of zijn pgb-beheerder een arbeids-of zorgovereenkomst dient af te sluiten met de pgb-aanbieder en/of informele ondersteuner. Artikel 7.1, negende lid, van de Verordening bepaalt dat indien inwoner of zijn pgb-beheerder niet (volledig) het budgetplan (of andere relevante formulieren) invult of niet meewerkt aan de gesprekken omtrent het pgb, na het bieden van een hersteltermijn, geen pgb wordt verstrekt.