ECLI:NL:RBOVE:2023:5182 - Rechtbank Overijssel - 17 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.191176.21 Datum vonnis: 18 december 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] B.V., gevestigd aan de [vestigingsplaats].
1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 475.345,17.
2 De procedure
De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 13 en 15 november 2023 en 4 december 2023. [veroordeelde] B.V. (hierna: [veroordeelde]), vertegenwoordigd door de heer [naam] en bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat in Hoorn, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 13 november 2023 heeft de officier van justitie mr. P.A. van der Vliet de vordering gewijzigd in die zin, dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel € 309.100,65 bedraagt.
De raadsman heeft verzocht bij de vaststelling van het te betalen bedrag rekening te houden met de draagkracht van [veroordeelde]. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. [veroordeelde] is een industriële waterzuiveringsinstallatie, die het afvalwater van drie papierfabrieken zuivert. Eén van die papierfabrieken heeft aangekondigd te gaan sluiten. Daardoor zal de omzet van [veroordeelde] fors dalen.
3 De beoordeling van de vordering
3.1 Veroordeling
[veroordeelde] is bij vonnis van deze rechtbank van 18 december 2023 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
de eendaadse samenloop van: feit 1, het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
en
feit 2, het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
3.2 De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, te weten het met deze vordering samenhangende strafdossier, met onder meer het in de onderhavige zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 23 maart 2023.
[veroordeelde] is veroordeeld voor – zakelijk samengevat – het zich ontdoen van afvalstoffen (papierslib) op een manier waardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, in de periode van 25 september 2018 tot en met 27 augustus 2019. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [veroordeelde] hierdoor kosten heeft bespaard en dat de kostenbesparing als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt.
[veroordeelde] heeft in totaal 9.413,62 ton papierslib afgezet naar verschillende co-vergisters.
[veroordeelde] had het papierslib op een legale manier kunnen afvoeren via [bedrijf], die het papierslib mag composteren. Dit zou in de periode september 2018 tot september 2019
€ 75,00 per ton papierslib hebben gekost.
[veroordeelde] heeft door afgifte van het papierslib aan co-vergisters € 706.021,50 - € 396.920,85 = € 309.100,65 bespaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten en stelt op grond van bovenstaande de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 309.100,65.
3.3 De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de vaststelling van de betalingsverplichting rekening te houden met de toekomstige draagkracht van [veroordeelde]. Een mogelijke daling van de omzet door sluiting van één van de drie papierfabrieken waarvoor [veroordeelde] het afvalwater zuivert is daarvoor onvoldoende. Dit is een omstandigheid die bij de executie van de betalingsverplichting aan de orde kan komen.
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 309.100,65.
4 De wettelijke voorschriften
De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.
5 De beslissing
De rechtbank:
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023.
Buiten staat Mr. D. van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (JM171), financieel dossier Brandgans, p. 201, tabel.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (JM171), financieel dossier Brandgans, p. 201, vierde alinea.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (JM171), bijlage 12, financieel dossier Brandgans, p. 243.