ECLI:NL:RBOBR:2025:5873 - Non-concurrentiebeding vervalt bij contractsovername zonder nieuwe schriftelijke overeenkomst - 16 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een non-concurrentiebeding zijn geldigheid verliest bij een contractsovername als dit niet opnieuw expliciet schriftelijk wordt overeengekomen. Een algemene verwijzing naar het ongewijzigd overgaan van rechten en plichten, zonder het beding specifiek te noemen of de oorspronkelijke overeenkomst bij te voegen, is onvoldoende.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11761888 \ CV EXPL 25-4609
Vonnis in kort geding van 16 september 2025
in de zaak van
[eiser], wonend in [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. M.J. Keuss en mr. M.M. Rijnen,
tegen
TMC MANUFACTURING SUPPORT B.V., gevestigd in Eindhoven, gedaagde partij, hierna te noemen: TMC, gemachtigde: mr. P. de Boer en mr. L. Holterhues.
1 De zaak in het kort
[eiser] is, na enige tijd in dienst te zijn geweest van TMC Holding Zuid en daarna van TMC, voornemens om bij YER in dienst te treden. TMC heeft kenbaar gemaakt dat zij [eiser] zal houden aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. [eiser] vordert in deze procedure dat TMC haar zal toestaan om bij YER in dienst te treden. [eiser] stelt primair dat het concurrentiebeding haar gelding heeft verloren omdat het bij de contractsovername tussen TMC Holding Zuid en TMC niet opnieuw schriftelijk is overeengekomen. Subsidiair vordert [eiser] schorsing dan wel matiging van het concurrentiebeding omdat TMC met de overstap van [eiser] naar YER niet in haar belangen wordt geschaad, terwijl [eiser] met de handhaving van het beding onevenredig in haar recht op vrije arbeidskeuze wordt geschaad.
De kantonrechter wijst de primaire vordering van [eiser] toe, omdat zij voorshands van oordeel is dat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste.
2 De procedure
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 17 juli 2025 met 17 producties;
-
de brief van (de gemachtigde van) TMC waarbij productie 1 tot en met 10 is overgelegd;
-
de brief van (de gemachtigde van) [eiser] waarbij productie 18 tot en met 23 zijn overgelegd;
-
de brief van (de gemachtigde van) TMC waarbij productie 11 is overgelegd.
2.2. Op 26 augustus 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Daarbij waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Namens TMC zijn [A] (Director Manufacturing Support, Quality & Supply Chain Management) en [B] (Business Unit Manager en direct leidinggevende van [eiser] ) verschenen. De gemachtigden van beide partijen hebben spreekaantekeningen overhandigd en voorgelezen.
2.3. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aan partijen meegedeeld dat en wanneer het vonnis zal worden gewezen.
3 De feiten
3.1. Op 1 juli 2022 is [eiser] voor onbepaalde tijd bij TMC Holding Zuid B.V. (hierna: TMC Holding Zuid) als Business Manager in de technische sector in dienst getreden. Tussen partijen is daartoe een arbeidsovereenkomst gesloten, waarin TMC Holding Zuid is aangeduid als TMC.
3.2. In deze arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding overeengekomen met de volgende tekst:
“(…) Concurrentie- en relatiebeding Lid 1. Het is Medewerker niet toegestaan gedurende een (1) jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst ongeacht de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, om zonder schriftelijke toestemming van TMC, binnen Nederland:
a. direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige activiteiten uitvoert of gelijke diensten verleent als TMC en/of daaraan gelieerde ondernemingen doet c.q. doen, of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten;
b. een zaak, gelijk of gelijksoortig of aanverwant aan die van TMC of de met TMC gelieerde ondernemingen te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, direct of indirect, alsook financieel - in welke vorm dan ook - bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben.
c. direct of indirect, werknemers van TMC of aan TMC verbonden vennootschappen te benaderen om ze te bewegen de arbeidsovereenkomst met TMC te beëindigen (zowel tijdens als een jaar na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst).
Lid 2. Het is Medewerker zonder vooraf verkregen schriftelijke toestemming van TMC niet toegestaan binnen een tijdsbestek van een (1) jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst ongeacht de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, direct of indirect, voor eigen rekening of ten behoeve van derden, gelijksoortige of concurrerende werkzaamheden te verrichten voor bestaande relaties van TMC, dan wel ten behoeve van relaties die het laatste jaar voor einde arbeidsovereenkomst relatie zijn geweest, waarmee Medewerker uit hoofde van zijn functie contact heeft gehad. Lid 3. Voor de vaststelling wie als relatie moet worden aangemerkt is de administratie van TMC doorslaggevend.
Boeteclausule
a. a) Bij overtreding of niet nakoming door Medewerker van één of meer van de in de artikelen “Verbod van nevenwerkzaamheden", "Geheimhoudingsbeding”, “Concurrentie- en relatiebeding" omschreven ge- en/of verboden, verbeurt Medewerker ten gunste van TMC, zonder dat hiertoe enige voorafgaande kennisgeving of ingebrekestelling vereist is, een onmiddellijk opeisbare boete ten bedrage van respectievelijk € 25.000,- per overtreding, alsmede een boete van € 5.000,00 voor elke dag of elk gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van TMC om in plaats daarvan volledige schadevergoeding te vorderen.
b) De toepasselijkheid van de leden 3, 4 en 5 van artikel 7:650 BW wordt hierbij uitdrukkelijk uitgesloten.
c) Betaling van de boete bevrijdt Medewerker niet van de verplichtingen uit deze arbeidsovereenkomst. (…)”.
3.3. Op 1 januari 2023 heeft een contractsovername plaatsgevonden waarbij TMC Manufacturing Support B.V. (hierna: TMC) de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en TMC Holding Zuid heeft overgenomen.
3.4. Op 24 januari 2023 heeft TMC daarover een brief aan [eiser] voorgelegd, die vervolgens mede door [eiser] is ondertekend. In die brief staat het volgende vermeld:
“(…) Bij deze bevestigen we dat jouw arbeidsovereenkomst per 1 januari 2023 wordt omgezet van TMC Holding Zuid B.V. naar TMC Manufacturing Support B.V. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst en arbeidsvoorwaarden met ingang van 1 januari 2023 overgaan naar TMC Manufacturing Support B.V. De uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen zullen ongewijzigd blijven. Tevens zal de eventuele bonus, welke is opgebouwd bij TMC Holding Zuid B.V. uitbetaald worden vanuit de nieuwe werkgever: TMC Manufacturing Support B.V. (…)”.
3.5. [eiser] is op dit moment bij TMC werkzaam als Medior Business Manager. Zij is onder meer verantwoordelijk voor het werven, selecteren en begeleiden van teamleden en het onderhouden en opbouwen van klantrelaties.
4 De vordering en het verweer
4.1. [eiser] vordert dat de kantonrechter, optredend als voorzieningenrechter, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair I. TMC gebiedt om het [eiser] zonder enige beperking toe te staan in dienst te treden bij YER; subsidiair II. het concurrentiebeding geheel dan wel gedeeltelijk schorst, althans in duur en reikwijdte matigt, per de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis, althans een in goede justitie te bepalen datum, zodanig dat het [eiser] is toegestaan in dienst te treden bij YER, totdat in een bodemprocedure anders is beslist; primair en subsidiair III. in alle gevallen TMC veroordeelt tot betaling van de kosten van deze procedure, daarin begrepen het salaris van de gemachtigde(n) van [eiser] .
4.2. [eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Al geruime tijd heeft [eiser] het gevoel dat de technische sector niet bij haar past en dat zij hierdoor bij TMC niet meer op haar plek zit. [eiser] wil zich graag richten op een sector die aansluit bij haar interesses en opleiding (Human Recourses). Binnen TMC bestaan daartoe geen mogelijkheden. [eiser] is voornemens om bij YER in dienst te treden. YER houdt zich niet uitsluitend bezig met arbeidsbemiddeling in de technische sector, maar richt zich ook op andere domeinen, zoals Finance en Public. [eiser] heeft van YER een aanbod gekregen om bij haar als Consultant HR werkzaam te zijn binnen het vakgebied HR. TMC staat die overstap niet toe en verwijst daartoe naar het concurrentiebeding zoals dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en TMC Holding Zuid. Het concurrentiebeding is na de contractsovername door TMC niet opnieuw schriftelijk met [eiser] overeengekomen. Daardoor is het concurrentiebeding niet (meer) rechtsgeldig en kan TMC aan het beding geen rechten ontlenen. Het staat [eiser] dan ook vrij om bij YER in dienst te treden. Voor het geval de kantonrechter anders concludeert, dient het concurrentiebeding in het kader van de belangenafweging te worden geschorst c.q. te worden gematigd. TMC wordt immers door de overstap van [eiser] niet in haar belangen geschaad en wenst enkel precedentwerking te voorkomen, terwijl [eiser] met de handhaving van het concurrentiebeding onevenredig in haar recht op vrije arbeidskeuze (ex artikel 19 lid 3 van de Grondwet) wordt geschaad.
4.3. TMC voert als verweer het volgende aan. Het concurrentiebeding is rechtsgeldig overeengekomen. Het beding is aanvankelijk opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en TMC Holding Zuid. [eiser] is vervolgens schriftelijk met TMC overeengekomen dat alle rechten en verplichtingen voortvloeiend uit die oorspronkelijke arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden overgaan op TMC. Daarmee zijn de arbeidsvoorwaarden van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst integraal voortgezet, inclusief de daarin opgenomen beperkende bedingen, zoals het concurrentiebeding. Daarnaast is niet evident dat een concurrentiebeding alleen van rechtswege overgaat bij een overgang van onderneming en dat dit niet het geval zou zijn bij andere vormen van overgang, waaronder contractsoverneming. Voorts heeft TMC zwaarwegende belangen bij de handhaving van het concurrentiebeding. TMC richt zich op detachering binnen de hightech sector en werkt volgens een uniek businessmodel waarin ondernemerschap centraal staat. YER geldt binnen dit speelveld als directe concurrent. YER biedt vergelijkbare detacherings- en consultancydiensten aan en richt zich grotendeels op dezelfde sectoren (zoals techniek, IT en consultancy). Verder is zij, net als TMC, actief in de regio Eindhoven. Hierdoor hebben beide organisaties contact met dezelfde partijen als het gaat om opdrachtgevers en hooggekwalificeerd technisch personeel. Daarnaast hebben TMC en YER een vrijwel identiek bedrijfsmodel. Dit model is gericht op de werving, binding en ontwikkeling van hoogopgeleide professionals en combineert ondernemerschap met werknemerschap. Handhaving van het concurrentiebeding is voor TMC noodzakelijk om haar bedrijfsbelangen, opgebouwde klantrelaties en investeringen te beschermen. Verder bestaat er een reel risico dat als [eiser] in dienst treedt bij YER strategische kennis wordt prijsgegeven, waaronder kennis over de financiële inrichting van de organisatie van TMC, haar marktbenadering en het ‘Employeneurship’ model. [eiser] is op de hoogte van de namen van de klanten, van marges bij klanten en van voorwaarden en commerciële afspraken die TMC met klanten heeft gemaakt. Met handhaving van het concurrentiebeding benadeelt TMC [eiser] niet onbillijk en wordt ook haar recht op vrije arbeidskeuze niet nodeloos beperkt. Het concurrentiebeding moet derhalve worden gehandhaafd.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5 De beoordeling
Spoedeisend belang
5.1. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
5.2. Het spoedeisend belang bij de vordering van [eiser] tot het gebieden van TMC om haar toe te staan om bij YER in dienst treedt en haar het concurrentiebeding (waar het gaat om het maken van deze overstap) niet tegen te werpen, vloeit voort uit de aard van die vordering. Dit is overigens door TMC ook niet betwist. Daar komt bij dat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft verklaard dat YER bereid is om haar aanbod tot indiensttreding tot uiterlijk 1 december 2025 te handhaven, zodat ook om die reden een spoedeisend belang bestaat. [eiser] is daarom ontvankelijk in haar vordering.
Inhoudelijke beoordeling
5.3. Vervolgens moet de kantonrechter in dit kort geding beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat, vooruitlopend daarop, toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Schriftelijkheidsvereiste
5.4. [eiser] stelt primair dat het concurrentiebeding bij en/of na de contractsovername niet (opnieuw) schriftelijk is overeengekomen, waardoor het concurrentiebeding niet (meer) rechtsgeldig is en TMC hieraan geen rechten kan ontlenen. Partijen zijn het erover eens dat in dit geval geen sprake is geweest van een overgang van onderneming in de zin van art. 7:662 BW e.v. Was dat wel het geval geweest, dan zouden de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst (waaronder het concurrentiebeding) van rechtswege zijn overgegaan (de uitzondering van een ingrijpende verzwaring van de functie daargelaten). Indien echter – zoals hier het geval is - geen sprake is van overgang van onderneming in de zin van art. 7:662 BW, geldt een ander (strenger) regime en dient het beding opnieuw schriftelijk te worden overeengekomen met de ‘nieuwe werkgever’. In het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 1987, NJ 1988, 234 (ECLI:NL:HR:1987:AD0013) overweegt de Hoge Raad dat als een werknemer bij het optreden van een nieuwe (juridische) werkgever zonder tegenspraak en op dezelfde voet zijn werkzaamheden voortzet en daardoor met de nieuwe werkgever stilzwijgend een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand komt met in beginsel dezelfde inhoud als van die met de vorige werkgever, de mogelijkheid bestaat dat door die voortzetting het concurrentiebeding zwaarder zou gaan drukken. De Hoge Raad acht een extra waarborg dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen, gelegen in het vereiste van geschrift, in dergelijke situaties op zijn plaats.
5.5. [eiser] heeft na de contractsovername een brief/verklaring ondertekend waarin (in algemene bewoordingen) is vermeld dat de arbeidsovereenkomst en arbeidsvoorwaarden overgaan naar de nieuwe werkgever (TMC) en dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen ongewijzigd zullen blijven. De vraag is of hiermee is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste als extra waarborg bij contractsovername waarover de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest spreekt. In haar arrest van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC0384) is de Hoge Raad dieper ingegaan op het schriftelijkheidsvereiste en heeft hij (voor zover hier van belang) overwogen dat aan het schriftelijkheidsvereiste ook is voldaan indien in een brief wordt verwezen naar de bijgevoegde arbeidsvoorwaarden waarin een concurrentiebeding voorkomt, en de werknemer zich door ondertekening van die brief akkoord verklaart met die arbeidsvoorwaarden. Aan bedoeld vereiste is, aldus de Hoge Raad, niet voldaan in gevallen waarin de werknemer zich schriftelijk akkoord verklaart met de inhoud van een niet als bijlage in schriftelijke vorm bijgevoegd document waarin een concurrentiebeding voorkomt, tenzij de werknemer daarbij uitdrukkelijk verklaart dat hij met het concurrentiebeding instemt (cursivering toegevoegd door de kantonrechter).
5.6. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat met het ondertekenen van voornoemde brief/verklaring niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Redengevend daarvoor is dat de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst niet als bijlage bij de brief is gevoegd. Daar komt nog bij dat de brief ook geen specifieke verwijzing naar het eerder overeengekomen concurrentiebeding bevat met het concrete verzoek aan [eiser] daarmee (opnieuw) in te stemmen. Dit betekent naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat het concurrentiebeding niet tussen TMC en [eiser] van kracht is geworden, zodat aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure de primaire vordering van [eiser] zal toewijzen.
5.7. Omdat de kantonrechter voorshands van oordeel is dat tussen TMC en [eiser] geen concurrentiebeding geldt, kan TMC [eiser] niet verbieden om bij YER in dienst te treden. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] om TMC te gebieden om het [eiser] zonder enige beperking toe te staan in dienst te treden bij YER dus toewijzen. De kantonrechter komt gelet op deze toewijzing niet meer toe aan de beoordeling van de subsidiaire vordering van [eiser] .
Proceskosten
5.8. TMC wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
6 De beslissing
De kantonrechter
6.1. gebiedt TMC om het [eiser] zonder enige beperking toe te staan in dienst te treden bij YER,
6.2. veroordeelt TMC in de proceskosten ten bedrage van € 1.186,92, te betalen binnen veertien dagen na vonnisdatum en te vermeerderen met de kosten van betekening als TMC niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.