ECLI:NL:RBNNE:2025:3848 - Berekening wederrechtelijk voordeel hennepteelt: verklaring veroordeelde en rapport als uitgangspunt - 25 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt op basis van de verklaring van de veroordeelde over het aantal oogsten en de kosten van stekken. Voor de opbrengst en overige kosten wordt aangesloten bij standaardbedragen uit een rapport. Nog aanwezige hennep wordt van de totale oogst afgetrokken.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.278663.23
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2025 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: veroordeelde.
Procesverloop
De officier van justitie heeft d.d. 19 maart 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 86.912,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18-278663-23 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 11 september 2025.
Standpunt van de officier van justitie Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 december 2023 (hierna: “het rapport”) en de verklaring van veroordeelde zelf over de opbrengst van de oogsten en de kosten van de hennepstekken. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op 31.327,40.
Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de nog onder veroordeelde aangetroffen 1,23 kilogram hennep dient te worden afgetrokken van de door veroordeelde aangedragen oogsten van 9,5 kilogram, zodat ten hoogste kan worden uitgegaan van 8,2 kilogram aan verkochte hennep. Veroordeelde geeft aan dat er veel rot is geweest, maar hier is verder geen onderzoek naar gedaan door de politie zodat het voor veroordeelde niet meer mogelijk is dit verweer verder te onderbouwen. De raadsman verzoekt daarom het bedrag aan wederrechtelijk voordeel vergaand te matigen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Beoordeling
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 25 september 2025 in de zaak met parketnummer 18- 278663-23 veroordeeld ter zake van het telen van hennep.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormeld strafbare feit wordt geschat, het rapport en de verklaring van veroordeelde.
Oogst In de woning van veroordeelde zijn drie kweekruimtes aangetroffen met in totaal 385 hennepplanten. Veroordeelde heeft verklaard dat hij twee eerdere oogsten heeft gehad, die respectievelijk 4,5 en 5 kilogram hebben opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er meer oogsten zijn geweest of dat de opbrengsten van die oogsten hoger zijn geweest dan veroordeelde heeft aangegeven. De rechtbank zal dan ook uitgaan van een totale oogst van 9,5 kilogram.
De rechtbank volgt het verweer van de raadsman dat de 1,353 kilogram gedroogde hennep die onder verdachte is aangetroffen, en kennelijk nog niet verkocht of onverkoopbaar was, voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden afgetrokken van de totale oogst. Dit maakt dat de rechtbank zal uitgaan van 8,147 kilogram aan verkochte hennep. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van een nog lager gewicht aan verkochte hennep, nu uit het rapport volgt dat de politie in de aangetroffen hennepresten geen aanwijzingen heeft gezien voor rot of dat er anderszins iets mis zou zijn geweest met de oogsten.
Opbrengst Omdat veroordeelde zich niet heeft uitgelaten over de verkoop(prijs) van de hennep, gaat de rechtbank uit van het in het rapport genoemde standaardbedrag van 4.070,00 per kilogram. Dit betekent dat veroordeelde een opbrengst heeft genoten van 8,147 x 4.070,00, te weten een bedrag van 33.158,29.
Kosten Ook voor de kosten gaat de rechtbank uit van de in het rapport genoemde standaardbedragen, met uitzondering van de kosten voor hennepstekken, waarover veroordeelde heeft verklaard dat deze 5,00 per stek bedroegen. Al met al gaat de rechtbank bij twee oogsten uit van een bedrag van 500,00 aan afschrijvingskosten, een bedrag van 3.850,00 voor de aanschaf van hennepstekken en een bedrag van 2.987,00 aan variabele kosten. Dat levert een totaalbedrag van 7.337,60 aan kosten op.
Dit leidt tot de volgende berekening: 33.158,29 - 7.337,60 = 25.820,69.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde 25.820,69 aan voordeel heeft genoten, en legt aan veroordeelde een betalingsverplichting op tot dat bedrag.
Toepassing van de wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op 25.820,69
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van 25.820,69 (zegge: vijfentwintigduizend achthonderdtwintig euro en negenenzestig eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 516 dagen.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.O. Thijsen, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 september 2025. De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.