ECLI:NL:RBNNE:2025:3766 - Rechtbank Noord-Nederland - 28 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.231794.22
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 28 augustus 2025 in de rechtbank Noord- Nederland
in de zaak tegen
veroordeelde, geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , thans verblijvende: [instelling] .
Procesverloop
De officier van justitie heeft op 17 juli 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder: PIJ-maatregel) van de veroordeelde zal verlengen met 18 maanden.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. M. Landsman, de officier van justitie mr. D.P. Menting
en mevr. J. van Straaten als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door de pedagogisch directeur JJI van [instelling] ondertekende rapport met advies d.d. 26 juni 2025, van het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst en de perspectiefplannen.
Motivering
De opgelegde maatregel Bij vonnis van 17 augustus 2023 heeft deze rechtbank de veroordeelde wegens -kort gezegd- het meermalen plegen van diefstal met geweld en het handelen in strijd met de Opiumwet, de PIJ-maatregel opgelegd. De maatregel is aangevangen op 1 september 2023.
Het advies van de instelling In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de PIJ-maatregel te verlengen met 18 maanden. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven: De veroordeelde verblijft sinds 1 december 2023 op de langverblijfafdeling [instelling] . De veroordeelde heeft sinds het begin van de PIJ-maatregel verschillende interventies en therapieën gevolgd en afgerond. Ook heeft hij vorig jaar zijn MBO niveau 1 afgerond. Momenteel volgt hij de [opleiding] binnen [instelling] en is hij assistent bij de [groep] .
De verlofaanvraag van de veroordeelde ligt momenteel ter beoordeling bij de Dienst Individuele Zaken (DIZ) omdat na het indienen van de verlofmachtiging de veroordeelde tweemaal een positieve urinecontrole en tweemaal een te waterige urinecontrole heeft gehad. Halverwege juli wordt een update naar DIZ gestuurd om te kijken of hij op dat moment wel aan de voorwaarden van een eendaags begeleide verlofstatus voldoet. Indien dit het geval is, geeft DIZ alsnog de eendaags begeleide verlofstatus af. Het risico op recidive wordt zonder behandeling en duidelijke kaders als hoog ingeschat, vanwege onder andere het probleem met middelengebruik, de geringe copingvaardigheden, de omgang met delinquente leeftijdsgenoten en het ontbreken aan prosociale activiteiten. Binnen de huidige kaders van de PIJ- maatregel wordt het risico als matig ingeschat met de inzet van passend risicomanagement. Door middel van de inzet van therapieën en door de dagelijkse behandeling op de groep zal gewerkt worden aan het verminderen van het recidiverisico. Dit door te focussen op de risicofactoren die nog verhoogd aanwezig zijn bij de veroordeelde. Hoewel hij positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt binnen zijn behandeling, is het noodzakelijk dat deze vooruitgang vastgehouden wordt en verder wordt uitgebouwd. De voorgenomen vervolgstappen richten zich op het voortzetten van de verschillende therapieën, waarbij de veroordeelde onder andere werkt aan het aanleren van constructieve en gezonde copingstrategieën, identiteitsontwikkeling, middelengebruik en het verwerken van traumatische gebeurtenissen. Daarnaast ligt de focus op het doorzetten van de schoolgang en het behalen van diplomas en certificaten. In de aankomende periode, wanneer de veroordeelde aan de voorwaarden voor een eendaags begeleide verlofstatus voldoet, zal de begeleide verlofgang opgestart gaan worden. Tijdens de verloven is het van belang dat hij een prosociaal netwerk gaat opbouwen. Hierbij zal hij ondersteund worden door het behandelteam. Ook zal verder onderzocht worden waar zijn interesses liggen, zodat hij zich kan binden aan prosociale activiteiten. Op termijn kan binnen zijn verlofgang toegewerkt worden naar het vinden van een passende dagbesteding (school, werk of vrijwilligerswerk). Bij een verdere positieve voortgang zal
gekeken worden of een onbegeleide verlofstatus aangevraagd kan worden. Het perspectief richt zich momenteel op uitstroom via een Scholings- en Trainingsprogramma (STP) naar een begeleide woonplek. Het is nog niet bekend waar de veroordeelde zal uitstromen. Dit zal in de aankomende periode samen met de Individueel Traject Begeleider verder uitgezocht worden. Na het doorlopen van de fases bestaande uit begeleid en vervolgens onbegeleid verlof, zal de veroordeelde op zijn vroegst in augustus 2026 kunnen starten met het STP. Deze fase duurt zes maanden. Dit betekent dat de veroordeelde op zijn vroegst in februari 2027 in aanmerking komt voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Gelet op het verloop van de afgelopen periode zijn de kaders van de PIJ-maatregel noodzakelijk voor het verder verminderen van het aanwezige recidiverisico. Hierbij zal de veroordeelde aan de gestelde behandeldoelen blijven werken. De maatregel wordt in het belang van zijn ontwikkeling noodzakelijk geacht en er zal worden toegewerkt naar een uitstroom via het STP met een passend risicomanagement. Het advies is om de PIJ-maatregel met 18 maanden te verlengen.
De deskundige J. van Straaten heeft tijdens de terechtzitting van 28 augustus 2025 het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt -zakelijk weergegeven- in: Het afgelopen jaar hebben er geen fysieke incidenten plaatsgevonden. Wel was er één verbaal incident, maar dat is uitgesproken. In het rapport staat dat het begeleid verlof op zijn vroegst na de zomervakantie zou kunnen starten, maar dat wordt nu met twee maanden vertraagd in verband met middelengebruik door de veroordeelde. Het middelengebruik blijft een aandachtspunt. Door het volgen van therapie moeten we uitzoeken wat er gebeuren moet om dat te laten stoppen. We krijgen ook meer zicht op de innerlijke belevingswereld van de veroordeelde De interventie Leren van delict is vanwege de aanwezigheid van een wachtlijst en personeelswisselingen pas medio 2024 gestart. Ik blijf bij het advies om de maatregel met 18 maanden te verlengen.
Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met 18 maanden.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman . De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank Bij vonnis van 17 augustus 2023 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden aan de jeugdige de PIJ-maatregel opgelegd voor (onder meer) het meermalen plegen van diefstal met geweld. Deze feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd. Verlenging van de PIJ-maatregel is daarnaast in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank zal de PIJ-maatregel van de veroordeelde daarom, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met 18 maanden verlengen.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt de rechtbank vast dat, behoudens verdere verlenging, de PIJ-maatregel op 22 februari 2027 voorwaardelijk zal eindigen en op 22 februari 2028 onvoorwaardelijk zal eindigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde met 18 maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. O.F. Brouwer en mr. A. Dijkstra, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter terechtzitting op 28 augustus 2025.