Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3391 - Rechtbank Noord-Nederland - 31 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:339131 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 24/1836

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

  1. Deze uitspraak gaat over het besluit waarmee het CBR eiseres niet rijgeschikt heeft geacht en haar rijbewijs ongeldig is verklaard. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het bestreden besluit rechtmatig is.

Procesverloop

2.1. Naar aanleiding van een ongeval waarbij eiseres betrokken was, heeft de politie aan het CBR een mededeling[1] gedaan op grond van de Wegenverkeerswet 1994. Op last van het CBR is eiseres toen onderzocht door een neuroloog. Deze heeft geconcludeerd dat eiseres voor drie jaar rijgeschikt kan worden geacht, mits zij eerst een rijtest voldoende heeft afgelegd. De rijtest die eiseres vervolgens heeft afgelegd was onvoldoende. Zij heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een tweede rijtest af te leggen. De tweede rijtest was ook onvoldoende.

2.2. Met het primaire besluit van 29 december 2023 is eiseres door het CBR niet rijgeschikt geacht en is haar rijbewijs ongeldig verklaard.

2.3. Met het bestreden besluit van 12 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het CBR bij dat besluit gebleven.

2.4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een brief.

2.5. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde en tevens partner van eiseres. Het CBR heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel? [2]

3.1. Eiseres voert aan dat er sprake is van een groot misverstand. Er is door de politie van begin af aan niet goed naar haar geluisterd. Het politierapport bij de mededeling dat is opgemaakt van het ongeval, geeft daarom niet weer wat er echt is gebeurd. Volgens eiseres heeft het CBR zijn beslissing dus gebaseerd op onjuiste informatie. Op de zitting voegt eiseres hieraan toe dat zij niet begrijpt hoe dat heeft kunnen gebeuren.

3.2. De rechtbank vat het betoog van eiseres op als dat zij heeft bedoeld te stellen dat het CBR het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Maar alleen het stellen, zonder een concrete onderbouwing met stukken, geeft de rechtbank nog geen aanleiding om te twijfelen aan een zorgvuldig onderzoek naar de feiten door het CBR. Bovendien heeft eiseres geen bezwaar gemaakt tegen de eerdere beslissingen van het CBR in dit dossier. Deze staan dus in rechte vast. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet. Is het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel? [3]

3.3. Volgens eiseres heeft het besluit van het CBR voor haar veel te grote gevolgen. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij al jarenlang haar rijbewijs heeft. In al die tijd heeft zij slechts een paar kleine verkeersboetes gehad. Nu is zij ineens haar vrijheid kwijt, als gevolg van een ongeval waaraan zij niets kon doen. Dat geldt ook voor haar partner, want voor elke boodschap of uitje moet eiseres nu door hem worden gebracht.

3.4. De rechtbank vat het betoog van eiseres op als dat zij heeft bedoeld te stellen dat het CBR het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden. Het is duidelijk dat het bestreden besluit nadelige gevolgen heeft voor eiseres en ook voor haar partner. Maar naar het oordeel van de rechtbank zijn die gevolgen niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Uit de stukken blijkt zelfs eerder het tegendeel. Van schending van het evenredigheidsbeginsel is geen sprake. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.

3.5. De rechtbank is daarom van oordeel dat het CBR op goede gronden, eiseres niet rijgeschikt heeft geacht en haar rijbewijs ongeldig heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2 Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:4 (…) 2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Raadpleeg hiervoor artikel 130 en verder, van de Wegenverkeerswet 1994.

Dit beginsel staat in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Dit beginsel staat in artikel 3:4, tweede lid, van Algemene wet bestuursrecht.


Voetnoten

Raadpleeg hiervoor artikel 130 en verder, van de Wegenverkeerswet 1994.

Dit beginsel staat in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Dit beginsel staat in artikel 3:4, tweede lid, van Algemene wet bestuursrecht.