Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3367 - Rechtbank Noord-Nederland - 14 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:336714 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Locatie Groningen

Lurisnummer: [LURIS-nummer]

Kenmerk RK 25-018108

Tussenuitspraak op de vordering ex artikel 23 van de Uitleveringswet (UW) van de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland van 14 augustus 2025 met betrekking tot:

[opgeëiste persoon],

geboren op [geboortedatum] 1991 te Verenigde Staten, thans gedetineerd in de [instelling] ,

hierna te noemen: “opgeëiste persoon”.

1. Het verzoek tot uitlevering en de overgelegde stukken

1.1 Het verzoek tot uitlevering

De autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika hebben bij nota (met het nummer [nummer] ) van 2 juni 2025 aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken een verzoek tot uitlevering ter vervolging van de opgeëiste persoon gedaan.

De uitlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht ter strafvervolging ter zake van de verdenking dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor haar aanhouding is gelast, te weten medeplichtigheid aan moord door aansporing, medeplichtigheid aan moord door steun achteraf en samenzwering om moord te plegen, zoals omschreven in de Affidavit (beëdigde verklaring) van 22 april 2025 van [naam] , Assistant Solicitor.

Bij brief van 3 juni 2025 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) verzocht het door de Verenigde Staten van Amerika gedane verzoek tot uitlevering van de opgeëiste persoon in behandeling te nemen.

1.2 De door de verzoekende staat overgelegde stukken

Voormeld verzoek is vergezeld van het volgende:

  • een authentiek afschrift van het aanhoudingsbevel met nummer [nummer] d.d. 26 maart 2025, het

aanhoudingsbevel met nummer [nummer] d.d. 28 maart 2025 en het aanhoudingsbevel met nummer [nummer] d.d. 28 maart 2025;

  • de Affidavit (beëdigde verklaring) van 22 april 2025 van [naam] , Assistant Solicitor van het kantoor

van de openbare aanklager van Spartanburg County (hierna: Affidavit) met daarin een uiteenzetting van de feiten, met bijlagen waaronder de vereiste stukken met betrekking tot de identiteit van de opgeëiste persoon en een overzicht van de toepasselijke rechtsvoorschriften.

1.3 De overige stukken

In het uitleveringsdossier zijn verder de volgende stukken opgenomen:

  • stukken met betrekking tot de voorlopige aanhouding en de uitleveringsdetentie van de opgeëiste

persoon;

  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 11 juli 2025, strekkende tot het in

behandeling nemen van genoemd uitleveringsverzoek;

  • de aanvullende vordering van de officier van justitie van 21 juli 2025 in verband met de in beslag

genomen goederen;

  • de schriftelijke samenvatting van de officier van justitie, overgelegd ter zitting op

31 juli 2025, houdende diens opvatting omtrent de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek.

2 Het onderzoek ter zitting

2.1 De behandeling De rechtbank heeft op 31 juli 2025 de opgeëiste persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. J.W. Ebbink en de officier van justitie, mr. M. Kappeyne van de Coppello gehoord ter openbare zitting.

De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zij [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedatum] 1991 te Verenigde Staten, is en dat zij de Amerikaanse nationaliteit bezit.

2.2 Het standpunt van de opgeëiste persoon

Namens de opgeëiste persoon is primair bepleit dat de uitlevering niet toelaatbaar kan worden geacht, omdat er geen zekerheid is over de strafbare feiten die de procureur ten laste zal leggen en geen zekerheid is dat de doodstraf niet zal worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht, wanneer de uitlevering toelaatbaar wordt geacht, de minister te adviseren nadere garanties te bedingen over de detentieomstandigheden.

2.3 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot uitlevering toelaatbaar dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft gesteld dat er geen reëel risico is dat de doodstraf zal worden opgelegd. Uit de stukken blijkt dat op basis van de verdenkingen op grond waarvan de uitlevering wordt verzocht, de doodstraf niet kan worden geëist. Daarbij komt dat voor het vorderen van de doodstraf een aparte procedure moet worden gevolgd en in de aanbiedingsbrief staat dat het Openbaar Ministerie die procedure niet zal starten. Ten slotte geldt op grond van artikel 12 van de Uitleveringswet dat bij een wijziging van de verdenking aanvullende toestemming moet worden gevraagd aan de minister. Die toestemming zal niet worden verleend indien er een risico bestaat dat de doodstraf zal worden opgelegd. Voor wat betreft detentiegaranties heeft de officier van justitie gesteld dat een dreigende mensenrechtenschending ter beoordeling van de minister is.

3 Heropening van het onderzoek

De rechtbank is na sluiting van het onderzoek ter zitting tot de conclusie gekomen dat zij op dit moment nog over onvoldoende informatie beschikt om een oordeel over het verzoek tot uitlevering te kunnen vormen.

De rechtbank is van oordeel dat op dit moment onvoldoende vast staat dat de doodstraf niet zal worden opgelegd in deze zaak. Het verzoek tot uitlevering betreft een vervolgingsuitlevering. De uitlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht ter zake van een strafvervolging op verdenking van onder meer medeplichtigheid aan moord door aansporing. Op dat misdrijf is in South Carolina de doodstraf gesteld. In de Affidavit is over de mogelijke toepassing van de doodstraf in deze zaak opgenomen dat het hoger gerechtshof van South Carolina in de zaak State/Bixby heeft bepaald dat een persoon die is veroordeeld voor medeplichtigheid aan moord door aansporing niet in aanmerking komt voor de doodstraf. Op dit moment is dat het overheersende precedent in South Carolina. Op basis van de huidige verdenking kan de procureur dus geen procedure initiëren om de doodstraf te eisen.

De rechtbank merkt op dat uit de Affidavit blijkt dat de procureur ervoor kan kiezen om de opgeëiste persoon te vervolgen voor andere of aanvullende beschuldigingen dan de in de aanhoudingsbevelen opgenomen feiten. Weliswaar staat in de Affidavit dat de procureur een tenlastelegging zal nastreven op basis van de aanhoudingsbevelen, maar kennelijk is niet uitgesloten dat, lopende het onderzoek, de verdenking zich zou kunnen uitbreiden met andere feiten die verband houden met deze zaak waar eveneens de doodstraf op staat maar waarin het voorbehoud van de zaak State/Bixby niet van toepassing is. Of in dat geval aanvullende toestemming zal worden verzocht is allerminst zeker, omdat op het feit zoals omschreven in het arrestatiebevel dezelfde maximumstraf staat, namelijk de doodstraf. In de Affidavit is opgenomen dat de procureur geen afzonderlijke procedure zal initiëren om de doodstraf in deze zaak na te streven, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Daarmee is niet uitgesloten dat, na afronding van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte, alsnog de doodstraf zal worden opgelegd door de rechtbank.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank op dit moment onvoldoende informatie om te beslissen over de toelaatbaarheid van de uitlevering. Er is nadere informatie nodig van de Amerikaanse autoriteiten waaruit moet blijken dat de doodstraf niet zal worden opgelegd aan de opgeëiste persoon, in welke variant

dan ook de verdenking, te weten betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] , uiteindelijk ten laste zal worden gelegd of bewezen zal worden verklaard. De rechtbank stelt de officier van justitie in de gelegenheid om, middels het Ministerie van Justitie en Veiligheid, deze nadere informatie op te vragen bij de Amerikaanse autoriteiten.

De rechtbank zal gelet op het voorgaande het onderzoek heropenen en hervatten op een nader te bepalen dag en tijdstip en iedere verdere beslissing aanhouden.

4 De beslissing

De rechtbank:

  • heropent en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie, middels het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de Amerikaanse autoriteiten;

  • beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan haar raadsman;

  • beveelt de oproeping van een tolk in de Engelse taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.

Deze uitspraak is gegeven door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. S.R. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 augustus 2025.