Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3288 - Rechtbank Noord-Nederland - 9 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:32889 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

beschikkingsnummer: 261678862 zaaknummer: 11447672 BU VERZ 24-2961

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 9 juli 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

  1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘stilstaan op de vluchtstrook of vluchthaven van een autosnelweg zonder dat sprake is van een noodgeval’, verricht op 15 oktober 2023, om 16:10 uur, op de Rijksweg A7 in Oostwold, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten).

1.1. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

1.2. De kantonrechter heeft het beroep op 9 juli 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. F. Hashimi.

1.3. Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

  1. Betrokkene voert aan dat ze vroeger een zware TIA heeft gehad. Af en toe wordt ze onwel en dan is ze bang dat ze weer een TIA krijgt. Het kan lange tijd goed gaan en dan heeft ze geen klachten, maar soms komt het ineens heel plotseling opzetten. Tijdens het rijden kreeg ze klamme handen en een raar gevoel, daarom besloot ze de auto op de vluchtstrook te zetten en even te pauzeren. Ze stond er nog maar twee minuten voordat de agent naast haar stopte en aangaf dat ze mee moest rijden naar een bedrijventerrein verderop. Vervolgens wou de agent dat betrokkene plaatsnam in zijn auto, maar dat wou ze niet. De boete voelt als een straf daarvoor. De verklaring in het zaakoverzicht klopt daarom ook niet. Ze heeft het met de verbalisant nooit gehad over een telefoon.

2.1. Verder heeft betrokkene bijlagen aangeleverd waarin een medewerker van de GGZ aangeeft dat betrokkene schulden bij de belastingdienst heeft van € 107.000. Betrokkene geeft aan dat ze in totaal meer dan € 225.000 aan schulden heeft. Daarnaast leeft ze van € 40,00 per week.

  1. De vertegenwoordigster is van mening dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

Overwegingen

  1. De kantonrechter stelt allereerst vast dat betrokkene geen zekerheid heeft gesteld. Betrokkene moet (tijdig) een bedrag betalen als zekerheid voor de boete en de administratiekosten.[1]

4.1. Betrokkene voert, onder verwijzing naar bijlagen aan, dat zij het niet kan betalen. Ze leeft van € 40,00 per week.

4.2. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om het te betalen bedrag aan zekerheid op nul te zetten.

  1. De kantonrechter stelt vast dat het beroepschrift in administratief beroep te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken.[2] Het beroepschrift had uiterlijk op 5 december 2023 ontvangen moeten zijn. Het beroepschrift is op 12 december 2023 per post bij de CVOM binnengekomen. De poststempel dateert van 11 december 2023.

5.1. Betrokkene voert aan dat ze op [datum] zwaar is mishandeld en daardoor links geheel doof is. Deze mishandeling heeft veel nasleep gehad, waardoor ze veel behandelingen heeft. Zo heeft ze onder andere EMDR-therapie gehad. Door de lange wachttijd konden de behandelingen pas vanaf juli/augustus plaatsvinden. Hierdoor was betrokkene zich niet bewust van de beroepstermijn. Verder heeft ze kinderen, maar ze vraagt niet graag om hulp.

5.2. De kantonrechter ziet hierin voldoende aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Volgens vaste rechtspraak leiden omstandigheden zoals door betrokkene beschreven niet tot een verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. Gelet op de mentale toestand waarin betrokkene destijds verkeerde, ziet de kantonrechter in dit geval aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Hierbij is ook van belang dat betrokkene slechts een paar dagen te laat was. Zij zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie daarom gegrond verklaren en die beslissing vernietigen. De kantonrechter zal het beroep inhoudelijk behandelen.

  1. Betrokkene betwist de gedraging niet, maar voert argumenten aan ter verklaring. Daarmee is de gedraging komen vast te staan. Vervolgens is de vraag of er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een wijziging van de boete.

6.1. De kantonrechter ziet, in aanmerking genomen de persoonlijke en financiële situatie van de betrokkene, die met stukken is onderbouwd, aanleiding de boete te matigen tot € 30,00 + € 9,00 administratiekosten. Zij ziet geen aanleiding om de boete verder te matigen, omdat betrokkene onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een noodsituatie.[3] Daarbij weegt mee dat betrokkene tijdens de staandehouding het volgende zou hebben verklaard: ‘de telefoon ging, ik moest het even checken’.

Conclusie

De kantonrechter:

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, kantonrechter, in aanwezigheid van mr. W.B. Jongsma, griffier.

griffier kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.

Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Artikel 11 van de Wahv.

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:2609).


Voetnoten

Artikel 11 van de Wahv.

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:2609).