Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:2958 - Rechtbank Noord-Nederland - 7 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:29587 juli 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

beschikkingsnummer: 264139255 zaaknummer: 11466848 BU VERZ 24-3130

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 7 juli 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

  1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘stilstaan op een vluchtstrook of vluchthaven van een autosnelweg zonder dat sprake is van een noodgeval’, verricht op 10 februari 2024, om 12:09 uur, op de Rijksweg A32 in Grou, gemeente Leeuwarden met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten).

1.1. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

1.2. De kantonrechter heeft het beroep op 7 juli 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene, zijn echtgenote en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. M. Kalsbeek.

1.3. Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

  1. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is en zal de boete matigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.

Standpunten

  1. Betrokkene ontkent de verweten gedraging en stelt dat er sprake was van een noodgeval, nu hij als gevolg van medicatiegebruik erg nodig moest urineren en daarom langs de autosnelweg een tijdelijke urinestop heeft gemaakt. Verder betwist hij de verklaring van de verbalisant dat hij zou hebben gezegd de omgeving niet goed te kennen. Hij kent de situatie juist goed en weet dat er op korte afstand geen plek is om legaal te urineren. Dat de verbalisant het aanvankelijk liet bij een waarschuwing en hem later alsnog een bekeuring gaf, leidde bij betrokkene tot veel onbegrip en het gevoel van willekeur.

  2. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd het standpunt van de officier van justitie te willen handhaven en heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren.

Overwegingen

  1. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders als de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring of als uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.

5.1 Uit de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat deze zag dat ter hoogte van hectometerpaal 61.1 rechts van de A32 onder Grou, een voertuig stilstond op de vluchtstrook van de autosnelweg A32. De verbalisant verklaart dat hij in de verte zag dat er een man naast de auto in de berm stond en dat deze man met zijn rug naar het voertuig stond gekeerd. De verbalisant naderde het voertuig en de man via de vluchtstrook. Hij dacht dat betrokkene mogelijk pech met zijn voertuig had of dat er een ander noodzakelijk iets aan de hand was. Toen de verbalisant betrokkene dicht genaderd was, zag hij dat deze tegen de daar aan de rechterzijde van de vluchtstrook geplaatste vangrail stond te urineren.

5.2 De verbalisant verklaart dat hierbij het voertuig met de linkerwielen dicht tegen de hoofdrijbaan (rijstrook 2) stilstond, zodat dit bij het uitstappen een gevaarlijke situatie kon opleveren voor zowel betrokkene als het verkeer dat over de A32 het voertuig van betrokkene naderde. De verbalisant heeft betrokkene gevraagd wat de reden was voor het stilstaan op de vluchtstrook, waarbij deze aangaf dat hij hartpatiënt was en dat hij daarom plaspillen slikte en hierdoor vaker moest plassen. De verbalisant verklaart dat hij betrokkene mededeelde dat hij daarvoor niet de vluchtstrook van een autosnelweg diende te gebruiken, maar dat hij een afslag had moeten nemen. Hij heeft betrokkene meegedeeld dat hij beter de afslag naar Grou had kunnen nemen, waarbij betrokkene verklaarde dat hij ter plaatse niet bekend was.

5.3 Daarom heeft de verbalisant betrokkene een ernstige waarschuwing gegeven. Kort daarna reed de verbalisant in de richting van Grou, waarbij betrokkene vóór hem reed. Dit vond hij vreemd, nu betrokkene hem had verteld dat hij ter plaatse niet bekend was. De verbalisant verklaart dat hij betrokkene volgde en dat hij zag dat deze op de rotonde de derde afslag nam en de Oedsmawei opreed. Vervolgens heeft hij betrokkene op de Oedsmaweg een volgteken gegeven, omdat hij wilde vaststellen of betrokkene echt niet bekend was en waarom hij nu wel de afslag Grou had genomen. De verbalisant verklaart dat betrokkene bij de tweede staandehouding aangaf dat hij in Grou moest zijn en dat hij hier vaker kwam. Daarom heeft de verbalisant hem alsnog een kennisgeving van de beschikking gegeven voor het zonder noodzaak gebruik maken van een vluchtstrook op een autosnelweg.

5.4 De kantonrechter is van oordeel dat de gedraging kan worden vastgesteld. Het benutten van de vluchtstrook om een sanitaire stop te maken, is geen noodgeval in de zin van artikel 43, derde lid, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.[1] Het verweer van betrokkene dat de verbalisant hem bij de tweede staandehouding na een waarschuwing niet alsnog had mogen beboeten, volgt de kantonrechter niet. Het is namelijk de discretionaire bevoegdheid van een verbalisant om in concrete gevallen naar aanleiding van een gebleken gedraging een sanctie op te leggen of dat niet te doen. Bij de eerste staandehouding heeft de verbalisant ervoor gekozen om betrokkene een waarschuwing te geven, nu deze aangaf door medicatiegebruik veel te moeten plassen én niet bekend te zijn in de omgeving. Vervolgens werd door de verbalisant geconstateerd dat betrokkene bij het vervolgen van zijn weg de afslag Grou nam, wat verwarring bij de verbalisant opriep.

5.5 De kantonrechter begrijpt dat de verbalisant betrokkene daarom een tweede keer heeft staande gehouden om na te gaan of deze echt niet bekend was in de omgeving. Wel vindt hij dat het al of niet bekend zijn in de omgeving minder relevant was, nu betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn medicatiegebruik een plotselinge aandrang kan hebben om te urineren; van hem kon dan niet worden verwacht dat hij was doorgereden naar de afslag Grou, die 1.200 meter verderop lag. Bovendien was niet zeker dat, áls hij die afslag genomen had, hij meteen een “legale” plek had gevonden om te plassen. Hoewel er geen noodgeval was, zal de kantonrechter, gelet op deze bijzondere omstandigheden, de boete matigen tot de helft, waardoor het boetebedrag uitkomt op € 149,00 (inclusief administratiekosten).

Conclusie

De kantonrechter:

 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;  vernietigt die beslissing;  wijzigt de inleidende beschikking en matigt de sanctie tot € 149,00 (inclusief administratiekosten);  bepaalt dat betrokkene het teveel betaalde aan zekerheidstelling terugkrijgt.

Waarvan proces-verbaal,

R. de Hoop, griffier mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.

Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

hof Leeuwarden, 30 maart 2006 (ECLI:NL:GLEE:2006:AX6507).


Voetnoten

hof Leeuwarden, 30 maart 2006 (ECLI:NL:GLEE:2006:AX6507).