Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:9920 - Rechtbank Noord-Holland - 8 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:99208 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht Locatie Alkmaar

Zaaknummer: C/15/360852 / JU RK 25-39 Datum uitspraak: 8 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,

over

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. A. van Westen te Hoorn,

[de vader], hierna te noemen de vader, wonende in [plaats] , advocaat mr. M.D. Balesar te Heerhugowaard,

[de pleegouders] , hierna te noemen de pleegouders, wonende in [plaats] .

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:

2 De feiten

2.1. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

2.2. [de minderjarige] verblijft deels bij de pleegouders en deels bij de moeder.

2.3. De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 februari 2024 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd, bij beschikking van 20 februari 2025 tot 22 februari 2026.

2.4. De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 november 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een netwerkpleeggezin voor minimaal 5 dagen per week. Bij beschikking van 20 februari 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 22 augustus 2025 en het verzoek voor het overige aangehouden.

3 Het verzoek

3.1. De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 1 november 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Op basis van de beschikking van de kinderrechter van 20 februari 2025 is de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder uitgebreid. Parlan heeft deze uitbreiding geobserveerd. De uitbreiding verloopt naar wens en het gaat goed met [de minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder. De betrokken partijen, te weten de GI, 10 voor Toekomst, Parlan, de pleegouders en de moeder, kunnen zich vinden in het feit dat [de minderjarige] geleidelijk aan terug naar huis zal gaan. Er is een opbouwschema gemaakt waarin de dagen dat [de minderjarige] bij de moeder is, zijn opgenomen.

3.3. De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing zekerheidshalve te verlengen tot 1 november 2025. Op de huidige einddatum van de machtiging zal [de minderjarige] volgens het begeleidingsschema nog niet volledig teruggeplaatst zijn bij de moeder. Door de machtiging tot 1 november 2025 te verlengen, wordt de veiligheid van [de minderjarige] gewaarborgd en is er een veilige basis om de overgang naar thuiswonend zorgvuldig en gefaseerd af te ronden. Dit voorkomt dat er bij onverhoopte stagnatie of terugval geen passende interventie meer mogelijk is.

3.4. Ter zitting heeft de GI naar voren gebracht dat [de minderjarige] volgens het opbouwschema vanaf 22 september 2025 een hele week en dus volledig bij de moeder zal verblijven. De GI heeft het vertrouwen dat dit goed zal gaan. Toch handhaaft de GI het verzoek, zodat er ruimte is voor speling en de volledige terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder gemonitord kan worden.

4 De standpunten

4.1. De moeder is het niet eens met het verzoek. Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat [de minderjarige] volgens het opbouwschema vanaf 16 september 2025 weer helemaal bij de moeder zal wonen. De moeder heeft het afgelopen anderhalf jaar voldoende laten zien dat zij dit kan en heeft alle vertrouwen hierin. De advocaat van de moeder heeft de kinderrechter verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. [de minderjarige] verblijft in de komende twee weken al negen dagen bij de moeder. Er is geen noodzaak meer om de uithuisplaatsing te verlengen.

4.2. De vader is het niet eens met het verzoek. Door en namens de vader is naar voren gebracht dat de vader er achterstaat dat [de minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen. De vader heeft de kinderen al bijna een jaar niet gezien en hoopt dat hierin snel verandering komt. De advocaat van de vader heeft verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. Het enkele monitoren van de terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder valt niet onder de strekking van een machtiging tot uithuisplaatsing.

4.3. Door de pleegouders is naar voren gebracht dat zij er achterstaan dat [de minderjarige] weer volledig bij de moeder gaat wonen. Volgens de pleegouders hoeft de machtiging tot uithuisplaatsing niet verlengd te worden.

5 De beoordeling

5.1. Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.[1]

5.2. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de zorgen over de thuissituatie van [de minderjarige] bij de moeder op een gegeven moment zo groot zijn geworden, dat de moeder de zorg over [de minderjarige] niet meer volledig op zich kon nemen. Daarom verblijft [de minderjarige] sinds juli 2024 vijf dagen per week bij de pleegouders. Bij de pleegouders ervaart [de minderjarige] rust en regelmaat en krijgt zij de aandacht en verzorging die zij nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. De afgelopen tijd heeft de moeder positief meegewerkt met de hulpverlening en zich ingezet om de thuissituatie te verbeteren. Aan de hand daarvan is de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder uitgebreid. Parlan heeft de uitgebreide omgang geobserveerd en er is vastgesteld dat het goed gaat met [de minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder.

5.3. Op grond van de recente stukken en wat ter zitting is besproken, is het de kinderrechter gebleken dat alle belanghebbenden achter de terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder staan. Aan de hand van het opbouwschema zal dit de komende weken geleidelijk worden uitgevoerd, waarbij [de minderjarige] vanaf 16 september 2025 weer volledig bij de moeder woont. Gelet hierop zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders verlengen tot 16 september 2025 en het verzoek voor het overige deel afwijzen.

5.4. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een voorziening voor pleegzorg tot 16 september 2025;

6.2. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.3. wijst het meer verzochte af.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.


Voetnoten

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.