Uitspraak inhoud

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 11031837 \ CV EXPL 24-2201 Uitspraakdatum: 27 augustus 2025

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid**[eiser] B.V.** handelend onder de naam**[bedrijf]** te [plaats 1] de eisende partijhierna te noemen: [bedrijf] gemachtigde: M.P.A. Roelands

tegen

[gedaagde] te [plaats 2] de gedaagde partijhierna te noemen: [gedaagde] procederend in persoon

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding:

  • de conclusie van antwoord;

  • de conclusie van repliek.

1.2. [gedaagde] heeft niet meer gereageerd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Feiten

2.1. [bedrijf] biedt via haar website opleidingen aan. [bedrijf] en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten. [gedaagde] heeft zich ingeschreven voor de opleiding Basistheorie Vastgoed + Specialisatie Wonen (KRMT). [bedrijf] heeft de aanmelding voor dit opleidingspakket per e-mail bevestigd.

2.2. De totale prijs van het opleidingspakket inclusief lesmateriaal is € 5.525,00. [gedaagde] heeft ervoor gekozen om dit bedrag te betalen in 24 maandelijkse termijnen van € 230,21.

2.3. De opleiding is op 3 juni 2022 aangevangen met de module publieksrecht. Deze module liep tot 1 juli 2022.

2.4. Op 20 augustus 2022 heeft [gedaagde] de onderwijsovereenkomst opgezegd.

3 Het geschil

3.1. [bedrijf] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.152,50 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten. De hoofdsom bestaat uit het lesgeld van de module publieksrecht, het ter beschikking gestelde lesmateriaal en de annuleringskosten.

3.2. [gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Hij stelt dat hij maar enkele lessen heeft gevolgd, en alleen voor die lessen wil betalen.

4 De beoordeling

4.1. De kantonrechter stelt voorop dat Richtlijn 93/13/EEG (betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten) en Richtlijn 2011/83/EU (betreffende consumentenrechten) van toepassing zijn op de onderhavige onderwijsovereenkomst. Het betreft hier namelijk een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Op de onderhavige overeenkomst zijn dus consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, ook ambtshalve, consequenties aan verbinden.

Ambtshalve toetsing van de overige precontractuele informatieplichten

4.2. [bedrijf] heeft niet voldaan aan de essentiële precontractuele informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. Weliswaar heeft zij verwezen naar schermafdrukken van haar website, maar hieruit blijkt niet dat zij [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht en het recht op ontbinding (overeenkomstig artikel 6:230o BW e.v.). [bedrijf] stelt dat de informatie over het ontbindingsrecht is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] hiermee niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte is gebracht van deze informatie. [gedaagde] had er vóór het sluiten van de overeenkomst tenminste expliciet op gewezen moeten worden dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Niet gesteld of gebleken is dat daaraan is voldaan. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast. Welke sanctie hoort hierbij?

4.3. De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden.[1] Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf] [gedaagde] op enig ander moment op het herroepingsrecht heeft gewezen.

4.4. Uit de opzegging door [gedaagde] van 20 augustus 2022 is gebleken dat hij de overeenkomst heeft herroepen binnen de verlengde herroepingstermijn. Daarom kan een betalingsverplichting voor het geleverde ingevolge artikel 6:230s lid 5 sub a onder 1 of 2 BW niet worden vastgesteld.

4.5. Dit betekent dat de vordering op de primaire grondslag niet toewijsbaar is.

Ongerechtvaardigde verrijking

4.6. [bedrijf] heeft subsidiair een beroep op ongerechtvaardigde verrijking gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat [bedrijf] recht heeft op een vergoeding van de waarde van de prestatie die zij op basis van de overeenkomst heeft geleverd. Oftewel, [gedaagde] moet [bedrijf] een vergoeding betalen voor het lesmateriaal dat zij heeft ontvangen en de lessen die hij heeft gevolgd of had kunnen volgen. De kantonrechter vindt het echter niet redelijk als [bedrijf] een vergoeding zonder enige korting voor de prestatie zou ontvangen, omdat zij (naast de schending van artikel 6:230m lid 1 sub h BW) ook niet heeft voldaan aan enkele andere essentiële informatieplichten die op haar rusten. Het gaat om de volgende verplichtingen.

De bestelknop

4.7. Artikel 6:230v lid 3 BW bevat een bijzondere verplichting voor overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. Deze verplichting houdt in dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de overeenkomst wordt aanvaard door gebruik van een knop of soortgelijke functie, moet die knop of soortgelijke functie worden uitgerust met een goed leesbare, ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt.

4.8. Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop (of soortgelijke functie) waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.[2]

4.9. Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die [bedrijf] hanteert, “aanmelden” en vervolgens na invullen van het aanmeldformulier “versturen” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat [gedaagde] met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW.

De contractuele informatieplicht

4.10. [bedrijf] heeft ook niet voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. In de bevestigingse-mail staat namelijk niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie, zoals het herroepingsrecht.

Wat is toewijsbaar?

4.11. De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten, inclusief artikel 6:230v lid 3 BW, gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.[3] De kantonrechter zal daarom in lijn met de sanctierichtlijn[4] een korting van 40% toepassen.

4.12. [gedaagde] heeft de overeenkomst herroepen na afloop van de module publieksrecht. Dat betekent dat hij deze lessen in het geheel had kunnen volgen en daarvoor ook het lesgeld verschuldigd is. IDP heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het lesgeld voor de module publieksrecht € 675,00 bedraagt. Daarnaast heeft [gedaagde] voor € 690,00 aan lesmateriaal (boeken) ontvangen. Daarmee is [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter ongerechtvaardigd verrijkt.

4.13. De gevorderde annuleringskosten worden afgewezen, aangezien deze voortvloeien uit de overeenkomst die op 20 augustus 2022 rechtsgeldig is herroepen. Bovendien heeft [bedrijf] niet onderbouwd welke verdere schade zij door de opzegging/herroeping van [gedaagde] heeft geleden.

4.14. Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 819,00 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 1.365,00 (= € 675,00 + € 690,00) x 0.6).

4.15. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 122,85.

4.16. De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de [bedrijf] die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.

Conclusie en proceskosten

4.17. De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.

4.18. Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [bedrijf] van € 941,85, te vermeerderen met de wettelijke over dat bedrag vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;

5.2. bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4. wijst de vordering voor het overige af. Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Artikel 6:230o lid 2 BW.

HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann), punt 28.

Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366 en Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.

Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten (https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/richtlijn-sanctiemodel-informatieplichten.pdf), te vinden op rechtspraak.nl.


Voetnoten

Artikel 6:230o lid 2 BW.

HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann), punt 28.

Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366 en Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.

Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten (https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/richtlijn-sanctiemodel-informatieplichten.pdf), te vinden op rechtspraak.nl.