Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:9528 - Rechtbank Noord-Holland - 23 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:952823 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht Locatie Alkmaar

Zaaknummer: C/15/357374 / JU RK 24-1425 Datum uitspraak: 23 juli 2025

Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,

over

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] , advocaat: mr. I.M. Thieme, kantoorhoudende te Zaandam,

[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] , advocaat: mr. M. van Espen, kantoorhoudend te Hoorn,

[de pleegouders], hierna te noemen: de pleegouders, wonende in [plaats] .

1 Het verloop van de procedure

1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:

2 De feiten

2.1. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

2.2. [de minderjarige] verblijft sinds 27 oktober 2022 bij de pleegouders, te weten de grootouders (vz).

2.3. Bij beschikking van de kinderrechter van 16 oktober 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 oktober 2024. De kinderrechter heeft in diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin verleend tot 16 april 2024, welke vervolgens op 9 april 2024 is verlengd tot 16 oktober 2024.

2.4. De kinderrechter heeft bij ambtshalve beschikking van 15 oktober 2024 de ondertoezichtstelling en de machtiging om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin in afwachting van een inhoudelijke behandeling verlengd tot 15 november 2024.

2.5. De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 november 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 15 november 2025. Ook is de machtiging om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin verlengd tot 15 augustus 2025, waarbij het overige gedeelte van het verzoek is aangehouden tot de onderhavige zitting.

3 Het verzoek

3.1. De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders, te weten de grootouders (vz). De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2. De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat [de minderjarige] de afgelopen periode bij de grootouders een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De perspectiefonderzoeken bij beide ouders zijn afgerond en hieruit is naar voren gekomen dat [de minderjarige] noch bij zijn vader noch bij zijn moeder kan opgroeien. Vanuit het onderzoek komt tevens naar voren dat het wel van belang is dat beide ouders een belangrijke rol in het leven van [de minderjarige] blijven vervullen.

3.3. Voor de moeder geldt het advies dat haar huidige omgang met [de minderjarige] het maximaal haalbare is. De GI heeft met de moeder en de hulpverlening veiligheidsafspraken gemaakt die de moeder goed nakomt. De moeder is het niet eens met de uitkomsten van het perspectiefonderzoek van Parlan. De moeder vindt dat zij onvoldoende heeft mogen laten zien wat zij [de minderjarige] kan bieden. Vanuit het perspectiefonderzoek heeft Parlan geadviseerd om te bekijken of de omgang tussen de vader en [de minderjarige] kan worden uitgebreid naar een overnachting. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de vader veel leert van video interactie begeleiding (hierna: VIB). Er is op dit moment echter nog geen duidelijkheid of de vader ook zodanig heeft kunnen profiteren dat de omgang met [de minderjarige] kan worden uitgebreid. Daartoe vindt in september 2025 de evaluatie plaats.

3.4. Tijdens de zitting in oktober 2024 kwam naar voren dat er een verstoorde verstandhouding was tussen de moeder en de pleegouders. Het is belangrijk dat [de minderjarige] emotionele toestemming van beide ouders voelt om te mogen verblijven bij de pleegouders. De GI heeft het gezin daarom aangemeld voor systeemtherapie. De GI wil de inzet van systeemtherapie ook benutten om het perspectiefbesluit te formaliseren middels het daartoe noodzakelijke proces. Dit is noodzakelijk omdat bekeken moet worden in hoeverre de moeder en pleegouders in staat zijn gezamenlijk tot afspraken te komen in het belang van [de minderjarige] . Mede vanuit de inzet van systeemtherapie wil de GI toewerken naar een perspectiefbesluit wat ook door de rechtbank kan worden getoetst.

3.5. Ter aanvulling op het verzoek heeft de GI op de zitting naar voren gebracht dat het Terug Naar Huis Onderzoek (hierna: TNHO) is omgezet naar een perspectiefonderzoek. De GI heeft een opvoedbesluit genomen, waarin zij het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders heeft bepaald. Dit besluit heeft de GI gebaseerd op een gemotiveerd advies van Parlan. In het onderzoek is, anders dan de advocaat van de moeder stelt, alle beschikbare informatie over beide ouders meegenomen en het onderzoek is dus niet op basis van verouderde informatie uitgevoerd. Hoewel inmiddels duidelijk is geworden dat [de minderjarige] niet meer bij de ouders zal opgroeien, is er nog geen definitief perspectiefbesluit genomen. De reden hiervoor is dat de rol van de ouders in het leven van [de minderjarige] nog niet voldoende duidelijk is. De GI wil eerst systeemtherapie inzetten, voordat er een definitief perspectiefbesluit kan worden genomen. Naar aanleiding van het perspectiefonderzoek zijn er met beide ouders afspraken gemaakt over de omgang met [de minderjarige] . Vanaf oktober gaat [de minderjarige] naar school en moet opnieuw bekeken worden hoe de omgang dan ingevuld gaat worden. De GI zal daarbij het advies van Parlan volgen. Verder geeft de GI aan dat Parlan en de gemeente inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de financiering voor de systeemtherapie. De GI verwacht dat dit na de zomervakantie zal gaan starten.

4 De standpunten

Het standpunt van de moeder

4.1. Door en namens de moeder is op de zitting - samengevat - het volgende naar voren gebracht. De moeder staat achter de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing en zij stemt ermee in dat [de minderjarige] bij de grootouders zal opgroeien. De moeder kan zich echter niet vinden in de uitkomst van het perspectiefonderzoek en de wijze waarop dit onderzoek is opgesteld. In de afgelopen periode heeft er een wisseling van omgangsbegeleiders plaatsgevonden. De huidige omgangsbegeleider, [huidige omgangsbegeleider] , is niet betrokken geweest bij het perspectiefonderzoek. Volgens de moeder zijn de conclusies van het onderzoek daardoor niet gebaseerd op recente informatie en zijn de meest actuele ontwikkelingen niet meegenomen. De moeder heeft het gevoel dat de vader en zij niet gelijkwaardig worden behandeld. Zo krijgt de vader VIB, terwijl de moeder dat niet aangeboden krijgt. De moeder geeft verder aan dat de omgang tussen haar en [de minderjarige] heel goed verloopt en dit ook is terug te lezen in de verslagen van [huidige omgangsbegeleider] . De moeder begrijpt dan ook niet waarom de omgang met [de minderjarige] niet wordt uitgebreid. Verder benadrukt de moeder dat zij is uitbehandeld bij de GGZ.

Het standpunt van de vader

4.2. Door en namens de vader is op de zitting - samengevat - naar voren gebracht dat hij achter de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing staat en instemt met de uitkomsten van het perspectiefonderzoek. De vader vindt het belangrijk dat er voor alle partijen duidelijkheid komt over de invulling van de omgang met [de minderjarige] . De communicatie tussen de vader en de moeder verloopt een stuk beter.

Het standpunt van de pleegouders

4.3. De pleegouders hebben op de zitting aangegeven dat beide ouders complimenten verdienen. De samenwerking met de ouders verloopt inmiddels goed, ondanks dat de systeemtherapie nog niet is opgestart. Dit geldt ook voor het contact van de pleegouders met de moeder.

5 De beoordeling

Verlenging machtiging uithuisplaatsing

5.1. Op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding.[1]

5.2. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. [de minderjarige] verblijft sinds oktober 2022 bij zijn pleegouders. Deze plaatsing is in oktober 2023 geformaliseerd middels een machtiging tot uithuisplaatsing omdat geen van beide ouders in staat was om [de minderjarige] een gestructureerde en veilige opvoedsituatie te bieden. Bij de pleegouders krijgt [de minderjarige] de structuur, rust en begeleiding die hij nodig heeft. [de minderjarige] ontwikkelt zich daar goed en is aan zijn pleegouders gehecht. De kinderrechter acht het daarom niet in het belang van [de minderjarige] dat hij ergens anders wordt geplaatst. Daarnaast is een plaatsing bij één van de ouders op dit moment niet mogelijk en is uit het perspectiefonderzoek naar voren gekomen dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders ligt. Hoewel de ouders het heel verdrietig vinden, begrijpen zij dat [de minderjarige] bij de pleegouders zal opgroeien en staan zij hierachter. De ouders geven hiermee aan de belangen van [de minderjarige] voorop te kunnen stellen en dit is knap van hen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat [de minderjarige] kan opgroeien op een plek waar hij veilig is en waar hij goed tot ontwikkeling kan komen. Deze plek heeft [de minderjarige] op dit moment bij zijn grootouders (vz) en dit moet worden gewaarborgd.

5.3. Hoewel de systeemtherapie de afgelopen periode nog niet is gestart, constateert de rechtbank dat de onderlinge verhoudingen tussen de vader en de pleegouders, de moeder en de pleegouders, en de ouders onderling inmiddels goed zijn en de communicatie tussen hen goed verloopt. De rechtbank geeft alle partijen hiervoor een compliment. Dit roept bij de rechtbank overigens wel de vraag op in hoeverre systeemtherapie op dit moment nog van belang, actueel en van toegevoegde waarde is.

5.4. Tijdens de zitting is gebleken dat zowel de ouders als de pleegouders behoefte hebben aan duidelijkheid over de verdere invulling van de omgang met [de minderjarige] . Door de GI is aangegeven dat zij in de komende periode het opvoedbesluit verder zal concretiseren tot een definitief perspectiefbesluit, waarin ook de rol van de ouders in het leven van [de minderjarige] duidelijk zal worden. De rechtbank stelt vast dat de moeder de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet en acht het van belang dat de GI bij het opstellen van het definitieve perspectiefbesluit nadrukkelijk rekening houdt met deze positieve ontwikkelingen van de moeder.

5.5. De rechtbank wijst de GI erop dat op grond van artikel 1:265j, derde lid, van het BW een volgend verlengingsverzoek vergezeld dient te gaan van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming daaromtrent.

Ten aanzien van het standpunt van de GI over het perspectief van [de minderjarige]

5.6. Door de GI is op de zitting aangegeven dat er op dit moment weliswaar sprake is van een opvoedbesluit, maar niet van een perspectiefbesluit, omdat nog niet duidelijk is wat de precieze rol van de ouders zal kunnen zijn bij het opgroeien van [de minderjarige] . De rechtbank is echter van oordeel dat de huidige beslissing van de GI dient te worden beschouwd als een perspectiefbesluit. De beslissing van een GI dat het opgroeiperspectief van een kind niet meer bij de ouder(s), maar ergens anders ligt, wordt immers een perspectiefbesluit genoemd. Voor de GI is het duidelijk dat [de minderjarige] zal opgroeien bij de grootouders en zijn perspectief niet meer bij de ouders ligt. Dit is door de GI ook als zodanig aan de ouders gecommuniceerd en op de zitting is duidelijk geworden dat door alle betrokkenen de beslissing van de GI ook als zodanig wordt beschouwd. Verder is hierover voor een ieder behoefte aan duidelijkheid. Dat momenteel nog niet helemaal geconcretiseerd kan worden wat de rol van ouders in deze situatie, dan wel in de toekomst zal zijn, doet daar niets aan af.

5.7. Uit het arrest van de Hoge Raad van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148) volgt dat de wet niet voorziet in een zelfstandige rechtsingang waarin een perspectiefbesluit als zodanig aan de rechter ter voorbereiding kan worden voorgelegd. In dit arrest heeft de Hoge Raad echter ook overwogen dat de rechter een perspectiefbesluit wel zal moeten beoordelen indien dit noodzakelijk is in verband met beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met het standpunt van de GI over het opgroeiperspectief van de minderjarige. Dit is in dit geval aan de orde bij de beoordeling van de resterende termijn van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] .

5.8. Gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] acht de rechtbank het in zijn belang dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de plek waar hij gaat opgroeien. De GI heeft naar aanleiding van het perspectiefonderzoek besloten dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] niet bij de ouders, maar bij de pleegouders ligt. Dat betekent dat [de minderjarige] bij de pleegouders zal opgroeien tot zijn volwassenheid en dat de GI geen hulp meer zal inzetten gericht op het wonen van [de minderjarige] bij de ouders.

5.9. De rechtbank onderschrijft de visie van de GI dat [de minderjarige] niet meer bij zijn ouders zal opgroeien. De GI heeft zich hierbij onder andere gebaseerd op het advies van Parlan en de rechtbank is van oordeel dat het besluit van de GI op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen en begrijpelijk en voldoende is gemotiveerd. Daarnaast constateert de rechtbank dat alle betrokken partijen het eens zijn over het opgroeiperspectief van [de minderjarige] bij zijn pleegouders. De rechtbank acht het van belang dat het perspectiefbesluit nader wordt uitgewerkt, zodat de rol van de ouders op afstand in het leven van [de minderjarige] duidelijk wordt. De rechtbank benadrukt hierbij dat de verdere invulling hiervan niets afdoet aan het feit dat zij altijd de ouders van [de minderjarige] zullen zijn en blijven, en een belangrijke rol in zijn leven zullen vervullen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de GI bij de verdere invulling van de rol van de ouders rekening houdt met de positieve ontwikkelingen van de moeder. Zo blijkt uit het positieve verslag van de omgangsbegeleider dat de omgang goed verloopt, haar behandeling bij de GGZ is afgerond, zij een nieuwe partner heeft, en de communicatie met de pleegouders en de vader inmiddels constructief verloopt. De rechtbank is ervan overtuigd dat de ouders veel van [de minderjarige] houden en het is van groot belang voor [de minderjarige] dat hij contact heeft met zijn beide ouders. Het is aan de GI om binnen het kader van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing de band tussen [de minderjarige] en de ouders te blijven bevorderen. De GI zal samen met de ouders moeten bekijken hoe de omgang tussen [de minderjarige] en de ouders kan worden vormgegeven. Het belang van [de minderjarige] is hierbij leidend.

5.10. De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De rechtbank:

6.1. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een voorziening voor pleegzorg (netwerkpleeggezin), te weten bij de grootouders (vz) tot 15 november 2025;

6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.


Voetnoten

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.