ECLI:NL:RBNHO:2025:8924 - Rechtbank Noord-Holland - 24 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367599 / JU RK 25-987 Datum uitspraak: 24 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een gedeeltelijke gezagsbelasting
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen: de GI, wonende in Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ), hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] .
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
de vader;
-
[vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI
1.3. De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4. Onderhavig verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot vervangende toestemming voor de aanvraag van een reisdocument (bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer C/15/367598 / JU RK 25-986).
2 De feiten
2.1. De vader heeft de [nationaliteit] nationaliteit. De moeder heeft de [nationaliteit] nationaliteit. [de minderjarige] heeft de [nationaliteit] en [nationaliteit] nationaliteit.
2.2. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3. [de minderjarige] woont bij de vader.
2.4. Bij mondelinge beslissing van 2 april 2025 (schriftelijk vastgelegd op 3 april 2025) is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor plaatsing van [de minderjarige] bij de gezaghebbende vader, voor de duur van vier weken. Bij beschikking van de kinderrechter van 24 juni 2025 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 24 juni 2026.
2.5. Bij beschikking van 10 april 2025 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor plaatsing van [de minderjarige] bij de gezaghebbende vader, tot 2 juli 2025. Bij beschikking van de kinderrechter van 24 juni 2025 is machtiging verleend [de minderjarige] uit huis te plaatsen, welke machtiging thans eindigt op 24 juni 2026.
3 Het verzoek
3.1. De GI verzoekt te bepalen dat het gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de GI met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling met ingang van 25 augustus 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI verzoekt ook om een aantekening te maken in het gezagsregister van de gedeeltelijke gezagstoekenning aan de GI.
3.2. De GI brengt ter onderbouwing van haar verzoek het volgende naar voren. Het is noodzakelijk dat het gezag over [de minderjarige] met betrekking tot aanmelding bij een onderwijsinstelling wordt uitgeoefend door de GI, aangezien het contact met de moeder niet tot stand komt en zij dus geen toestemming geeft voor de aanmelding bij een onderwijsinstelling in de woonplaats van [de minderjarige] . [de minderjarige] gaat naar school in [plaats] , terwijl hij sinds de uithuisplaatsing bij de vader en zijn vriendin in [plaats] woont. Het is voor de vader en zijn netwerk een grote belasting om elke schooldag te moeten reizen van [plaats] naar [plaats] . Het zou passender zijn dat [de minderjarige] wordt ingeschreven op een school in zijn woonplaats, zoals de vrije school in [plaats] . Op die manier wordt de reistijd korter en kan [de minderjarige] na schooltijd met zijn vriendjes spelen.
4 De standpunten
Het standpunt van de vader
4.1. De vader staat achter het verzoek van de GI. Hij heeft in [plaats] een passende school gevonden voor [de minderjarige] . Het is wenselijk dat [de minderjarige] aan het begin van aankomend schooljaar kan instromen op de nieuwe school.
5 De beoordeling
Rechtsmacht
5.1. De kinderrechter constateert dat de moeder en [de minderjarige] de [nationaliteit] nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter moet beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, moet de kinderrechter het toepasselijke recht bepalen.
5.2. Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de [nationaliteit] rechter rechtsmacht toe.
5.3. Nu de [nationaliteit] rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Gedeeltelijke gezagsbelasting
5.4. De kinderrechter is van oordeel dat het noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling dat de GI wordt belast met het gezag over [de minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling (artikel 1:265e Burgerlijk Wetboek).
5.5. De mogelijkheid tot gedeeltelijke gezag overdracht is bedoeld om bepaalde essentiële belemmeringen voor de ontwikkeling van een minderjarige weg te nemen. De wetgever heeft die mogelijkheid beperkt tot een aantal specifiek in de wet omschreven situaties. De aanmelding bij een onderwijsinstelling is er daarvan één (artikel 1:265e lid 1 onder a. Burgerlijk Wetboek).
5.6. Op basis van de stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht, stelt de kinderrechter vast dat contact met de moeder niet tot stand komt en dat de moeder, gelet op haar geestelijke gesteldheid, kennelijk niet in staat is een weloverwogen oordeel te vormen over de wens van de vader om [de minderjarige] in te schrijven bij een onderwijsinstelling in zijn woonplaats [plaats] , noch over het verzoek van de GI om haar gedeeltelijk met het gezag te belasten ten aanzien van deze inschrijving. De kinderrechter is echter van oordeel dat het wel in het belang is van [de minderjarige] dat hij naar school kan in zijn woonplaats. Op die manier kan hij vrienden maken in zijn eigen omgeving en wordt de reistijd naar school korter. De kinderrechter acht het onder deze omstandigheden noodzakelijk dat vervangende toestemming wordt gegeven voor de aanmelding van [de minderjarige] bij een onderwijsinstelling in zijn woonplaats.
5.7. Dit betekent dat de kinderrechter de GI zal belasten met het gezag over [de minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij de onderwijsinstelling. Gelet op het feit dat de scholen momenteel gesloten zijn en de GI de beschikking vanaf 25 augustus 2025 gaat gebruiken, zal de kinderrechter beslissen dat de GI deze gedeeltelijke gezagsuitoefening toekomt voor een termijn van drie maanden, te weten vanaf 24 juli 2025 tot 24 oktober 2025.
5.8. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Aantekening in gezagsregister
5.9. De beslissing tot gedeeltelijke gezagsbelasting wordt van rechtswege aangetekend in het gezagsregister.
6 De beslissing
De kinderrechter:
6.1. belast de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met het gezag over [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ), met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling, met ingang van 24 juli 2025 tot 24 oktober 2025;
6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3. wijst af het meer of anders verzochte.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 2 Besluit gezagsregisters.