Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:8230 - Rechtbank Noord-Holland - 18 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:823018 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

Vernietiging erkenning, gezag, zorgregeling en kinderbijdrage

zaak-/rekestnr.: C/15/343931 / FA RK 23-4387

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 juli 2025

in de zaak van: [de man], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna mede te noemen: de man, advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te [plaats] ,

--tegen--

[de moeder] , wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] , hierna mede te noemen: de moeder, advocaat mr. J.W.E. Groot, kantoorhoudende te Wognum.

De minderjarige kinderen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] worden vertegenwoordigd door [de bijzondere curator] , bijzondere curator.

1 Procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.2. De geagendeerde mondelinge behandeling van de zaak op 17 juli 2025 heeft op verzoek van partijen geen doorgang gevonden.

2 Feiten en omstandigheden

2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad.

2.2. Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren de minderjarige [de minderjarige 1] (hierna [de minderjarige 1] ), door de man erkend op [datum] . Op [datum] hebben de man en de moeder in het gezagsregister het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] laten aantekenen.

2.3. Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren de minderjarige [de minderjarige 2] (hierna: [de minderjarige 2] ), door de man erkend op [datum] . Op [datum] hebben de man en de moeder in het gezagsregister het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 2] laten aantekenen.

2.4. Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren de minderjarige [de minderjarige 3] (hierna: [de minderjarige 3] ), door de man erkend op [datum] .

2.5. Bij beschikking van deze rechtbank van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank:

2.6. Bij beschikking van deze rechtbank van 12 september 2023 is de behandeling van een beslissing op het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen pro forma aangehouden tot 12 maart 2024 en is de Raad voor de Kinderbescherming opgedragen op uiterlijk 20 februari 2024 de kinderrechter te informeren over de stand van zaken en aan te geven of het verzoek wordt gehandhaafd.

In februari 2024 heeft de Raad het verzoek tot ondertoezichtstelling ingetrokken, waardoor genoemde procedure als afgedaan is beschouwd.

3 Verzoek

3.1. De man verzoekt op grond van artikel 1:205 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) de door hem gedane erkenningen van de kinderen te vernietigen.

De man heeft voorts verzocht om de beschikking van 5 oktober 2022 te wijzigen, in die zin, dat de kinderbijdrage met ingang van 14 maart 2022 op nihil wordt gesteld.

Tot slot heeft de man verzocht om de moeder te veroordelen in de proceskosten.

3.2. De man stelt daartoe, kort samengevat, dat hij niet de biologische vader is van de kinderen. Bij het gezin is het Centrum Jeugd en Gezin, de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis betrokken. In overleg met de betrokken hulpverlening en de ouders hebben de ouders een DNA-test laten uitvoeren waaruit is gebleken dat de man niet de biologische vader is van de kinderen. De man stelt dat hij door bedrog dan wel dwaling tot de erkenning is bewogen, nu de moeder hem heeft laten geloven dat hij de verwekker was van de kinderen. 4. Verweer tevens zelfstandig verzoek

4.1. De moeder heeft verweer gevoerd en daarbij, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.

4.2. De moeder erkent dat zij tijdens de relatie met de man is vreemdgegaan, maar is er van overtuigd dat de man de verwekker is van de kinderen, omdat zij in de conceptietijdvakken van de zwangerschappen geen seksuele contacten heeft gehad met een andere man. De moeder is van mening dat de uitgevoerde DNA-test niet betrouwbaar is en betwist dan ook de uitslag daarvan.

De moeder verzoekt bij zelfstandig verzoek: I. een deskundige te benoemen die een rechtsgeldig verwantschapsonderzoek naar de man en de kinderen zal doen en voorts te bepalen dat, indien blijkt dat de man niet de biologische vader is van de kinderen, de moeder in de kosten van het verwantschapsonderzoek te veroordelen, en als de man wel de biologische vader van de kinderen is, de man in de kosten van het onderzoek te veroordelen; II. onder wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 5 september 2022:

5 Verslag en advies bijzondere curator

5.1. Uit het verslag en advies van de bijzondere curator van 12 december 2023 blijkt onder meer, kort samengevat, het volgende.

5.2. Uit de afzonderlijke gesprekken met de moeder en met de man is de bijzondere curator gebleken dat er sprake is geweest van een zeer moeizame relatie, die langere tijd verbroken is geweest tussen de geboorte van de oudste twee kinderen en de jongste. In overleg met de hulpverlening van de gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente) is er een DNA-test gedaan. De man is overtuigd van de juistheid van de uitslag van de DNA-test en wil sindsdien geen contact meer met de kinderen. De moeder is tegenover de bijzondere curator wisselend in haar uitlatingen of de man wel of niet de biologische vader kan zijn van de kinderen. Zij heeft een affaire gehad met een andere man tijdens de relatie met de man. De moeder acht de kans klein dat die man de biologische vader is van de kinderen. De moeder vindt dat de kinderen op de man lijken. Bovendien had zij geen affaire met de man toen de ouders weer een relatie hadden en [de minderjarige 3] is geboren. De moeder twijfelt aan de uitslag van de DNA-test uitgevoerd door het bedrijf DNA Diagnostic Center (hierna: DDC). De uitslag had er binnen een week moeten zijn. Toen de uitslag uitbleef heeft de moeder gebeld met DDC en van een medewerker begrepen dat er te weinig materiaal op de swaps (soort wattenstaafjes) zat om daar een profiel uit op te maken en dat de testen opnieuw moesten worden afgenomen. De moeder hoorde daarna niets meer van de man of de gemeente. Daarna heeft de gemeente gebeld met de mededeling dat uit de DNA-test is gebleken dat de man niet de biologische vader is van de kinderen. De moeder heeft opnieuw gebeld met DDC, waar haar naar haar zeggen is meegedeeld dat door de man opnieuw materiaal is opgestuurd, waarna de test is uitgevoerd. Dit is later bevestigd door de gemeente, die daarna alsnog heeft aangegeven dat toch de eerste swabs zijn gebruikt en dat de gemeente ervan uitgaat dat de test klopt. De moeder is van mening dat bij deze gang van zaken de DNA-uitslag niet betrouwbaar is.

5.3. De bijzondere curator heeft tevens met een medewerker van de gemeente gesproken. Daarin is aangegeven dat een medewerker van de gemeente betrokken was bij de afname van het materiaal voor de DNA-test, welke test een niet-rechtsgeldige DNA-test betrof, en waarbij in ieder geval per kind minimaal twee swabs zijn afgenomen. De medewerker heeft de swabs opgestuurd naar DDC. De gemeente heeft uit een emailbericht van DDC aan de man vernomen dat er maar één keer materiaal is opgestuurd, maar dat gebruik is gemaakt van de tweede swab voor de test. De man heeft de strekking van dit emailbericht aan de bijzondere curator bevestigd. De gemeente heeft opheldering gevraagd bij DDC en het antwoord vervolgens per email aan de man gestuurd. Dit emailbericht is aan de bijzondere curator overlegd en daaruit blijkt dat de gemeente van DDC heeft vernomen dat er één set met testen is ingestuurd, met voor ieder kind 4 stokjes, waarbij alle stokjes zijn gebruikt voor de test.

5.4. De bijzondere curator concludeert dat er nog steeds twijfel bestaat of de man de biologische vader is van de kinderen en acht het in het belang van de kinderen dat er duidelijkheid komt. De kinderen hebben geen contact meer met hun vader en weten niet waarom. De kinderen hebben recht op statusvoorlichting en begeleiding daarbij. Er dient naar de mening van de bijzondere curator dan ook een rechtsgeldige DNA-test te worden uitgevoerd. Indien de man niet de biologische vader blijkt te zijn, adviseert de bijzondere curator om het verzoek toe te wijzen, nu dwaling door de vader aannemelijk is. Dit zal voor de kinderen moeilijk zijn, omdat degene die zij als hun vader zagen dan niet hun vader is en ook geen vaderrol wil vervullen.

6 Beoordeling

vernietiging erkenning

6.1. Op grond van artikel 1:205 lid 1 sub b BW kan de man een verzoek tot vernietiging van de erkenning indienen op de grond dat hij niet de biologische vader van het kind is, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden, tot de erkenning is bewogen.

6.2. Bij een procedure tot vernietiging van de erkenning gaat het om een rechtsgevolg dat niet ter vrije beschikking van partijen staat. De man is aan de erkenning gebonden, tenzij de erkenning heeft plaatsgevonden onder invloed van een van de hiervoor vermelde wilsgebreken.

6.3. In artikel 1:205 lid 1 sub b BW worden twee voorwaarden genoemd. De erkenner moet niet de biologische vader zijn van de kinderen en er moet sprake zijn van een wilsgebrek.

6.4. De rechtbank is van oordeel dat allereerst dient komen vast te staan of de man wel of niet de biologische vader is van de kinderen. Zonder uitsluitsel hierover kan ook de tweede voorwaarde immers niet worden beoordeeld.

6.5. De rechtbank stelt vast dat bij de ouders hulpverlening via de gemeente betrokken is (geweest). In het kader van die hulpverlening heeft de man zijn twijfels omtrent zijn biologisch vaderschap met betrekking tot de kinderen geuit. De gemeente heeft toen besloten een zogeheten ‘gemoedsrusttest’ te doen: een niet-rechtsgeldige test om de twijfel weg te nemen en de ouders rust te bieden over dit aspect. De uitslag van die test is dat de man niet de biologische vader is van de kinderen. De moeder betwist deze uitslag. Uit het verslag van de bijzondere curator is gebleken dat er bij de moeder door de gang van zaken rondom de test twijfel is ontstaan bij de moeder of deze test wel juist is afgenomen.

De vader heeft daarna blijkens de stukken zijn medewerking aan een rechtsgeldige DNA-test geweigerd, reden waarom de zaak op zitting is geagendeerd. Voorafgaand aan de geagendeerde zitting van 17 juli 2025 hebben de ouders aangegeven in te stemmen met een door de rechtbank te gelasten DNA-onderzoek en hebben zij de rechtbank verzocht een DNA-onderzoek te gelasten.

6.6. De rechtbank is van oordeel dat bij de geschetste gang van zaken niet onomstotelijk is komen vaststaan dat de man niet de biologische vader is van de kinderen. Daarmee kan de vraag of aan de eerste voorwaarde van artikel 1:205, lid 1 onder b BW is voldaan niet worden beantwoord. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat er een rechtsgeldige DNA-test wordt gedaan en zal daartoe een deskundige benoemen.

6.7. De rechtbank zal bepalen dat het rechtsgeldig DNA-onderzoek moet worden uitgevoerd door Verilabs. Zowel de man als de moeder met de kinderen zullen naar Verilabs moeten gaan om hun DNA-materiaal af te staan. Voor een eenduidige uitslag kan Verilabs het nodig achten dat de moeder ook wordt meegenomen in de test. Het is niet nodig dat de moeder met de kinderen en de man gelijktijdig naar Verilabs gaan. Zij kunnen op aparte dagen en/of tijden afspraken maken. Zowel de man als de moeder en de kinderen moeten zich bij Verilabs kunnen identificeren. De afname van het DNA-materiaal zal plaatsvinden door middel van het afnemen van wangslijmvlies. Dit gebeurt met een soort van wattenstaafje (een swab) waarmee zachtjes aan de binnenkant van de wang wordt geschraapt. Dit is pijnloos. Meer informatie is te vinden op de website van Verilabs.

6.8. De kosten die aan een dergelijk onderzoek zijn verbonden komen doorgaans bij helfte voor rekening van partijen en dienen dan voorafgaand aan het onderzoek te worden voldaan. Nu de moeder en de man echter procederen op basis van gefinancierde rechtshulp zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepalen dat deze kosten, in afwachting van de uitkomst van voormeld DNA-onderzoek en in afwachting van de eindbeslissing in deze procedure, voor beide partijen door de Staat zullen worden voorgeschoten. De rechtbank begroot de kosten van na te melden DNA-onderzoek op € 1.295,00.

overige verzoeken

6.9. De rechtbank zal de behandeling van de zaak voor het overige aanhouden in afwachting van de uitslag van de DNA-test. Daarna zal de rechtbank beslissen over de voortgang van de zaak, waaronder de overige verzoeken van de man en de zelfstandige verzoeken van de moeder.

7 Beslissing

De rechtbank:

7.1. gelast een kenmerkenonderzoek middels DNA ter beantwoording van de vraag of de man de biologische vader is van de minderjarige kinderen: III. [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ; IV. [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ; V. [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;

7.2. benoemt tot deskundige: de deskundige van Verilabs Laboratorium voor Verwantschapsonderzoek, [adres] (tel [telefoonnummer] );

7.3. bepaalt dat het voorschot op de kosten van dit deskundigenonderzoek en -rapport € 1.295,00 zal bedragen in afwachting van een definitieve beslissing over de betaling en verdeling van deze kosten;

7.4. bepaalt dat de voorlopige kosten van het DNA-onderzoek ten bedrage van € 1.295,00 uit de Rijkskas dienen te worden voorgeschoten;

7.5. bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de benoemde deskundige zal zenden;

7.6. gelast partijen zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afspraak te maken bij Verilabs om het onderzoek te laten uitvoeren;

7.7. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

7.8. houdt de zaak pro forma aan tot 1 oktober 2025 in afwachting van het rapport van de deskundige;

7.9. wijst erop dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.