Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:10673 - Gezagsbeëindiging moeder bij uitzichtloze persoonlijke problematiek en structureel niet invullen van gezag - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:1067317 september 2025

Essentie

De rechtbank beëindigt het gezag van een moeder wier persoonlijke problematiek, waaronder verslaving en psychische stoornissen, onveranderd blijft. Omdat de moeder haar gezag niet invult en het perspectief van het kind al langdurig buiten huis ligt, is de aanvaardbare termijn voor verbetering verstreken.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Haarlem

Zaaknummer: C/15/364776 / FA RK 25-2195 Datum uitspraak: 1 juli 2025

Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem, hierna te noemen: de Raad,

over

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. J. Brouwer, kantoorhoudende te Rotterdam,

[de grootouders moederszijde], hierna te noemen: de grootouders moederszijde (mz), wonende in [plaats] ,

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd in Amsterdam, hierna te noemen: de GI.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 30 april 2025;

  • de brief, met bijlage, van de advocaat van de moeder, van 30 juni 2025.

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • mr. R.W. de Gruijl namens de moeder, als waarnemer voor mr. Brouwer;

  • de grootouders mz;

  • [vertegenwoordiger van de raad] als vertegenwoordiger van de Raad;

  • [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de GI.

De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter zitting.

1.3. [de minderjarige] heeft haar mening gegeven in een gesprek met de voorzitter. Tijdens de zitting heeft de rechtbank samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 De feiten

2.1. De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 7 december 2017 onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is steeds verlengd en duurt nu nog tot 7 december 2025.

2.2. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 december 2017 ook een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Deze maatregel is steeds verlengd tot 7 december 2020. Bij beschikking van 27 november 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd. Deze machtiging is daarna steeds verlengd en duurt nu nog tot 7 december 2025.

2.3. Bij beschikking van deze rechtbank van 15 februari 2022 is het verzoek van de Raad om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI te benoemen tot voogd over [de minderjarige] afgewezen.

2.4. De GI heeft een opvoedbesluit genomen waarin is bepaald dat het perspectief van [de minderjarige] niet meer ligt bij de moeder, maar deels bij de grootouders (mz) en deels bij [naam] . Bij beschikking van 27 december 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank overwogen zich te kunnen vinden in het opvoedbesluit van de GI. Dit brengt met zich dat de GI niet meer zal werken aan de thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder.

2.5. De GI heeft zich bij brief van 1 november 2024 op verzoek van de Raad bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3 Het verzoek

3.1. De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [de minderjarige] te benoemen. De Raad heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2. Als onderbouwing van het verzoek is namens de Raad naar voren gebracht dat er geen perspectief is dat [de minderjarige] bij de moeder wordt teruggeplaatst. De moeder heeft een licht verstandelijke beperking, ADHD, PTSS en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van alcohol- en drugsmisbruik. Ondanks laagdrempelige hulpverlening is het niet gelukt de situatie van de moeder te veranderen of haar bij [de minderjarige] te betrekken. De moeder is nu dakloos en verblijft tijdelijk bij verschillende mensen. [de minderjarige] is licht verstandelijk beperkt en is bijzonder kwetsbaar. Zij heeft veel meer dan het gemiddelde kind van haar leeftijd een rustige, overzichtelijke, voorspelbare, veilige en gestructureerde leef- en opvoedsituatie nodig. Zij vraagt van haar opvoeders een professionele, consequente en neutrale opstelling. Die opstelling krijgt zij zowel bij de grootouders mz als bij [naam] . De GI heeft laten weten dat de moeder haar gezag niet misbruikt, maar daar ook geen invulling aan geeft. Zij is op geen enkele manier betrokken bij [de minderjarige] en de hulpverlening, zegt regelmatig afspraken met de jeugdbeschermer af en komt de omgangsafspraken niet goed na. Ook is de moeder niet begeleidbaar en belast zij [de minderjarige] steeds met volwassenzaken. De moeder geeft haar toestemming als dit nodig is, maar is regelmatig langere tijd niet bereikbaar voor de jeugdbeschermer, of reageert niet op verzoeken. De Raad acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat zij nog onduidelijkheid houdt over de gezagspositie en opvoedrol van de moeder, en de Raad is van mening dat de aanvaardbare termijn al is verstreken.

4 De mening van [de minderjarige]

wil het liefst dat de huidige jeugdbeschermer haar voogd wordt en over haar kan beslissen. Zij kent en vertrouwt de jeugdbeschermer. [de minderjarige] vindt het nog steeds leuk bij de grootouders (mz). De moeder zegt steeds omgangsafspraken af, zodat [de minderjarige] haar al negen weken niet heeft gezien. [de minderjarige] is hier erg verdrietig over.

5 De standpunten

5.1. Namens de moeder is verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen. De moeder heeft nooit het gezag misbruikt en werkt uiteindelijk aan alles mee, al is het voor de advocaat niet duidelijk geworden hoeveel tijd het kost om haar toestemming te krijgen. De moeder wil graag nog een kans krijgen om aan de doelen van de ondertoezichtstelling te werken. Zij heeft de advocaat verteld het beste voor haar dochter te willen, maar heeft niet uitgelegd wat zij hiermee bedoelt.

5.2. De grootouders (mz) zijn het eens met het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en het belasten van de GI met de voogdij over [de minderjarige] . Zij denken dat er meer voor [de minderjarige] geregeld kan worden als de jeugdbeschermer de voogd van [de minderjarige] wordt. Het lukt de grootouders (mz) niet om contact met de moeder te krijgen. Zij neemt ook zelf geen contact op over zaken die geregeld moeten worden. [de minderjarige] zal niet bij de moeder worden teruggeplaatst. De grootouders (mz) verzorgen [de minderjarige] al acht jaar. In al die tijd heeft de moeder niets gedaan om haar leven weer op orde te krijgen en [de minderjarige] weer zelf te kunnen opvoeden en verzorgen.

6 De beoordeling

6.1. Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

6.2. De rechtbank stelt allereerst vast dat [de minderjarige] al langere tijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de persoonlijke situatie en problematiek van de moeder. De moeder is al jaren niet stabiel vanwege haar licht verstandelijke beperking, ADHD, PTSS, borderline persoonlijkheidsstoornis en alcohol- en drugsmisbruik. De situatie van de moeder is sinds [de minderjarige] in februari 2016 bij de grootouders (mz) is gaan wonen niet verbeterd. Zo gebruikt de moeder nog steeds cocaïne en heeft de moeder nu geen eigen vaste woon- of verblijfplaats. Het lukt de moeder niet om hulp aan te nemen en samen te werken met instanties om haar situatie te verbeteren. Hierdoor worden de zorgelijke en langdurige patronen bij moeder niet doorbroken en blijft de situatie voor [de minderjarige] belastend en onveilig. Bij deze stand van zaken is de verwachting niet meer gerechtvaardigd dat de situatie van de moeder zal verbeteren.

6.3. Verder is gebleken dat het de GI niet is gelukt om de moeder op een laagdrempelige manier te betrekken bij belangrijke zaken/beslissingen rondom [de minderjarige] . Deze kunnen ook niet met de moeder besproken worden, omdat zij afspraken met de jeugdbeschermer vaak afzegt. De moeder geeft al jaren geen dan wel onvoldoende invulling aan haar gezag. Zij geeft uiteindelijk wel haar toestemming voor zaken die voor [de minderjarige] nodig zijn, maar is niet altijd (tijdig) bereikbaar voor de jeugdbeschermer. Daarnaast geeft de moeder soms haar toestemming zonder na te gaan of de beslissing ook in het belang van [de minderjarige] is. Tot slot is gebleken dat de moeder nu al negen weken geen omgang meer met [de minderjarige] heeft gehad. Daardoor verliest zij nog meer uit het oog hoe [de minderjarige] zich ontwikkelt en wat in haar belang is De verwachting is niet gerechtvaardigd dat de moeder in de toekomst wel voldoende invulling zal geven aan haar gezag.

6.4. De verwachting is gelet op het voorgaande ook niet meer gerechtvaardigd dat de moeder in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn. De rechtbank is overigens van oordeel dat de aanvaardbare termijn waarop [de minderjarige] onzekerheid over haar toekomstperspectief kan verdragen al is verstreken. Dit geldt nog meer omdat [de minderjarige] erg kwetsbaar is. Zij heeft een licht verstandelijke beperking en haar sociaal-emotionele ontwikkeling is zorgelijk. Daardoor heeft zij nog meer dan een gemiddeld kind voorspelbaarheid en veiligheid nodig en vraagt zij ook meer van haar opvoeders. Dit kan de moeder haar niet bieden. Voor zover de moeder nog een kans wil om aan de doelen van de ondertoezichtstelling te werken, stelt de Raad dan ook terecht vast dat dat (helaas voor de moeder en [de minderjarige] ) een gepasseerd station is.

6.5. Daarmee is voldaan aan de criteria voor gezagsbeëindiging zoals bepaald in artikel 1:266, eerste lid, onder a, van het BW. De rechtbank acht de gezagsbeëindiging ook geboden vanuit de belangen van [de minderjarige] . Het in stand houden van de gezagspositie van de moeder zal schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . Al langere tijd is namelijk duidelijk voor [de minderjarige] dat zij bij de grootouders (mz) en [naam] zal opgroeien. Beëindiging van het gezag van de moeder zal [de minderjarige] de voor haar noodzakelijke rust en duidelijkheid geven. Als de moeder geen gezag meer heeft weet iedereen, zo ook [de minderjarige] , namelijk waar zij aan toe zijn en kunnen gezagsbeslissingen sneller worden genomen. In het verlengde daarvan zal [de minderjarige] beter in staat worden gesteld om te groeien naar zelfstandigheid. Daarbij is van belang dat er de komende jaren meer dan voorheen gezagsbeslissingen genomen moeten worden zodat [de minderjarige] steeds zelfstandiger kan worden op een manier die past bij haar leeftijd en ontwikkeling. Zo bestaat het voornemen dat zij als meerderjarige begeleid gaat wonen, wat voor haar geregeld moet worden. Op de korte termijn zal zij een eigen bankrekening kunnen hebben zonder het reële risico dat de moeder hier het geld van afhaalt, zoals eerder is gebeurd.

6.6. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, wijst de rechtbank het verzoek om het gezag van de moeder te beëindigen toe.

6.7. De beëindiging van het gezag van de moeder leidt ertoe dat een gezagsvoorziening over [de minderjarige] komt te ontbreken. Daarom moet de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar benoemen. De rechtbank overweegt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat een neutrale instantie haar belangen kan behartigen en de beslissingen kan nemen die voor haar nodig zijn, ook met het oog op haar weg naar zelfstandigheid. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij. De rechtbank hoopt dat [vertegenwoordiger van de GI] zo lang mogelijk de voogd kan zijn, omdat [de minderjarige] haar kent en vertrouwt. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.

6.8. De rechtbank verklaart de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7 De beslissing

De rechtbank:

7.1. beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , over [de minderjarige] ;

7.2. benoemt tot voogd over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;

7.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

7.4. vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: