ECLI:NL:RBMNE:2025:4925 - Rechtbank Midden-Nederland - 17 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2434
(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]).
Procesverloop
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de besluiten van 12 juni 2024 van Dienst Toeslagen waarin de zorgtoeslag over het jaar 2024 definitief is berekend op € 0,- en een bedrag van € 1.416,- van eiser is teruggevorderd.
1.1. Met het bestreden besluit van 28 februari 2025 op het bezwaar van eiser is Dienst Toeslagen bij de besluiten gebleven.
1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3. Dienst Toeslagen heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van Dienst Toeslagen. Eiser was niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank beoordeelt of Dienst Toeslagen terecht de zorgtoeslag over het jaar 2024 definitief op € 0,- heeft vastgesteld, als gevolg waarvan eiser een bedrag van € 1.416,- dient terug te betalen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
-
Het beroep van eiser is ongegrond. De rechtbank komt tot de conclusie dat Dienst Toeslagen terecht de definitieve berekening over het jaar 2024 op € 0,- heeft vastgesteld en dat Dienst Toeslagen de zorgtoeslag tot een bedrag van € 1.416,- diende terug te vorderen.
Feiten en omstandigheden
-
Eiser en zijn toeslagpartner wonen sinds 2021 in [land]. Eiser heeft enige jaren aanspraak gemaakt op zorgtoeslag. Dienst Toeslagen heeft op 3 oktober 2023 het berekeningsinkomen over het jaar 2024 voor eiser en zijn toeslagpartner geschat op € 21.441,- respectievelijk € 821,-. Aan eiser is daarna een voorschot van € 0,- verleend. Op 23 april 2024 heeft Dienst Toeslagen het voorschot over het jaar 2024 herzien naar € 2.833,-. Dienst Toeslagen heeft daarbij - naar eigen zeggen - abusievelijk geen gebruik gemaakt van de van toepassing zijnde woonlandfactor. Op 12 juni 2024 heeft Dienst Toeslagen daarom het voorschot over het jaar 2024 herzien naar € 0,- en een bedrag van € 1.416,- van eiser teruggevorderd. Omvang van het geding
-
De rechtbank stelt voorop dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft gesteld dat eiser eigenlijk geen aanspraak had willen maken op zorgtoeslag over het jaar 2024. Dit betoog verhoudt zich niet met de eerder door eiser ingediende beroepsgronden en de toelichting hierop ter zitting. Daaruit volgt dat eiser wel degelijk aanspraak wenst te maken op zorgtoeslag over het jaar 2024. De rechtbank ziet daarin, alsmede in wat de gemachtigde van eiser verder ter zitting heeft aangevoerd, aanleiding te beoordelen of het bestreden besluit - dat ziet op de zorgtoeslag over het jaar 2024 - rechtmatig is. 5.2. Voor zover eiser bedoeld heeft te stellen dat de zorgtoeslag niet automatisch vastgesteld en uitgekeerd had mogen worden, volgt de rechtbank eiser daarin niet. De zorgtoeslag wordt na een eerste aanvraag jaarlijks gecontinueerd. Dit volgt uit de wet.
[1] Als eiser hier geen prijs meer op stelt, ligt het op zijn weg om dit aan Dienst Toeslagen kenbaar te maken. Niet in geschil is dat eiser dat niet heeft gedaan. -
De zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de premie voor de zorgverzekering. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de draagkracht van aanvrager
[2] en daarmee van het inkomen.[3] Voor personen die in het buitenland wonen, is een woonlandfactor van toepassing. De woonlandfactor is een getal dat het Centraal Administratiekantoor (CAK) vermenigvuldigt met een verdragsbijdrage, zodat de zorgtoeslag in verhouding staat met de zorgkosten in Nederland.[4] -
Dienst Toeslagen verleent op aanvraag een voorschot tijdens het kalenderjaar waarin de kosten worden gemaakt.
[5] Om vervolgens het recht op een toeslag definitief vast te kunnen stellen, baseert Dienst Toeslagen zich op het toetsingsinkomen zoals dat is opgenomen in de Basisregistratie inkomen (BRI).[6] Als daaruit blijkt dat het voorschot moet worden herzien, moet Dienst Toeslagen het te veel ontvangen volledig bedrag terugvorderen, tenzij dit onevenredig is.[7] -
Eiser stelt dat Dienst Toeslagen zijn toetsingsinkomen onjuist heeft berekend. Eiser kan de door Dienst Toeslagen gehanteerde systematiek - waarbij eerst een voorschot wordt bepaald op basis van een schatting en daarna een definitieve vaststelling plaatsvindt - niet volgen. Ook had Dienst Toeslagen voor zijn toeslagpartner geen inkomen mogen meerekenen. Zijn partner heeft namelijk geen inkomen.
-
Het systeem van de Awir houdt in dat de toeslag bij wijze van voorschot wordt verstrekt. Het voorschot wordt in principe berekend aan de hand van de gegevens die de aanvrager zelf aan Dienst Toeslagen verstrekt. In het geval van eiser is Dienst Toeslagen uitgegaan van een schatting van de WIA-indexering over het jaar 2022. Dienst Toeslagen kon vervolgens op basis van deze WIA-indexering het voorschot bepalen. Dienst Toeslagen is er daarbij niet gehouden om een te verlenen voorschot vooraf te controleren op de juistheid van de gegevens van eiser. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiser om de inkomensgegevens op juistheid te controleren. Dienst Toeslagen heeft toegelicht dat het inkomen van de toeslagpartner hierin is meegenomen, omdat dit gebaseerd is op eerdere toeslagjaren waarin de toeslagpartner een inkomen ontving. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op dit punt de juistheid van het voorschot te controleren. Als zijn partner geen inkomen ontving, dan lag het dus op de weg van eiser om dit bij Dienst Toeslagen kenbaar te maken.
-
Dienst Toeslagen mocht het voorschot herzien.
[8] Ook bij een herziening ligt het op de weg van eiser om de juistheid hiervan te controleren. Dit geldt dus ook voor de herziening van 23 april 2024 door Dienst Toeslagen. Die herziening was dusdanig afwijkend dat van eiser verwacht had mogen worden dat dit hem zou opvallen en indien hij het niet eens zou zijn met het voorschot, dat hij contact zou zoeken met Dienst Toeslagen. Eiser betaalde namelijk een gering bedrag aan het CAK, dat niet in verhouding stond tot de hoogte van het herziene voorschot. Het had daarom op zijn weg gelegen om de inkomensgegevens te controleren. Als eiser zelf niet wist hoe hij dit had moeten doen, had hij daarvoor hulp kunnen inschakelen. Eiser heeft gedurende het gehele inkomensjaar de inkomensgegevens naar juistheid kunnen aanpassen en had dit ook moeten doen. Dit heeft hij nagelaten. Daar komt bij dat eiser aan de verlening van het voorschot geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat een aanspraak op toeslag bestond die met dat voorschot overeenkwam.[9] Na afloop van het berekeningsjaar is namelijk pas de aanspraak op zorgtoeslag definitief gemaakt. -
Het bovenstaande betekent dat Dienst Toeslagen het inkomen juist heeft berekend. De beroepsgrond faalt.
Is de woonlandfactor terecht toegepast?
-
Eiser stelt dat toepassing van de woonlandfactor gelet op zijn persoonlijke omstandigheden onredelijk is. Eiser maakt vanwege gezondheidsproblemen aanzienlijke medische kosten. De woonlandfactor zou daarom niet mogen worden toegepast.
-
Dienst Toeslagen is verplicht de woonlandfactor toe te passen bij de berekening van de hoogte van de zorgtoeslag. De woonlandfactor wordt jaarlijks vastgesteld.
[10] Dienst Toeslagen is er in principe toe gehouden de woonlandfactor toe te passen. De toepassing daarvan is in principe niet kennelijk onredelijk.[11] Dit kan anders zijn, als de toepassing van de woonlandfactor leidt tot een ongelijke situatie ten opzichte van een verzekerde die in Nederland verblijft.[12] Niet is gebleken dat de toepassing van de woonlandfactor voor eiser kennelijk onredelijk is. Eiser woont niet in Nederland, zodat zijn situatie niet te vergelijken is met een verzekerde die in Nederland verblijft. De woonlandfactor heeft juist tot gevolg dat de hoogte van de zorgtoeslag, onafhankelijk van de vraag in welk land iemand woont, altijd op dezelfde wijze wordt vastgesteld. De wens van eiser een hogere zorgtoeslag te ontvangen, zoals een verzekerde die in Nederland verblijft, zou juist tot rechtsongelijkheid leiden gezien de lagere zorgkosten in [land]. Dat eiser door gezondheidsproblemen aanzienlijke medische kosten heeft, speelt hierbij geen rol. Dienst Toeslagen heeft daarom terecht de woonlandfactor toegepast bij de vaststelling van het voorschot zorgtoeslag van eiser over het jaar 2024. De beroepsgrond faalt. -
Eiser stelt dat het terugvorderen van het uitgekeerde bedrag tot financiële onzekerheid en stress leidt. Eiser heeft slapeloze nachten en een psychische belasting, omdat hij zich zorgen maakte over de terugvordering en de daarnaast door hem te maken hoge zorgkosten.
-
Dienst Toeslagen kan een lager bedrag terugvorderen als de nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn vergeleken met het doel van terugvorderen.
[13] Naar het oordeel van de rechtbank heeft Dienst Toeslagen in de gegeven omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het terugvorderen of dit bedrag te matigen. Dienst Toeslagen kan dit alleen onder bijzondere omstandigheden doen.[14] Dat de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend, is niet een dergelijke bijzondere omstandigheid.[15] Dat dit voor eiser financiële onzekerheid en stress heeft veroorzaakt, maakt dit niet anders. Bovendien heeft eiser dit standpunt ook niet met stukken onderbouwd. Ook het feit dat eiser mogelijk de financiële middelen niet heeft om te betalen, is geen bijzondere omstandigheid, omdat Dienst Toeslagen voor die situaties een betalingsregeling aanbiedt.[16] Ook deze beroepsgrond faalt.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het definitieve bedrag juist is vastgesteld en dat eiser het voorschotbedrag van de zorgtoeslag over het jaar 2024 aan Dienst Toeslagen moet terugbetalen. Eiser krijgt dus geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, de griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dit volgt uit artikel 15, vijfde lid, van de Awir.
Dit volgt uit artikel 1, eerste lid, onderdeel e, in samenhang bezien met het tweede lid van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt).
Zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Awir.
Dit volgt uit artikel 4a, eerste lid, van de Wzt in samenhang bezien met artikel 69, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Dit volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Awir.
Dit volgt uit artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Dit volgt uit artikel 16, vijfde lid en artikel 26, eerste en tweede lid, van de Awir.
Dit volgt uit artikel 16, eerste lid van de Awir.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:56.
Dit volgt uit artikel 3, eerste en tweede lid, van de Wzt.
Dit volgt uit het feit dat de Regeling Zorgverzekering een algemeen verbindend voorschrift is.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1346.
Dit volgt uit artikel 26, tweede lid, van de Awir.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:356.
Dit volgt uit het Verzamelbesluit Toeslagen.
Dit volgt ook uit het Verzamelbesluit Toeslagen.