ECLI:NL:RBMNE:2025:4890 - Rechtbank Midden-Nederland - 15 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/294
(gemachtigde: mr. M. Peelen),
en
(gemachtigde: A. Hoekerd).
-
Eisers hebben een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van studieboeken voor de inburgering van eiseres. Het gaat om een totaalbedrag van € 232,50.
-
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 september 2024 (het primaire besluit) om twee redenen afgewezen. Volgens verweerder gaat het om algemene kosten van bestaan die niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ook werpt verweerder tegen dat eisers een geldlening hebben afgesloten en dat het ontbreken van aflossingsruimte voor schulden niet geldt als een bijzondere omstandigheid.
[1] -
Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. Met het besluit van 13 december 2024 (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven, op basis van een gewijzigde motivering.
-
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben gemachtigden van partijen deelgenomen, eisers zelf waren niet aanwezig.
-
Verweerder stelt dat de gevraagde bijzondere bijstand voor kosten van studieboeken terecht is afgewezen. De in eerste instantie gegeven motivering/grondslag is echter onjuist (zie onder 2). Verweerder geeft nu drie andere redenen voor de afwijzing.
-
Allereerst is van belang dat eisers zelf hebben meegedeeld dat zij de kosten van de twee boeken waar het om gaat (‘Taal Compleet-KMN’ en ‘TaalCompleet-A2’) op het moment van de aanvraag al volledig hadden voldaan middels een geleend bedrag van € 500,-. Daarmee doen de kosten zich niet meer voor.
[2] -
Daarbij bestaat voor de aflossing van geldschulden in beginsel geen recht op bijstand.
[3] Dit kan in een enkel geval anders zijn als sprake is van zeer dringende redenen.[4] Het boek ‘Taal Compleet-KMN’ was al betaald voordat eisers de lening van € 500,- ontvingen. Het boek ‘Taal Compleet-A2’ is wellicht wel vanuit de lening betaald. Hiervoor kan dus een relatie zijn met de afbetaling van de geldschuld. Eisers hebben echter geen omstandigheden aangedragen die kunnen worden aangemerkt als zeer dringende redenen. -
Ook stelt verweerder dat er een passende en toereikende voorliggende voorziening is, voor de kosten van studieboeken voor inburgering, die voorgaat op het verstrekken van (bijzondere) bijstand.
[5] Eiseres kan namelijk aanspraak maken op een sociale lening bij de Dienst Uitvoerend Onderwijs (DUO).[6] Dit betekent dat alleen aanspraak op bijzondere bijstand kan bestaan in geval van zeer dringende redenen.[7] Eisers willen geen lening afsluiten vanwege hun lage inkomen en omdat zij het niet eens zijn met de manier waarop de financiering van de inburgering wettelijk is geregeld. De aflossingsverplichting van de lening van DUO wordt echter afgestemd op de financiële situatie van eisers en er bestaan mogelijkheden voor kwijtschelding. In deze omstandigheden is geen sprake van zeer dringende redenen.
Beroepsgronden (in essentie)
-
Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van bijzondere bijstand voor studieboeken. Zij beschikten niet over voldoende middelen om de noodzakelijke kosten van studiekosten te kunnen betalen toen deze opkwamen. Eisers hebben van familie een voorschot gekregen van € 500,- om de facturen van de boeken direct te kunnen betalen, met het idee dit terug te betalen als de bijzondere bijstand zou zijn toegekend. In zoverre is ‘lening’ eigenlijk niet de goede benaming. Daarbij is het zo dat eisers de aanvraag voor bijzondere bijstand zo snel mogelijk hebben ingediend, er zit slechts enkele uren tussen de betaling van de kosten van de twee boeken en de aanvraag.
-
Eisers hebben juist zo willen handelen dat (nadere) schulden en extra kosten zouden worden voorkomen. Eisers durfden geen lening bij DUO af te sluiten, omdat zij amper rond kunnen komen en er geen zicht op is dat hun financiële situatie in de nabije toekomst beter wordt. Eisers hebben namelijk al aanzienlijke schulden en het vakantiegeld dat op 23 mei 2025 wordt ontvangen (van € 1.000,-) zal worden gebruikt om een deel van de schulden af te lossen (daarna is er nog een resterende schuld van € 1.600,-). Als eisers al een lening bij DUO kunnen afsluiten dan is het onzeker of zij in de toekomst voor kwijtschelding in aanmerking komen. Dit terwijl eisers niet over voldoende middelen beschikken om een lening nu of in de toekomst af te kunnen lossen.
-
Tot slot vinden eisers de gevolgen van het bestreden besluit onevenredig, omdat zij hierdoor het in goed vertrouwen ontvangen bedrag van de familie van € 500,- niet kunnen terugbetalen. Ook vinden eisers dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft uitgevoerd, dit terwijl zij onder bijstandsniveau leven en de gevolgen van de afwijzing van de bijzondere bijstand groot zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Omvang van het geding
-
De rechtbank stelt allereerst vast dat de omvang van het geding wordt gevormd door de inhoud van het bestreden besluit en de beroepsgronden (argumenten) voor zover deze betrekking hebben op een onderwerp waar met het bestreden besluit op is beslist. Daarnaast zijn er enkele ambtshalve te beoordelen onderwerpen, zoals de ontvankelijkheid van het beroep.
-
Dit is van belang omdat eisers ook beroepsgronden hebben aangevoerd over onderwerpen waar met het bestreden besluit niet over is beslist en die niet ten grondslag zijn gelegd aan het in stand laten van de afwijzing. De rechtbank zal niet ingaan op de beroepsgronden die buiten de omvang van het geding vallen. Ook zal in deze uitspraak niet worden ingegaan op wat eisers naar voren brengen over de communicatie met verweerder. Hiervoor is eventueel bemiddeling of een (informeel) gesprek helpend, maar niet een (strikt) juridische benadering.
Heeft verweerder terecht de afwijzing van de bijzondere bijstand met het bestreden besluit in stand gelaten?
-
De rechtbank overweegt dat de meest verstrekkende grondslag van het bestreden besluit is dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich volgens verweerder niet voordoen, omdat de kosten al waren voldaan vóór de aanvraag. Daarbij hebben eisers niet betwist dat één van de twee boeken (‘Taal Compleet-KMN’) al was betaald voordat zij de lening hadden ontvangen. Uit artikel 35, eerste lid, van de Pw gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de Pw vloeit voort dat in beginsel geen plaats is voor verlening van bijzondere bijstand voor kosten waarin ten tijde van de aanvraag reeds is voorzien.
[8] Wat eisers hiertegen hebben aangevoerd vormen geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat eisers er kennelijk op anticipeerden dat de bijzondere bijstand wel zou worden toegekend en dat zij het geleende geld van familie daarmee direct wilde terugbetalen is hiervoor onvoldoende. Verder is niet duidelijk geworden wat het verschil is tussen een voorschot dat moet worden terugbetaald en een lening. De beroepsgrond slaagt niet. -
Verder heeft verweerder eisers met betrekking tot beide boeken terecht tegengeworpen dat eisers aanspraak konden maken op een passende voorliggende voorziening in de vorm van een lening van DUO. Dit maakt op zichzelf ook dat geen recht op (bijzondere) bijstand bestaat.
[9] Eisers hebben niet weerlegt dat zij aanspraak op deze lening konden maken, maar enkel aangevoerd dat zij zich zorgen maken over de terugbetaling. Dit is onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet. -
Tot slot hebben eisers aangevoerd dat het bestreden besluit onevenredig is en dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft uitgevoerd. Dit blijft echter bij een enkele nauwelijks onderbouwde stelling. Dat voor een lening een terugbetalingsplicht geldt is in zijn algemeenheid het geval en dat eisers op bijstandsniveau leven maakt hun situatie ook niet anders dan andere personen die bijstand ontvangen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
In de zin van artikel 35 van de Participatiewet (de Pw).
Verweerder verwijst naar artikel 11 van de Pw en artikel 35 van de Pw.
Verweerder verwijst naar artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw.
Verweerder verwijst naar artikel 49 van de Pw.
Verweerder verwijst naar artikel 15 van de Pw.
Verweerder verwijst naar hoofdstuk 6 van de Wet inburgering 2021.
Verweerder verwijst naar artikel 16 van de Pw.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1812 r.o. 4.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw.