Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4860 - Rechtbank Midden-Nederland - 6 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:48606 augustus 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtVastgoedrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Lelystad

Zaaknummer / rekestnummer: 11654828 \ ME VERZ 25-50

Beschikking van 6 augustus 2025

in de zaak van

1 [verzoeker sub 1] ,

wonende te [plaats] , aan de [straat] [nummeraanduiding 1] , hierna: [verzoeker sub 1]2. [verzoekster sub 2], wonende te [plaats] , aan de [straat] [nummeraanduiding 1] , hierna: [verzoekster sub 2] , verzoekers, samen te noemen: [verzoeker sub 1] c.s., gemachtigde: mr. M.C.J. Heinz,

tegen

VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET GEBOUW [gebouw] , AAN HET [straat] TE [plaats], gevestigd te [plaats] , verweerder, hierna te noemen: de VvE, gemachtigde: mr. J.G.M. Scholte,

1 [belanghebbende 1-I] en [belanghebbende 1-II] ,

wonende te [plaats] , aan de [straat] [nummeraanduiding 2] , hierna: [belanghebbende 1-I] c.s., gemachtigde: mr. S.M.J. Hengeveld,2.[belanghebbende 2], wonende te [plaats] , aan de [straat] [nummeraanduiding 3] , hierna: [belanghebbende 2] ,3.[belanghebbende 3], wonende te [plaats] , aan de [straat] [nummeraanduiding 4] , gemachtigde mr. E.D. van Tellingen, belanghebbenden, hierna samen te noemen: [belanghebbende 1-I] c.s..

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift van 18 april 2025 met 12 producties;

  • het verweerschrift van 2 juli 2025 van mr. Scholte namens de VvE met 4 producties;

  • de brief inhoudende verweer van 26 juni 2025 van mr. Hengeveld namens [belanghebbende 1-I] en [belanghebbende 1-II]

;

  • het verweerschrift van 1 juli 2025 van mr. Van Tellingen namens [belanghebbende 3] ;

  • de brief van 22 juni 2025 van meerdere bewoners/stemgerechtigden van het gebouw

[gebouw] ;

  • de brief van 25 juni 2025 van [belanghebbende 2] met als bijlage de hiervoor genoemde brief van

22 juni 2025;

  • de mondelinge behandeling van 9 juli 2025, waar zijn verschenen:

  • [verzoeker sub 1] met mr. Heinz;

  • mr. Scholte namens de VvE;

  • [belanghebbende 3] met mr. Van Tellingen;

  • [belanghebbende 1-I] c.s. met mr. Hengeveld;

  • dhr. [A] en mw. [belanghebbende 2] ;

  • dhr. [B] en mw. [C] ;

  • dhr. [D] ;

  • ww. [E] ;

  • dhr. [F] ;

  • dhr. [G] .

  • de pleitaantekeningen van mr. Heinz;

  • de pleitaantekeningen van mr. Scholte.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. De gemeenschap bestaat uit het gebouw met de daarbij behorende grond aan het [straat] te [plaats] . De gemeenschap is gesplitst in 96 appartementsrechten (48 woningen en 48 parkeerplaatsen).

2.2. [verzoeker sub 1] c.s. is eigenaar van het appartementsrecht rechtgevend op het uitsluitend gebruik van het appartement met balkon op de 3e verdieping aan de [straat] [nummeraanduiding 1] te [plaats] (appartementsindex [appartementsindex] in de splitsingsakte).

2.3. De VvE is opgericht bij notariële akte van splitsing in appartementsrechten d.d. 4 april 2008.

2.4. Volgens de splitsingsakte is het Reglement, vastgesteld door de KNB, opgenomen in een akte op 17 januari 2006, van toepassing. Er is tevens een Huishoudelijk Reglement van toepassing.

2.5. [verzoeker sub 1] c.s. is van rechtswege lid van de VvE.

2.6. [verzoeker sub 1] c.s. heeft aan de vergadering van eigenaars d.d.18 maart 2025 verzocht om toestemming te verlenen tot het plaatsen van een airco.

2.7. Voorafgaande aan de vergadering heeft [verzoeker sub 1] c.s. aan alle leden van de vereniging uitgelegd waarom [verzoeker sub 1] c.s. recht en belang heeft om een airco-installatie te plaatsen op zijn balkon. Daartoe heeft [verzoeker sub 1] c.s. een brief aan alle leden gericht.

2.8. Op 18 maart 2025 werd de vergadering van eigenaars (hierna: de vergadering) gehouden.

2.9. Het verzoek van [verzoeker sub 1] c.s. is door de vergadering afwezen.

3 Het verzoek en het verweer

3.1. [verzoeker sub 1] c.s. verzoekt:

  1. het besluit genomen in de vergadering van eigenaars d.d. 18 maart 2025 - om geen toestemming te geven aan [verzoeker sub 1] c.s. om een airco unit te plaatsen op het balkon aan de straatkant - te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:15 jo 2:18 BW worden geëist;

  2. [verzoeker sub 1] c.s. te machtigen tot het plaatsen van een airco-installatie op het balkon aan de straatkant, zoals omschreven in de offerte die [verzoeker sub 1] c.s. in deze procedure in het geding heeft gebracht;

  3. de VvE te veroordelen in de kosten van dit geding, uitvoerbaar bij voorraad;

  4. te bepalen dat de kosten van deze procedure op geen enkele wijze voor rekening kunnen komen van [verzoeker sub 1] c.s., daaronder begrepen het doorberekenen van de kosten van de VvE aan [verzoeker sub 1] c.s..

3.2. Aan het verzoek heeft [verzoeker sub 1] c.s. het volgende ten grondslag gelegd. [verzoeker sub 1] c.s. heeft een groot belang bij het plaatsen van een airco. De airco is nodig vanwege de gezondheidssituatie van [verzoekster sub 2] . De aandoeningen/beperkingen van [verzoekster sub 2] maken dat zij gevoelig is voor hitte. Hierdoor behoort zij tot verschillende risicogroepen, zoals bepaald door de GGD. [verzoeker sub 1] c.s. heeft er baat bij dat een constante koele omgevingstemperatuur van belang is voor de gezondheid van [verzoekster sub 2] als voor haar levenskwaliteit. Een airco draagt daar noodzakelijkerwijze aan bij.

3.3. VvE voert verweer. De VvE is van mening dat zij meerdere redelijke gronden voor de weigering van de verzochte toestemming heeft, te weten onredelijke hinder (te weten geluidshinder en warmtehinder), de noodzakelijke toestemming van de architect, het risico met betrekking tot de door te voeren wijzigingen en toekomstig onderhoud en ongewenste precedentwerking. Zij verzoekt dan ook: I. primair:

  • [verzoeker sub 1] in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken van [verzoeker sub 1] af te wijzen; subsidiair *-*bij het verlenen van de vervangende machtiging te bepalen dat deze wordt verleend onder de voorwaarde dat op kosten van [verzoeker sub 1] een gebruiks-overeenkomst tussen [verzoeker sub 1] en de VvE wordt gesloten, waarin onder meer afspraken worden opgenomen over aansprakelijkheid van [verzoeker sub 1] voor de aangebrachte wijzigingen, de verplichting tot tijdelijke verwijdering van de airco-unit in het geval van onderhoud aan gemeenschappelijke zaken en een regeling bij overdracht van het appartementsrecht in de vorm van contractsoverneming of een kettingbeding; meer subsidiair
  • bij het verlenen van de vervangende machtiging te bepalen dat alle onderhoudskosten en herstelkosten (voor de aangebrachte wijzigingen aan gemeenschappelijke gedeelten/zaken) en alle schade, die nu of in de toekomst het gevolg zijn van de airco-unit, ten laste komen van [verzoeker sub 1] en zijn rechtsopvolgers; II. - [verzoeker sub 1] te veroordelen ten opzichte van de VvE in de proceskosten, waaronder begrepen salaris gemachtigde, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

3.4. [belanghebbende 1-I] c.s. verzoeken de verzoeken van [verzoeker sub 1] c.s. af te wijzen. [belanghebbende 1-II] heeft enkele jaren geleden een burn-out gehad en ervaart nog altijd de gevolgen van haar burn-out. [belanghebbende 1-II] is gebaat bij een prikkelarme woonomgeving. Het balkon van [belanghebbende 1-I] c.s. bevindt zich schuinboven het balkon van [verzoeker sub 1] c.s.. [belanghebbende 1-I] c.s. vrezen voor geluidsoverlast. Volgens de specificaties zou de airco van [verzoeker sub 1] c.s. maximaal 44 dB geluid produceren. [verzoeker sub 1] c.s. verzuimt echter te vermelden dat dit het maximale geluid is in ‘silent mode’, aldus [belanghebbende 1-I] c.s.. Zonder ‘silent mode’ kan de airco van verzoekers maximaal 50 dB geluid produceren, hetgeen aanzienlijk hoger is. Ter onderbouwing van het standpunt dat door geluidsreducerende maatregelen het door de airco geproduceerde geluid wordt gereduceerd tot minder dan 40 dB wordt onderbouwd door verwijzing naar Kieskeurig.nl. De vrees van [belanghebbende 1-I] c.s. is daarmee niet weggenomen. Of en in welke mate geluid-reducerende maatregelen effect hebben, hangt immers af van alle omstandigheden van het geval. Ook zijn [belanghebbende 1-I] c.s. van mening dat [verzoeker sub 1] c.s. zich onvoldoende heeft ingespannen om het klimaat in het appartement van [verzoeker sub 1] c.s. te controleren en reguleren c.q. dat zij onvoldoende gebruik maken van de reeds bestaande mogelijkheden om het klimaat in het appartement van [verzoeker sub 1] c.s. te controleren en te reguleren. In ieder geval onvoldoende om in plaats van gebruik te maken van de mogelijkheden die er al zijn, een airco op het balkon te plaatsen waarbij het woongenot van [belanghebbende 1-I] c.s. wordt aangetast. [belanghebbende 1-I] c.s. hadden dan ook redelijke belangen om tegen plaatsing van de airco te stemmen.

3.5. [belanghebbende 2] verzoekt mede namens 30 andere stemgerechtigden/ bewoners (hierna [belanghebbende 2] ea) eveneens de verzoeken van [verzoeker sub 1] c.s. af te wijzen en het door de vergadering genomen besluit in stand te houden. Na een brede discussie in de vergadering en afweging van alle belangen, is er tegen de aanleg van een split-level airco met buiten-unit gestemd. Er bestaat bij [belanghebbende 2] ea vrees voor een toename van gezondheidsklachten door een nabije buur met een luchtwegaandoening, vrees voor contactgeluid, vrees voor extra kosten voor de VvE in verband met onderhoud of schade en dat de airco langer dan nodig is in gebruik blijft. Daarbij zijn in de vergadering alternatieven besproken om het woonklimaat comfortabel te houden. Er zijn systemen die minder gevolgen hebben voor de VvE en waarvoor geen toestemming van de vergadering nodig is. Volgens [belanghebbende 2] ea klopt ook de klimaatargumentatie van [verzoeker sub 1] niet. De gemiddelde temperatuur en zonnestralen zijn niet significant gestegen in de laatste 16 jaar. Ook kan [verzoeker sub 1] zonder een berekening te overleggen er niet vanuit gaan dat zijn installatie voldoet aan de geluidsnorm uit het Besluit Bouwwerken Leefomgeving.

3.6. [belanghebbende 3] verzoekt de verzoeken van [verzoeker sub 1] c.s. ongegrond te verklaren dan wel af te wijzen. [belanghebbende 3] stelt dat het besluit van de VvE om geen toestemming te verlenen voor het plaatsen van een airco op het balkon op zorgvuldige en regelmatige wijze tot stand is gekomen. [belanghebbende 3] is bovenbuurman van [verzoeker sub 1] c.s.. [belanghebbende 3] heeft ernstige bezwaren tegen het plaatsen van een airco op het balkon van [verzoeker sub 1] aangezien hij hierdoor ernstig in zijn belangen en woongenot wordt aangetast (geluidsoverlast, vervuilde lucht en gezondheidsrisico’s). Van [belanghebbende 3] kan niet worden verwacht, zeker ook niet gelet op zijn bronchitis en daarmee gemoeide gezondheidsrisico's, dat hij dan maar zijn ventilatieroosters dicht houdt en geen gebruik meer maakt van zijn zonnescherm. Voor wat betreft de geluidsoverlast merkt [belanghebbende 3] op dat niet vaststaat, en ook onvoldoende is onderzocht door [verzoeker sub 1] , of het geluid van de te plaatsen airco daadwerkelijk binnen de wettelijke normen zal blijven. Er zijn voor [verzoeker sub 1] ook voldoende alternatieven beschikbaar, zoals bijvoorbeeld een stand alone binnenairco, waardoor er geen, althans veel minder overlast zal zijn voor omwonenden.

3.6. Op de stellingen van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. Het verzoekschrift van [verzoeker sub 1] c.s. is tijdig ontvangen. [verzoeker sub 1] c.s. zijn daarom ontvankelijk in hun verzoeken.

4.2. Op grond van artikel 2:15 BW, in samenhang met artikel 5:130 BW, is de kantonrechter bevoegd een besluit van de vergadering van de VvE te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist. De toetsing door de rechter is marginaal. Dat betekent dat de vergadering een ruime mate van eigen verantwoordelijkheid toekomt. Het gaat er niet om of een ‘beter’ besluit genomen had kunnen worden, maar of de vergadering bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

4.3. De kantonrechter is van oordeel dat VvE in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker sub 1] c.s. . De kantonrechter volgt de VvE in haar stelling dat zij een zorgvuldige procedure heeft gevolgd en dat een zorgvuldige afweging van alle belangen heeft plaatsgevonden. Er heeft een uitgebreide discussie plaatsgevonden, waarbij ook alternatieven zijn besproken. Ook de gevreesde geluidsoverlast is meermaals besproken tijdens de verschillende (eerdere) vergaderingen van eigenaars waarin plaatsing van een airco (door andere eigenaren) als onderwerp stond geagendeerd.

4.4. [verzoeker sub 1] c.s. heeft ter zitting betoogd dat van geluidsoverlast geen sprake zal zijn aangezien de buitenunit van de airco voorzien zal zijn van een geluidomkasting, het geluid door de afstand naar de andere appartementen verder zal afnemen en het geluidsniveau van de omgeving – gelet op de ligging van het appartement – hoger ligt dan van de buitenunit en het geluidsniveau voor de naastgelegen appartementen daarom lager zal zijn dan 40 en mogelijk 30 decibel. Daarnaast zal de buitenunit op een rubberen trilling dempend voetstuk worden geplaatst waardoor ook in die zin geen overlast zal worden veroorzaakt. De VvE en andere stemgerechtigden hebben betwist dat geen geluidsoverlast zal optreden. Daartoe hebben zij aangevoerd dat [verzoeker sub 1] c.s. geen deugdelijk onderzoek heeft gedaan waaruit blijkt dat de buitenunit geen overlast zal veroorzaken. [verzoeker sub 1] c.s. is uitsluitend uitgegaan van algemene normen van zijn leverancier maar heeft geen gegevens overgelegd waaruit volgt in hoeverre de voorgenomen geluidswerende maatregelen bevredigend zullen effect sorteren. Het had daarom primair op de weg van [verzoeker sub 1] c.s. gelegen te onderbouwen in welke mate de geluidsdempers en geluidsisolerende dempende plaat inclusief omkasting bijdragen aan reductie van het door de airco geproduceerde geluid. Dat heeft [verzoeker sub 1] c.s. onvoldoende gedaan.

4.5. Uit de door [verzoeker sub 1] c.s. overlegde documenten kan onvoldoende worden afgeleid dat de vrees van omwonenden voor geluidshinder en de bezwaren die zij hebben tegen het plaatsen van een airco daarmee worden weggenomen. Op basis van de specificaties van de leverancier kan de airco maximaal 50 dB geluid produceren en bij ‘silent mode’ is dat 44 dB. Dit is niet binnen de 40 dB(A) norm uit het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (hierna: BBL). In dat geval, dient [verzoeker sub 1] c.s. aan te tonen dat met andere maatregelen het aantal dB zodanig gereduceerd wordt, dat er geen hinder is voor omwonenden. Het had dan ook op de weg van [verzoeker sub 1] c.s. gelegen om een berekening aan de VvE te overleggen waaruit volgt dat aan de norm van het Bbl wordt voldaan. [verzoeker sub 1] c.s. heeft dit echter niet aangetoond.

4.6. Dat de vergadering uiteindelijk in meerderheid tegen de plaatsing van de airco-installatie heeft gestemd betekent niet dat de belangen van [verzoeker sub 1] c.s. zijn genegeerd. Duidelijk is geworden dat [verzoeker sub 1] c.s. de zorgen van diverse leden over de te verwachte geluidshinder door de airco-installatie niet heeft kunnen wegnemen. De VvE heeft in dit kader terecht aangevoerd dat [verzoeker sub 1] c.s. niet heeft aangetoond hoe hij aan de (wettelijke) eisen zal voldoen. Zo was (en is) niet duidelijk wat de specificaties van de gewenste installatie zijn. Volgens de VvE overschrijden dergelijke installaties altijd de wettelijke geluidsnorm van 40 dB. Daarnaast heeft de VvE voldoende onderbouwd dat er alternatieven beschikbaar zijn - zoals een stand alone binnenunit - waarvoor geen toestemming van de VvE is vereist. Dat [verzoeker sub 1] c.s. dit alternatief van de hand wijst omdat deze teveel lawaai zou maken in zijn eigen woning is een afweging die voor rekening van [verzoeker sub 1] c.s. komt.

4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek om het besluit van 18 maart 2025 te vernietigen zal worden afgewezen. Er is daarom ook geen grond om [verzoeker sub 1] c.s. een vervangende machtiging te verlenen. Ook dit verzoek wordt afgewezen.

4.8. Gelet op bovenstaande overwegingen komt de kantonrechter niet toe aan bespreking van de overig door partijen ingenomen standpunten.

Proceskosten

4.9. [verzoeker sub 1] c.s. zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de VvE worden begroot op € 542,00 (2 punten x € 271,00) aan salaris gemachtigde.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. wijst de verzoeken van [verzoeker sub 1] c.s. af;

5.2. veroordeelt [verzoeker sub 1] c.s. in de proceskosten aan de zijde van de VvE begroot op € 542,00 aan salaris gemachtigde;

5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

153