Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4844 - Rechtbank Midden-Nederland - 3 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:48443 september 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Lelystad

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 25/520

en

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Procesverloop

  1. Eiser ontvangt sinds 8 augustus 2023 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor een gehuwde. Bij besluit van 11 juni 2024 heeft de SVB de AOW-uitkering van eiser ongewijzigd gelaten.

1.1. Met het bestreden besluit van 6 november 2024 op het bezwaar van eiser is de SVB bij dat besluit gebleven.

1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De SVB heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de SVB. Teven waren aanwezig de dochter van eiser en zijn huidige partner.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?

  1. Bij besluit van 19 april 2023 is aan eiser met ingang van 8 augustus 2023 een AOW-uitkering naar de norm voor een gehuwde toegekend, omdat hij als gehuwd geregistreerd staat met [echtgenote] (zijn echtgenote). Op 25 juni 2023 heeft de SVB een systeemmelding ontvangen dat zijn echtgenote is uitgeschreven op het adres. De SVB heeft vervolgens een uitverhuizingsonderzoek gedaan en bij eiser aanvullende informatie opgevraagd over zijn woonsituatie.

  2. De SVB heeft zich in de besluitvorming op het standpunt gesteld dat de AOW-uitkering van eiser naar de norm voor een gehuwde door de verhuizing terecht onveranderd is gebleven. Volgens de SVB is de leefsituatie van eiser veranderd, maar heeft dit geen gevolgen voor zijn AOW-uitkering gehad. Eiser is namelijk nog steeds gehuwd en er is geen sprake van een uitzonderingssituatie, zoals duurzaam gescheiden leven tussen eiser en zijn echtgenote. Eiser is volgens de SVB nog steeds financieel met zijn echtgenote verstrengeld.

  3. Eiser stelt dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat hij en zijn echtgenote nog een zuiver zakelijke en financiële relatie met elkaar hebben. Er is geen sprake meer van zorg voor elkaar en er zijn geen sociale contacten meer, behalve de strikt noodzakelijke contacten. Eiser heeft daarom recht op een AOW-uitkering naar de norm voor een ongehuwde.

Er is geen sprake van duurzaam gescheiden leven

  1. In geschil is of eiser en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven. Dit betreft de uitleg van een juridische kwalificatie; hoe het voor eiser en zijn echtgenote gevoelsmatig is, is bij de uitleg daarvan niet doorslaggevend. Afhankelijk van het antwoord op deze vraag heeft eiser recht op een AOW-uitkering naar de norm voor een gehuwde of naar de norm voor een ongehuwde. De AOW kent hierin geen tussenvormen. Eiser heeft in principe recht op een gehuwdenpensioen, omdat hij in gemeenschap van goederen met zijn echtgenote is gehuwd. Dit is anders als sprake is van een uitzonderingssituatie: het duurzaam gescheiden leven.[1] Bij duurzaam gescheiden leven ontvangt de uitkeringsgerechtigde een AOW-uitkering naar de norm voor een ongehuwde. De hoogste rechter voor dit soort zaken legt het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Of aan deze voorwaarden is voldaan, hangt af van de feitelijke omstandigheden.[2]

  1. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen eiser en zijn echtgenote geen sprake is van een relatie en dat zij ieder nieuwe partners hebben. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of er tussen eiser en zijn echtgenote nog sprake is van een financiële verstrengeling, reden waarom ieder van hen niet afzonderlijk een eigen leven leidt alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd.

  2. De rechtbank is van oordeel dat de SVB zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in de situatie van eiser geen sprake is van duurzaam gescheiden leven in die zin dat eiser en zijn partner ieder afzonderlijk een eigen leven leiden als waren zij niet gehuwd. Eiser is namelijk nog steeds financieel met zijn echtgenote verstrengeld. Eiser en zijn echtgenote hebben samen een bedrijf. Zij hebben in 2014 besloten uit elkaar te gaan. Zij zijn toen niet gescheiden, omdat faillissement van het eigen bedrijf, waarin zij nog allebei werkzaam waren, dreigde als eiser zijn echtgenote moest uitkopen. Financieel bestaat er sindsdien tussen eiser en zijn echtgenote nog steeds een verstrengeling. Eiser en zijn echtgenote zijn gezamenlijk eigenaar van twee woningen en hebben nog steeds samen een bedrijf. Eiser en zijn echtgenote hebben een extra hypotheek genomen op de woning waarin eiser verblijft om een woning voor zijn echtgenote te kunnen bekostigen. Inmiddels is deze woning waarin de echtgenote woont hypotheekvrij en betaalt eiser via zijn hypotheeklasten indirect de woonlasten voor zijn echtgenote, terwijl zij aan hem geen vergoeding voor de bewoning betaalt. Eiser draagt daarmee dus bij in de lasten van zijn echtgenote. Daarnaast zijn eiser en zijn echtgenote nog steeds elkaars erfgenaam, waardoor bij overlijden van de één het vermogen overgaat naar de ander als begunstigde. Op die manier kunnen eiser en zijn echtgenote profiteren van financiële voordelen van het huwelijk, zowel in fiscale als erfrechtelijke zin. Dat die financiële verstrengeling in 2014 noodgedwongen voor hen voelde, maakt niet dat dit op dit moment nog steeds geldt. Eiser heeft ter zitting laten weten dat zij de financiën nu goed op orde hebben en een scheiding uitstellen, omdat dan een verdeling zou moeten plaatsvinden. Dat is een bewuste keuze en daar vloeit geen noodgedwongenheid uit. De genoemde feitelijke omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken dat eiser en zijn echtgenote niet hun leven leiden alsof er geen huwelijk is. De rechtbank acht de financiële verstrengeling dermate dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Omdat de AOW maar twee uitkeringsvormen kent (gehuwd of ongehuwd) krijgt eiser daarom binnen dit kader terecht een AOW-uitkering naar de norm van een gehuwde. Het beroep slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser terecht een gehuwdenpensioen ontvangt. Eiser krijgt geen gelijk en krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van T. Rommes, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zoals volgt uit artikel 1, derde lid en onder b, van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

Dit volgt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1387.


Voetnoten

Zoals volgt uit artikel 1, derde lid en onder b, van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

Dit volgt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1387.