Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4841 - Rechtbank Midden-Nederland - 10 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:484110 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 25/883

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Jozefzoon-Flipse),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]

(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Inleiding

  1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag ziet op eigen bijdragen van twee toevoegingen voor gerechtelijke procedures.

1.1. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 16 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 december 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Eiser was niet aanwezig.

1.4. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag voor de bijzondere bijstand terecht heeft mogen afwijzen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

  2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Te late indiening

  1. Op 4 juni 2024 hebben eiser en zijn partner bijzondere bijstand aangevraagd voor de eigen bijdrage van twee toevoegingen voor gerechtelijke procedures. Het gaat om een totaalbedrag van € 330,-. De toevoegingen voor de eigen bijdragen zijn op 8 februari 2024 aan eiser en zijn partner afgegeven.

  2. Bijstand wordt in principe alleen verleend vanaf de dag dat de betrokkene zich bij de bijstandsverlenende instantie heeft gemeld voor een aanvraag.[1] Bijzondere bijstand wordt niet verstrekt voor kosten die zich hebben voorgedaan vóór de datum waarop de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend.[2] De kosten voor de eigen bijdrage in een toevoeging voor rechtshulp op grond van de Wet op de rechtsbijstand doen zich naar vaste rechtspraak voor op het moment dat de toevoeging door de rechtsbijstandverlener wordt ontvangen. De aanvraag moet dus vóór of op dat tijdstip worden ingediend.[3]

  3. Het college voert afwijkend buitenwettelijk begunstigend beleid op grond waarvan bijzondere bijstand voor eigen bijdrage voor toevoegingen wordt toegewezen, zodra de toevoeging hiervoor is verleend.[4] Om voor vergoeding in aanmerking te komen, moet de aanvraag om bijzondere bijstand binnen drie maanden na afgifte van de toevoeging worden ingediend.[5] Tussen partijen is niet in geschil dat eiser de aanvraag te laat heeft ingediend.

Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden

  1. Van het uitgangspunt dat in principe geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.[6]Zulke bijzondere omstandigheden kunnen zich bijvoorbeeld voordoen als de betrokkene niet kan worden verweten dat hij niet eerder heeft gemeld om bijstand aan te vragen of niet eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend.

  2. Eiser betoogt dat in zijn geval sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat hij door overmacht en als gevolg van stress de aanvraag niet tijdig heeft kunnen indienen. Eiser licht dit als volgt toe. Eiser en zijn partner zijn van Iraanse afkomst. Eiser is samen met zijn partner als kennismigrant naar Nederland gekomen. Hij heeft in Iran een lening afgesloten om te studeren en zou die als kennismigrant in Nederland aflossen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft zijn verblijfsvergunning en de daarvan afhankelijke vergunning van zijn partner ingetrokken. Hierdoor dreigde uitzetting. Ook had eiser hierdoor geen inkomen meer en is hij in de bijstand beland. Eiser en zijn partner hebben hiertegen verschillende procedures moeten voeren. De partner van eiser heeft uiteindelijk een verblijfsvergunning gekregen op grond van humanitaire bijzondere omstandigheden. Eiser heeft hierdoor ook een verblijfsvergunning kunnen aanvragen en ook gekregen. Daarnaast speelden er medische omstandigheden. De partner van eiser heeft in deze periode baarmoederhalskanker gekregen en haar eicellen moesten in Nederland worden ingevroren. Daarnaast liep er inmiddels een procedure in Iran vanwege een terugvordering van de hiervoor genoemde lening. Deze gerechtelijke procedures en de medische omstandigheden van de partner bezorgden eiser en zijn partner veel angst en stress. Hierdoor was eiser verhinderd de aanvraag tijdig in te dienen. Het college had hier volgens eiser rekening mee kunnen houden, omdat eiser ook de aanvragen van het griffierecht voor deze procedures heeft ingediend en het college erop voorbereid had kunnen zijn dat de aanvragen voor de eigen bijdragen zouden volgen.

  3. Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in het geval van eiser geen bijzondere omstandigheden voor die maken dat hij toch bijzondere bijstand zal ontvangen. Eiser stelt dat zijn omstandigheden maken dat hij geen aanvraag kon doen, maar hij heeft in die periode wel de bijzondere bijstand voor het griffierecht tijdig kunnen indienen. De gemachtigde heeft op zitting toegelicht dat zij eiser op de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzondere bijstand voor het griffierecht heeft gewezen. Hierdoor is gebleken dat eiser de juiste weg heeft weten te vinden, ondanks de stress en angst die op dat moment in zijn leven speelden. Dat de situatie voor eiser zorgelijk is (geweest), maakt, hoe invoelbaar de situatie ook, dit niet anders. De rechtbank dient bij de beoordeling van de bijzondere omstandigheden de belangen van eiser en die van het college tegen elkaar af te wegen. Tegenover het belang van eiser tot toewijzing van zijn aanvraag staat het belang dat met dit besluit wordt gediend; een rechtmatige inzet van bijstandsgelden, het juist beoordelen en toepassen van de verlening van de bijzondere bijstand, het borgen van het complementaire karakter van de bijstand en het bevorderen van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Het college voert al buitenwettelijk begunstigend beleid. Daarmee wordt aan eiser ruimte geboden. Vaststaat dat eiser desondanks niet binnen de in het beleid gehanteerde termijn van drie maanden bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Gelet op het feit dat eiser dit naar omstandigheden wel had kunnen doen, betekent dit dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.

Er is geen sprake van zeer dringende redenen

  1. Het college kan aan een persoon die geen recht heeft op bijstand alsnog bijstand verlenen, als zeer dringende redenen daartoe noodzaken.[7] Deze redenen doen zich alleen voor als de behoeftige omstandigheden van een betrokkene op geen andere manier zijn te verhelpen dan door bijstandsverlening, zodat bijstandsverlening volstrekt onvermijdelijk is. Dit is het geval als betrokkene schulden heeft die hem bedreigen in de voorziening in het bestaan. Daarbij kan worden gedacht aan huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit.[8]

  2. Eiser stelt dat sprake is van een financieel kwetsbare positie. Eiser leeft van de bijstand en heeft de ondersteuning dringend nodig. Om de eigen bijdragen te kunnen betalen, heeft eiser geld moeten lenen. De bankrekening in Iran is geblokkeerd. Ook heeft eiser door de situatie nog andere schulden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn wat eiser heeft aangevoerd echter geen zeer dringende redenen die maken dat alsnog bijzondere bijstand moet worden verleend. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit deze situatie tot gevolg heeft gehad. Niet kan worden uitgesloten dat de gerechtelijke procedures ten aanzien van de uitzetting hiervan de oorzaak zijn geweest. Of het ontstaan van schulden aan eiser is te wijten en het feit dat aan eiser inmiddels een bijstandsuitkering is toegekend, maakt daarvoor geen verschil. Verwijtbaarheid van de schulden speelt hierbij geen rol. Bijzondere bijstand kan los van een bijstandsuitkering worden toegekend. Bovendien heeft eiser de leningen en financiële situatie niet met stukken onderbouwd, terwijl het wel op zijn weg lag om dit in het kader van de zeer dringende redenen te doen.

  3. Het college heeft zich, gelet op het voorgaande, terecht op het standpunt gesteld dat er geen zeer dringende redenen waren om aan eiser bijzondere bijstand te verlenen voor de aanvraag van een vergoeding voor de eigen bijdragen van twee toevoegingen voor gerechtelijke procedures.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Pw.

Dit volgt uit artikel 5, aanhef en onder a jo. artikel 35 jo. artikel 44, eerste lid, van de Pw.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1047.

Dit volgt uit artikel 15, sub g van de Richtlijn bijzondere bijstand gemeente Utrecht 2019 (BBGU).

Dit staat bij de aanvraag op de website van de gemeente Utrecht vermeld.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:663.

Dit volgt uit artikel 49, aanhef en onder b, van de Pw en artikel 20, eerste lid, van de BBGU.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2198.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Pw.

Dit volgt uit artikel 5, aanhef en onder a jo. artikel 35 jo. artikel 44, eerste lid, van de Pw.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1047.

Dit volgt uit artikel 15, sub g van de Richtlijn bijzondere bijstand gemeente Utrecht 2019 (BBGU).

Dit staat bij de aanvraag op de website van de gemeente Utrecht vermeld.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:663.

Dit volgt uit artikel 49, aanhef en onder b, van de Pw en artikel 20, eerste lid, van de BBGU.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2198.