Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4645 - Rechtbank Midden-Nederland - 25 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:464525 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 25/844

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigden: mr. S.P. van Pelt en M. Schuurman).

Inleiding

  1. Eiser heeft voor het eerst individuele inkomenstoeslag aangevraagd op 26 november 2024. Het college heeft met het besluit van 27 november 2024 individuele inkomenstoeslag toegekend van € 480,- per 26 november 2024 (de peildatum).

  2. Daarna heeft eiser op 3 december 2024 alsnog individuele inkomenstoeslag met terugwerkende kracht aangevraagd over de vier voorafgaande jaren. Deze aanvraag heeft het college afgewezen met het besluit van 4 december 2024. Hiertegen heeft eiser op 6 december 2024 bezwaar gemaakt.

  3. Vervolgens heeft eiser op 12 december 2024 nogmaals een aanvraag ingediend voor individuele inkomenstoeslag over de vier voorafgaande jaren. Deze aanvraag heeft het college afgewezen met het besluit van 16 december 2024. Hiertegen heeft eiser op 18 december 2024 bezwaar gemaakt.

  4. Op 20 januari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden over beide bezwaarschriften. Met het besluit van 28 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft het college beide bezwaarschriften gezamenlijk behandeld en het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.

  5. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigden van het college deelgenomen.

Bestreden besluit

  1. Het college stelt dat de aanvragen om individuele inkomenstoeslag met terugwerkende kracht terecht zijn afgewezen. Het gaat hierbij namelijk om een vorm van bijstand en bijstand wordt per de datum van de aanvraag toegekend.[1] Zowel de Participatiewet als het gemeentelijk beleid bieden geen mogelijkheid voor toekenning van de individuele inkomenstoeslag met terugwerkende kracht. Eiser vraagt om een uitzondering te maken, omdat hij graag met het geld van de individuele inkomenstoeslag zijn zieke moeder in Suriname wil bezoeken. Volgens het college is dit geen reden om een uitzondering op de wet- en regelgeving te maken.

  2. Ten overvloede stelt het college dat zelfs als de aanvragen om individuele inkomenstoeslag met terugwerkende kracht inhoudelijk beoordeeld waren dit nog niet tot een toekenning had geleid. Per jaar waarover individuele inkomenstoeslag wordt aangevraagd wordt namelijk 60 maanden teruggekeken. In deze 60 maanden mag het inkomen niet hoger zijn geweest dan de voor eiser geldende bijstandsnorm. Eiser ontving tot en met 9 januari 2019 een Ziektewetuitkering die boven de bijstandsnorm lag. Voor de vier voorgaande jaren geldt volgens het college dat er, teruggerekend per jaar waar het om gaat, geen onafgebroken periode van 60 maanden ligt waarin eisers inkomen op of onder bijstandsniveau lag.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de individuele inkomenstoeslag niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Als dat zo is, is het beroep om die reden al ongegrond.

  2. De rechtbank zal ten overvloede ook ingaan op de vraag of eiser voor de 4 voorafgaande jaren waar hij individuele inkomenstoeslag voor heeft gevraagd voldoet aan de voorwaarde dat zijn inkomen een onafgebroken periode van 60 maanden op of onder bijstandsniveau lag.

De aanvraag met terugwerkende kracht

  1. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij niet eerder individuele inkomenstoeslag heeft aangevraagd, omdat hij niet op de hoogte was van het bestaan van deze toeslag. Eiser is hier pas laat achter gekomen toen hij de website van het college aan het bekijken was. Eiser heeft tijdens de zitting verteld dat hij met de individuele inkomenstoeslag over de vier voorafgaande jaren graag nog één keer zijn zieke moeder in Suriname wil bezoeken en dat het college om die reden een uitzondering had moeten maken op de regels.

  2. De rechtbank stelt vast dat op de individuele inkomenstoeslag de algemene regels uit de Participatiewet van toepassing zijn.[2] Op grond van vaste rechtspraak wordt geen bijstand of individuele inkomenstoeslag verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop iemand een aanvraag heeft ingediend. Een uitzondering hierop is alleen mogelijk als er (zeer) bijzondere omstandigheden zijn.[3] Het niet tijdig op de hoogte zijn van de mogelijkheid een aanvraag in te dienen geldt niet als een bijzondere omstandigheid. Het is begrijpelijk dat eiser zijn moeder in Suriname wil bezoeken en het is invoelbaar dat het, gelet op de gezondheidstoestand van zijn moeder, zwaar voor hem is dat dit financieel nu niet mogelijk is. Dit maakt echter niet dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die voor het college aanleiding had moeten zijn om af te wijken van de hoofdregel dat geen individuele inkomenstoeslag met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Het beroep is dus ongegrond.

Inhoudelijke criteria voor individuele inkomenstoeslag

  1. De rechtbank gaat ten overvloede ook nog in op de inhoudelijke voorwaarden voor individuele inkomenstoeslag. Eén van deze voorwaarden is dat iemand langdurig een laag inkomen moet hebben gehad. Het college heeft in de eigen regels opgenomen dat hiervan sprake is als iemand een onafgebroken periode van 60 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm.[4] Eiser heeft niet weersproken dat hij tot en met 9 januari 2019 een Ziektewetuitkering ontving die (net) boven de voor hem geldende bijstandsnorm lag. Als voor de vier jaren voorafgaand aan de peildatum van 26 november 2024, voor ieder jaar afzonderlijk, 60 maanden teruggekeken wordt dan voldoet eiser dus niet aan de voorwaarde dat zijn inkomen niet hoger mag zijn geweest dan de bijstandsnorm. Dit betekent dat, ook als het wel mogelijk zou zijn geweest om met terugwerkende kracht een individuele inkomenstoeslag te krijgen, eiser daarop geen recht zou hebben gehad omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Het college verwijst naar artikel 44 van de Participatiewet (de Pw) en naar de eigen beleidsregels (Gemeentelijke uitvoeringsregels inzake individuele inkomenstoeslag).

Artikel 36 van de Participatiewet (de Pw).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:756.

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Almere 2019.


Voetnoten

Het college verwijst naar artikel 44 van de Participatiewet (de Pw) en naar de eigen beleidsregels (Gemeentelijke uitvoeringsregels inzake individuele inkomenstoeslag).

Artikel 36 van de Participatiewet (de Pw).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:756.

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Almere 2019.