Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 24/4214

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.R.A. Röschlau),

en

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze UWV, verweerder

(gemachtigde: J.J. Grasmejer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een definitieve berekening voor de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) en de terugvordering van het als voorschot op die tegemoetkoming betaalde bedrag van € 7.422,-.

Procesverloop

1.1. Op 16 april 2020 heeft eiseres een aanvraag op grond van de NOW-1 ingediend voor de omzetperiode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Daarbij heeft eiseres opgegeven een omzetverlies van 100% te verwachten.

1.2. In een besluit van 20 april 2020 heeft verweerder bepaald dat eiseres € 9.277,- aan tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-1 krijgt en dat daarvan een voorschot wordt betaald van € 7.422,-.

1.3. Op 7 oktober 2021 heeft verweerder een herinnering aan eiseres gestuurd om een definitieve berekening van de tegemoetkoming NOW voor de eerste aanvraagperiode aan te vragen. Op 28 oktober 2021 heeft eiseres een definitieve berekening van de tegemoetkoming NOW-1 aangevraagd.

1.4. Verweerder heeft op 30 januari 2023 een rapport van bevindingen opgemaakt. Daarin is geconcludeerd dat verweerder niet kan vaststellen wat de netto omzet van eiseres is geweest over de referentieperiode, omdat eiseres geen aanvullende gegevens heeft aangeleverd.

1.5. In een besluit van 23 februari 2023 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag om een definitieve berekening afgewezen, omdat eiseres niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. Daardoor kan verweerder niet beslissen of eiseres recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de NOW-1. Verweerder heeft daarom het bedrag van € 7.422,- dat eiseres als voorschot op de tegemoetkoming heeft ontvangen teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.6. Op 2 maart 2023 heeft verweerder een betalingsregeling met eiseres getroffen.

1.7. Met het besluit van 1 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

1.8. Eiseres heeft vervolgens beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.9. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2025. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Vaststelling van de definitieve tegemoetkoming

2. Een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 is een subsidie als bedoeld in titel 4.2 van de Awb. Op grond van artikel 4:37, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan aan eiseres een verplichting worden opgelegd om alle gegevens over te leggen die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. De verplichting om deze gegevens te overleggen is neergelegd in artikel 13, tweede lid, onder e, van de NOW-1 en van toepassing op eiseres.

3. De rechtbank stelt voorop dat bij een aanvraag om een definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van NOW-1 het aan eiseres is om gegevens en stukken aan te leveren op grond waarvan verweerder de omzet in de meetperiode (in dit geval maart, april en mei 2020) kan vaststellen en een berekening kan maken. Het is daarna aan verweerder om in het kader van zijn onderzoekplicht de aangeleverde gegevens en stukken inhoudelijk te beoordelen.[1]

4. In het rapport van bevindingen van verweerder van 30 januari 2023 staat vermeld dat verweerder op 20 juni 2022 een brief en op 28 oktober 2022 een rappelbrief naar eiseres heeft gestuurd met het verzoek om aanvullende gegevens in het kader van een vaststelling van de tegemoetkoming aan te leveren. Op 21 november 2022 heeft verweerder na telefonisch overleg met eiseres hiervoor uitstel verleend tot 2 december 2022. Verweerder heeft de gevraagde gegevens echter niet ontvangen waardoor hij het onderzoek niet (volledig) heeft kunnen uitvoeren.

5. Verweerder heeft eiseres ook in de bezwaarfase in de gelegenheid gesteld om de gevraagde stukken binnen een gestelde termijn aan te leveren. Verweerder heeft de hiervoor gestelde termijn vijf keer verlengd. Eiseres heeft echter niet gereageerd op dit verzoek. Daardoor kan verweerder wederom geen conclusie trekken over de netto omzet over de referentieperiode en de meetperiode en het hierop gebaseerde omzetdalingspercentage van 100%.

6. Eiseres erkent dat zij de aangevraagde informatie niet aan verweerder heeft doen toekomen. Volgens eiseres heeft er een omzetdaling plaatsgevonden, maar het vergt veel uitzoekwerk om hierover gegevens te verzamelen. Eiseres voert diverse persoonlijke omstandigheden aan waarom zij de verzochte stukken niet heeft kunnen aanleveren. Zo wordt gesteld dat [persoon] ( [persoon] ), algemeen directeur van eiseres, een serieus auto-ongeval heeft gehad. Echter is niet duidelijk wanneer dit ongeluk heeft plaatsgevonden en wat daarvan de gevolgen voor [persoon] zijn geweest. Verder wordt aangevoerd dat de schoonmoeder van [persoon] is overleden en dat sprake is van een complexe afhandeling van de nalatenschap met diverse financiële consequenties. Ook dit heeft eiseres niet met stukken onderbouwd. Ten slotte wordt aangevoerd dat [persoon] een acute oogaandoening heeft gehad waaraan hij op 23 april 2024 is geopereerd en waardoor hij geen zicht meer had. Eiseres heeft dit evenmin onderbouwd met medische informatie.

7. Gelet op het feit dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat er redenen waren haar (nog meer) uitstel te verlenen voor het aanleveren van gegevens, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het verzoek van eiseres tot vaststelling van een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 terecht heeft afgewezen, omdat het voor verweerder niet mogelijk was om het percentage van het omzetverlies van eiseres vast te stellen. De beroepsgrond slaagt niet.

Terugvordering van het voorschot

8. In artikel 15 van de NOW-1 is bepaald dat het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk kan worden teruggevorderd van de subsidieontvanger, indien dit ten onrechte is verstrekt of indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 13 van de NOW-1 is voldaan.

9. Zoals hiervoor is overwogen, heeft eiseres niet voldaan aan de gestelde voorwaarde in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e , van de NOW-1. Daarom kan niet worden vastgesteld of eiseres voldoet aan de materiële voorwaarden voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1, en dus ook niet of subsidiegelden juist worden besteed.

10. Verweerder heeft de bevoegdheid om het teveel verstrekte voorschot van eiseres terug te vorderen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat ook in redelijkheid kunnen doen. Eiseres heeft niet duidelijk gesteld welke nadelige gevolgen er, anders dan het moeten terugbetalen van het verstrekte voorschot, voor eiseres zijn. De rechtbank is niet gebleken dat de terugvordering van het voorschot zodanig ingrijpend is voor eiseres, dat verweerder daar geheel of gedeeltelijk van af had moeten zien.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft terecht de aanvraag om een definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-1 afgewezen. Dit betekent dat eiseres een bedrag van € 7.422,- aan verweerder moet terugbetalen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.

de rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 september 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:3521.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 september 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:3521.