Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4062 - Rechtbank Midden-Nederland - 22 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:406222 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 25/1511

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder

(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

  1. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong).

1.1. Met het besluit van 13 september 2024 heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat er executoriaal derdenbeslag is gelegd op haar uitkering door Yards Deurwaardersdiensten. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt, omdat ze het niet eens is met het beslag.

1.2. Met het besluit op het bezwaar van 8 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3. Eiseres heeft met de brief 13 maart 2025 haar beroepsgronden aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift gedateerd 25 maart 2025 ingediend.

1.4. De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben via beeldbellen deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Standpunten van eiseres

  1. Eiseres heeft bij de rechtbank twee redenen genoemd waarom het bestreden besluit volgens haar niet klopt: I. Zij vindt dat het Uwv haar had moeten horen tijdens de bezwaarprocedure. II. Zij is het niet eens met het beslag op haar Wajong-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

I. Horen tijdens de bezwaarprocedure

  1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, moet aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden worden om te worden gehoord.[1]

3.1. Het Uwv heeft daarom een brief naar eiseres gestuurd met het verzoek om aan te geven of zij wel of niet gehoord wil worden. Eiseres heeft het formulier teruggestuurd. Op het formulier heeft eiseres twee hokjes aangekruist: - ‘ik wil geen hoorzitting’ en - ‘ik ben bereikbaar op telefoonnummer’. Ook heeft zij de tekst ‘wegens ziekt kan ik niet komen maar kan wel even bellen’ op het formulier gezet. Omdat eiseres niet is gebeld heeft het Uwv het bestreden besluit genomen, zonder dat eiseres door het Uwv is gehoord.

3.2. Op de zitting heeft eiseres verteld waarom zij een Wajong-uitkering ontvangt en dat ze heel veel met het Uwv heeft gebeld; ze wilde graag telefonisch gehoord worden. Het Uwv heeft op de zitting erkend dat in het geval van eiseres de hoorplicht is geschonden en dat daarom sprake is van een gebrek. Het Uwv is daarom bereid het griffierecht aan eiseres te vergoeden.

3.3. De rechtbank is het met eiseres en het Uwv eens en vindt ook dat sprake is van een gebrek. De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, als niet aannemelijk is dat eiseres door schending van dit gebrek is benadeeld.

3.4. In de beroepsprocedure is eiseres alsnog op zitting gehoord in aanwezigheid van het Uwv. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres niet in haar belangen is geschaad. Het passeren van het gebrek leidt niet tot een gegrond beroep, maar betekent wel dat het Uwv het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

II. De beslaglegging

  1. Eiseres vindt dat het beslag niet klopt, omdat zij de schuld aan Yards Deurwaardersdiensten aan het afbetalen was. Zij heeft zich aan de met Yards afgesproken afbetalingsregeling gehouden. Zij vindt dat er dus geen beslag gelegd had mogen worden op haar Wajong-uitkering.

4.1. Uit uitspraken van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken (de Centrale Raad van Beroep)[2] volgt dat het Uwv moet meewerken aan het beslag. Het is niet aan het Uwv om de geldigheid van het door de deurwaarder gelegde beslag te beoordelen. Dat mag alleen de civiele rechter. De bestuursrechter moet daarom de (geldigheid van) het gelegde beslag als een gegeven beschouwen. De toetsing kan dus niet verder strekken dan het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van de betalingsbeslissing gebleven is binnen het kader van het beslag.

4.2. Gelet op deze rechtspraak is het Uwv verplicht om mee te werken aan het beslag. Uit wat eiseres heeft aangevoerd blijkt niet dat het Uwv buiten het kader van het beslag is gegaan.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt wel het griffierecht terug. Het Uwv moet het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Dit volgt uit artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2512 en van 27 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD9586.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2512 en van 27 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD9586.