ECLI:NL:RBMNE:2025:3806 - Rechtbank Midden-Nederland - 17 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht Zaaknummer: 596839 HA RK 25-118
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 17 juli 2025 op het verzoek in de zin van artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
mr. K. de Meulder, strafrechter, hierna: verzoeker.
1 De procedure
1.1. De verschoningskamer heeft op 17 juli 2025 het verzoek tot verschoning ontvangen. Dit verzoek is ingediend in de zaak met parketnummer 16-115763-25 (hierna: de hoofdzaak). Een pro formazitting van de hoofdzaak staat gepland op 18 juli 2025. Er heeft geen mondelinge behandeling van het verschoningsverzoek plaatsgevonden.
1.2. De uitspraak is bepaald op vandaag.
2 Het verschoningsverzoek
2.1. Verzoeker heeft zijn verschoningsverzoek ingediend om de volgende redenen. Bij de voorbereiding van de zaak is gebleken dat verzoeker via zijn directe omgeving bekend zou kunnen raken met informatie over de verdachte en daar met de meervoudige strafkamer een beslissing over zou moeten nemen op de pro formazitting. Verzoeker is van mening dat daardoor de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van zijn kant kan ontstaan en voelt zich daarom niet vrij de zaak te behandelen.
3 De beoordeling
Het toetsingskader
3.1. Op grond van artikel 517 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandighedenwaardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Verschoning is een middel om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waardoor de rechter van mening is dat hij/zij een zaak niet onpartijdig kan behandelen. Daarnaast kan de rechter het idee hebben dat de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid kan ontstaan. In beide gevallen onderzoekt de verschoningskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. In dat geval kan de rechter geen beslissing in de hoofdzaak nemen. Rechtzoekenden moeten namelijk vertrouwen kunnen hebben in de rechtspraak.
Het oordeel van de verschoningskamer
3.3. Uit de inhoud van het verschoningsverzoek blijkt dat sprake is van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van de kant van de rechter kan ontstaan. De verschoningskamer onderschrijft de door de rechter gegeven motivering van het verschoningsverzoek.
3.4. De conclusie is dat de verschoningskamer het verschoningsverzoek toewijst.
4 De beslissing
De verschoningskamer:
4.1. wijst het verschoningsverzoek toe;
4.2. draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoeker, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin verzoeker werkt en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is genomen door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. R.C. Stijnen en mr. M.E. Heinemann als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. N.S. Stekkel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.