ECLI:NL:RBMNE:2025:3550 - Rechtbank Midden-Nederland - 18 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1281
[eiser] , uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder (gemachtigde: mr. E.S. Träger).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het Uwv om de uitkering die hij op grond van de Werkloosheidswet (WW) kreeg te beëindigen per 1 mei 2024 en het reeds aan hem uitgekeerde bedrag van bruto € 493,91 terug te vorderen. Het Uwv heeft de WW-uitkering van eiser per 1 mei 2024 beëindigd, omdat zijn inkomen in de maand mei 2024 hoger was dan 87,5% van het maandloon voor de WW.
1.2. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging en de terugvordering. Met het bestreden besluit van 4 maart 2025 op de bezwaren van eiser is het Uwv bij de beslissing gebleven.
1.3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. S. Yildirim als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.
Beoordeling door de rechtbank
Nieuwe beroepsgrond op zitting in strijd met goede procesorde
2. Op de zitting heeft eiser een nieuwe beroepsgrond naar voren gebracht. Hij heeft toegelicht dat het Uwv bij de vaststelling van zijn inkomen in de maand mei 2024 de vakantiebijslag die hij in deze maand heeft ontvangen moet meenemen.
3. Het Uwv heeft, doordat eiser deze nieuwe beroepsgrond pas op de zitting naar voren heeft gebracht, hierop niet voldoende kunnen reageren. Ook de rechtbank heeft zich hierop in aanloop naar de zitting niet kunnen voorbereiden. Naar het oordeel van de rechtbank is het zo laat indienen van deze nieuwe beroepsgrond daarom in strijd met de goede procesorde. Eiser had deze grond ook al eerder kunnen aanvoeren. Daarom zal de rechtbank deze grond niet bij de beoordeling van het geschil betrekken.
Berekening van het loon door het Uwv niet langer betwist
4. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij de vaststelling van zijn inkomen in de maand mei 2024 door het Uwv niet langer betwist.
5. Ook de rechtbank heeft geconstateerd dat het SV-loon uit de polisadministratie dat door het Uwv bij de vaststelling is toegepast overeen komt met het loon dat staat vermeld op de door eiser overgelegde loonstrook.
Beëindiging en terugvordering
6. Ondanks dat eiser de berekening van het loon niet langer betwist, blijft hij het niet eens met de beëindiging van de WW-uitkering en de terugvordering van het reeds aan hem uitgekeerde bedrag. De beëindiging van de WW-uitkering heeft voor hem grote financiële gevolgen. Door de gemeente is aan hem inmiddels een bijstandsuitkering toegekend, maar niet met terugwerkende kracht.
7. De rechtbank ziet net als eiser dat zijn inkomen in latere maanden lager was dan 87,5% van het maandloon voor de WW. Hij had daarom een verzoek om herleving van het recht op WW-uitkering kunnen doen, waarover het Uwv dan een besluit moet nemen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beëindiging van de WW-uitkering in stand blijft en eiser het teruggevorderde bedrag aan het Uwv moet terug betalen.
9. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Ook krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dit volgt uit artikel 4:1, tiende lid, van het Algemene inkomensbesluit socialezekerheidswetten.
ECLI:NL:CRVB:2022:173.
Artikel 21 van de WW.