Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:5928 - Rechtbank Midden-Nederland - 9 oktober 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2024:59289 oktober 2024

Uitspraak inhoud

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer: C16/575588/FO RK 24-622

Adoptie

Beschikking van 10 oktober 2024

in de zaak van:

[de moeder 1], wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] , hierna te noemen: [de moeder 1] , advocaat mr. K.S.M. Smienk,

met als belanghebbende

[de moeder 2], wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] , hierna te noemen: [de moeder 2] .

1 De procedure

1.1. De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:

1.2. Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 10 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:

  • [de moeder 1] met mr. Smienk;
  • [de moeder 2] ; -de heer [A] ; -de heer [B] ; -mevrouw [C] , namens de Raad voor de Kinderbescherming Arnhem.

2 Waar de procedure over gaat

2.1. [de moeder 1] en [de moeder 2] zijn op [trouwdatum] 2020 in Groningen met elkaar getrouwd.

2.2. Tijdens dit huwelijk is geboren: [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2024 in [geboorteplaats 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ).

2.3. [de moeder 2] is bevallen van [minderjarige 1] . De zwangerschap is tot stand gekomen met medewerking van [D ] als donor.

2.4. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] . Dit betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem mogen nemen.

2.5. [de moeder 1] wil [minderjarige 1] adopteren.

3 De beoordeling

Relatieve bevoegdheid

3.1. [de moeder 1] en [de moeder 2] wonen in [woonplaats] . Gelet daarop is in beginsel de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen bevoegd om kennis te nemen van het verzoekschrift. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben echter schriftelijk verklaard dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat het verzoekschrift wordt behandeld door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Om die reden zal deze rechtbank de zaak alsnog beoordelen en niet verwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen .[1]

Adoptie

3.2. De rechtbank zal het verzoek toewijzen en de adoptie van [minderjarige 1] door [de moeder 1] uitspreken. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissing neemt.

3.3. De rechtbank heeft conform het procesreglement Adoptie een afschrift van het verzoekschrift aan de Raad gestuurd, zodat de Raad hiervan op de hoogte is. De Raad kan dan bepalen of hij uit eigener beweging zijn mening over het verzoekschrift kenbaar maakt aan de rechtbank.[2] De rechtbank is bekend met de landelijke werkwijze van de Raad om in beginsel in alle adoptiezaken onderzoek te doen. Alleen in het geval dat sprake is van een onbekende donor volgens de definitie in de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en bij het verzoek een donorverklaring is bijgevoegd van de Stichting donorgegevens waaruit anoniem donorschap blijkt, stelt de Raad geen onderzoek in.

3.4. De Raad heeft de rechtbank naar aanleiding van het verzoekschrift bericht een onderzoek naar de adoptie te zullen starten. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben ondertussen bij de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij niet wensen mee te werken aan een onderzoek door de Raad en dat zij bereid zijn om hun adoptieverzoek en de wens om niet deel te nemen aan het onderzoek door de Raad toe te lichten tijdens een zitting. De Raad heeft dan ook geen onderzoek gedaan, zodat ook geen schriftelijk advies bij de rechtbank is ingediend.

3.5. De rechtbank moet beoordelen of zij het in dit specifieke geval met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk vindt dat er een onderzoek door de Raad wordt ingesteld.[3] Uiteindelijk is het aan de rechter om te bepalen of er alsnog behoefte bestaat aan een onderzoek van de Raad. De rechtbank zal in die beslissing moeten toetsen of een raadsonderzoek met het oog op de beoordeling van de belangen van het kind noodzakelijk is.

3.6. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben de rechtbank geïnformeerd dat zij niet willen meewerken aan het onderzoek door de Raad. Ter onderbouwing hebben zij verklaard dat zij zich als ouders van gelijk geslacht door de Raad gediscrimineerd voelen. Het is hen niet duidelijk wat het doel is van een raadsonderzoek, ook omdat bij de zwangerschap en geboorte van hun eerste kind, [minderjarige 2] , van dezelfde donor, een raadsonderzoek niet nodig was. [de moeder 1] en [de moeder 2] geven aan dat zij goede afspraken hebben gemaakt met de donor en zijn partner, de heer [B] . Er zijn afspraken gemaakt over de statusvoorlichting aan het kind en daarnaast zijn er geen onduidelijkheden over het donorschap voor het kind en de omgeving. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben de donorovereenkomst -waaruit de gemaakte schriftelijke afspraken blijken- ook bij het verzoekschrift overgelegd. Daarnaast wordt door [de moeder 1] en [de moeder 2] als probleem ervaren dat de werkwijze van de Raad ervoor zorgt dat de adopties niet meer enkele weken na de geboorte van het kind worden uitgesproken, maar pas maanden later. Dit omdat de Raad tijd nodig heeft om onderzoek te verrichten. Verder hebben [de moeder 1] en [de moeder 2] nog aangevoerd dat [de moeder 1] [minderjarige 1] ook zou kunnen erkennen om het ouderschap te verkrijgen en in dat geval zou de Raad ook niet betrokken zijn. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben echter een bewuste keuze gemaakt voor adoptie in plaats van erkenning, omdat erkenning in het buitenland nog niet gangbaar is.

3.7. De vertegenwoordiger van de Raad heeft op de zitting nader toegelicht dat de Raad in alle zaken waarin adoptie wordt gevraagd, onderzoek doet. Omdat eerder is geconstateerd dat niet alle Raden dezelfde werkwijze hanteerden, is intern de afspraak gemaakt om landelijk dezelfde werkwijze te hanteren en dus in alle adoptiezaken onderzoek te doen. Er is volgens de Raad geen sprake van discriminatie. Het onderzoek in de duomoeder-adoptiezaken spitst zich toe op de rol van de donor en of het kind iets van de donor te verwachten heeft. In deze specifieke zaak ziet de Raad geen aanleiding om een onderzoek te starten. De donor is bekend voor [minderjarige 1] en [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben goede afspraken gemaakt met de donor over zijn rol en positie, de statusvoorlichting van [minderjarige 1] en de contacten van [minderjarige 1] met de donor in de toekomst.

3.8. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om alsnog een onderzoek door de Raad te gelasten. In de onderhavige procedure hebben [de moeder 1] en [de moeder 2] gebruik gemaakt van een bekende donor. Uit de donorovereenkomst blijkt dat zij duidelijke en uitgebreide afspraken met de donor hebben gemaakt ten aanzien van de statusvoorlichting aan [minderjarige 1] en welke rol de donor zal spelen in het leven van [minderjarige 1] . Hieraan is een mediationtraject tussen [de moeder 1] , [de moeder 2] en de donor bij mr. Smienk voorafgegaan. De rechtbank vindt het ook belangrijk dat [minderjarige 1] weet hoe hij is ontstaan. Daar is in dit geval door [de moeder 1] en [de moeder 2] (en de donor) voldoende aandacht aan besteed. Op basis van de omstandigheden die uit de stukken en de zitting naar voren komen over de context waarin [minderjarige 1] zal opgroeien, maakt de rechtbank verder ook niet op dat de adoptie

kennelijk niet in het belang van [minderjarige 1] zou zijn. [4] Uit het dossier zijn geen andere aspecten gebleken die maken dat een onderzoek door de Raad noodzakelijk zou zijn.

3.9. Ook aan de overige voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan en [de moeder 1] heeft de vereiste verklaringen van de donor en [de moeder 2] overgelegd, waaruit volgt dat zij instemmen met de adoptie.

Ingangsdatum

3.10. De adoptie werkt terug tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige 1] , omdat de adoptie voor de geboorte van [minderjarige 1] is verzocht.[5]

Geslachtsnaam

3.11. [de moeder 1] en [de moeder 2] hebben voor [minderjarige 1] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] gekozen. De rechtbank zal deze naamskeuze in de beslissing opnemen.[6]

Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4 De beslissing

De rechtbank:

4.1. spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijke geslacht: [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2024 in [geboorteplaats 1] , door: [de moeder 1], geboren op [geboortedatum 2] 1992 in [geboorteplaats 2] ;

4.2. bepaalt dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige 1] ;

4.3. stelt vast dat [de moeder 2] en [de moeder 1] hebben verklaard dat [minderjarige 1] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal behouden na de adoptie, zodat hij zal heten: [minderjarige 1].

Artikel 270 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)

Artikel 810 lid 2 Rv

Artikel 810 lid 3 Rv

Artikel 1:227 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)

Artikel 1:230 lid 2 BW

Artikel 1:5 lid 3 BW


Voetnoten

Artikel 270 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)

Artikel 810 lid 2 Rv

Artikel 810 lid 3 Rv

Artikel 1:227 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)

Artikel 1:230 lid 2 BW

Artikel 1:5 lid 3 BW