Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:4066 - Rechtbank Midden-Nederland - 28 mei 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2024:406628 mei 2024

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht kantonrechter

locatie Almere

Vonnis van 29 mei 2024

in de zaak met zaaknummer: 10809159 \ MC EXPL 23-6906 D/51246 van

[eiser], wonende te [woonplaats 1] , eiser, hierna te noemen: [eiser] , procederend in persoon,

tegen

[gedaagde], (mede) handelend onder de naam [handelsnaam] , wonende te [woonplaats 2] , gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 30 oktober 2023 met 5 producties; - de conclusie van antwoord met producties;

  • het aanvullend antwoord met producties; - de conclusie van repliek met producties.

1.2. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek in te dienen. Van die gelegenheid heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt.

1.3. Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2 De feiten

2.1. [eiser] heeft op 18 maart 2022 via de website van [gedaagde] vijf hoverboards besteld voor een totaalbedrag van € 745,- inclusief btw.

2.2. Per e-mail van 20 maart 2022 schrijft [eiser] aan [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende:

helaas moet ik de onderstaande bestelling annuleren.”.

2.3. [gedaagde] heeft op 21 maart 2022 vier hoverboards naar [eiser] verstuurd.

2.4. Per e-mail van 24 maart 2022 schrijft [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende aan [eiser] :

Hoverboards nemen we helaas niet retour. We hebben deze speciaal laten drooshippen voor u.”.

2.5. Op 25 maart 2022 heeft [gedaagde] het vijfde hoverboard naar [eiser] verstuurd. [eiser] heeft de hoverboards ontvangen.

2.6. Per brief van 2 mei 2022 heeft de voormalige gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om het aankoopbedrag van € 745,- inclusief btw terug te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

2.7. Per e-mail van 1 juni 2022 schrijft [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende aan de voormalige gemachtigde van [eiser] :

Waar blijven de hoverboards die retour moeten? Waar blijft track trace code? (…) Wij als webshop crediteren zoals wettelijk geregeld, zodra producten retour gestuurd en ontvangen zijn in nieuwstaat.”.

2.8. [eiser] heeft de hoverboards niet retour gestuurd.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert – samengevat – primair dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 934,42 (bestaande uit € 745,- aan hoofdsom, € 45,88 aan wettelijke (handels)rente tot en met 29 oktober 2023 en € 143,54 aan buitengerechtelijke incassokosten) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023. Subsidiair vorder [eiser] dat de koopovereenkomst wordt ontbonden en dat [eiser] wordt veroordeeld om € 894,34 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023. Verder vordert [eiser] zowel primair als subsidiair dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij de bestelling heeft geannuleerd. Volgens [eiser] heeft hij de hoverboards nog niet retour gestuurd, omdat [gedaagde] geen (details over het) retouradres heeft verstrekt en omdat hij vermoedt dat [gedaagde] ten onrechte zal beweren dat de hoverboards gebruikt, beschadigd of op andere wijze in waarde verminderd zijn.

3.3. [gedaagde] vindt dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, omdat [eiser] de hoverboards nooit retour heeft gestuurd. Verder heeft [eiser] volgens [gedaagde] tijdens een telefoongesprek aangegeven dat de hoverboards zijn gebruikt. [gedaagde] wil de hoverboards nu, twee jaar na de bestelling, niet meer retour ontvangen.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.

4.2. [eiser] stelt dat hij bij de aankoop van de hoverboards als consument heeft gehandeld. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat sprake is van een consumentenkoop. Omdat het gaat om een koopovereenkomst op afstand, zijn de artikelen 6:230m en verder van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing.

4.3. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] de koopovereenkomst in de e-mail van 20 maart 2022 tijdig en rechtsgeldig heeft ontbonden in de zin van artikel 6:230o BW. Op grond van artikel 6:230r lid 1 BW is [gedaagde] als verkoper in beginsel verplicht om onverwijld maar uiterlijk binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van de ontbindingsverklaring alle van [eiser] ontvangen betalingen terug te betalen. Uit artikel 6:230r lid 4 BW volgt dat [eiser] pas nakoming van de in lid 1 genoemde verbintenis tot terugbetaling kan vorderen nadat [gedaagde] de hoverboards heeft ontvangen of nadat [eiser] heeft aangetoond dat hij de hoverboards heeft teruggezonden, afhankelijk van welk tijdstip eerst valt. Dat is anders als [gedaagde] heeft aangeboden de hoverboards zelf af te halen, maar van een dergelijk aanbod is in dit geval geen sprake. Vast staat dat [eiser] de hoverboards niet aan [gedaagde] heeft geretourneerd. Dat betekent dat [eiser] in deze procedure geen terugbetaling van het totale aankoopbedrag door [gedaagde] kan afdwingen. Dat [eiser] niet bekend zou zijn met het retouradres of de details hierover, volgt de kantonrechter niet. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat het (retour)adres op zijn website staat vermeld. [eiser] had de hoverboards naar dat adres kunnen versturen. Volgens [eiser] heeft hij de hoverboards nog niet geretourneerd omdat hij vermoedt dat [gedaagde] de staat van de hoverboards ten onrechte in twijfel zal trekken en het aankoopbedrag niet (volledig) zal terugbetalen. Wat daar ook van zij, het vermoeden van [eiser] is geen reden om af te wijken van de volgorde uit artikel 6:230r BW. [eiser] had de hoverboards eerst moeten terugsturen voordat hij een vordering tot terugbetaling van het aankoopbedrag instelde, zeker nadat [gedaagde] in zijn email van 1 juni 2022 om retournering van de hoverboards heeft gevraagd.

4.4. Op grond van het voorgaande zal het primair gevorderde bedrag van € 745,- worden afgewezen. Dat geldt ook voor de primair gevorderde wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke incassokosten, die daarmee samenhangen.

4.5. [eiser] vordert subsidiair ontbinding van de koopovereenkomst en (naar de kantonrechter begrijpt) op grond daarvan terugbetaling van het aankoopbedrag met rente en kosten. Ook deze vorderingen zullen worden afgewezen. [eiser] heeft de koopovereenkomst al rechtsgeldig ontbonden in de e-mail van 20 maart 2022. De koopovereenkomst kan niet nog een keer worden ontbonden.

Proceskosten

4.6. [eiser] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil (nul), omdat hij zich niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af;

5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.