Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:2314 - Rechtbank Midden-Nederland - 20 februari 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2024:231420 februari 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 23/1787 en UTR 23/1788

(gemachtigde: mr. D. Gurses),

en

(gemachtigde: mr. S.N. Ros).

Inleiding en procesverloop

Samenvatting

5. Eiser heeft tegen de primaire besluiten van 26 oktober 2022 en 29 november 2022 tot sluiting en intrekking van de vergunningen bezwaar gemaakt. Met de bestreden besluiten van 8 februari 2023 en 13 februari 2023 heeft de burgemeester de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. De burgemeester blijft dus bij zijn eerdere besluiten. Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De burgemeester heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

6. De rechtbank heeft de beroepen op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

7. De burgemeester stelt dat eiser als natuurlijk persoon geen procesbelang heeft, omdat de Alcoholwetvergunning en exploitatievergunning waren verleend aan het inmiddels failliete [horecabedrijf] B.V.

8. De rechtbank neemt procesbelang voor eiser als natuurlijk persoon aan. Eiser heeft ook als natuurlijk persoon beroep ingesteld. De bestreden besluiten zijn verder aan hem persoonlijk gericht en hij wordt onder andere door de burgemeester aangemerkt als exploitant van het horecabedrijf. Hij was ook in persoon huurder van het pand. Verder staat vast dat hij de enige aandeelhouder en bestuurder was van de inmiddels failliete B.V. en hij wordt, zoals hij ter zitting heeft gesteld, persoonlijk aansprakelijk gesteld door de curator voor het faillissement. Eiser wil een actie om schadevergoeding kunnen starten vanwege de gevolgen van de volgens eiser onrechtmatige besluitvorming. Hij heeft gezien het vorenstaande belang bij beoordeling door de rechtbank van de bestreden besluiten.De inhoudelijke beoordeling

9. Tegen beide bestreden besluiten voert eiser aan dat het binnentreden in het pand onwettig was en dat er onvoldoende concrete feiten zijn om aan te nemen dat sprake was van het in gevaar zijn of brengen van de openbare orde of het woon- en leefklimaat. Er zijn immers geen drugs en wapens in het horecabedrijf aangetroffen. Ook is niet feitelijk vastgesteld dat werd gegokt. Het gaat enkel om vermoedens. Verder is niet onderbouwd dat eiser van slecht levensgedrag is. De burgemeester was daarom niet bevoegd om het horecabedrijf te sluiten of de vergunningen in te trekken. Daarnaast stelt eiser dat de besluiten zijn genomen in strijd met de evenredigheid, omdat hij onevenredig zwaar wordt getroffen en onvoldoende rekening is gehouden met zijn individuele en financiële belangen. De burgemeester had kunnen kiezen voor een lichtere maatregel zoals een waarschuwing. Ook had de burgemeester moeten onderzoeken of geen sprake is van bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien. Hierbij had de burgemeester mee moeten wegen dat eiser al jaren zijn horecazaak heeft en er eerder nooit sprake was van problemen.

10. Naar het oordeel van de rechtbank slagen deze gronden niet. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. 10. Wat betreft het binnentreden van het pand staat vast dat het niet om een woning maar om een horecabedrijf ging. De burgemeester heeft daarom terecht verwezen naar artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat een toezichthouder behalve een woning elke plaats mag betreden, desnoods met behulp van de sterke arm, om toezicht te kunnen houden. Daarvan is hier sprake en de toezichthouder was dus bevoegd om het restaurant binnen te gaan. Dat daarnaast door de politie kennelijk gebruik is gemaakt van de bevoegdheid op grond van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie naar aanleiding van de meldingen over aanwezigheid van vuurwapens, is in dit kader van de huidige beoordeling niet relevant. 10. Anders dan eiser stelt heeft het onderzoek naar het oordeel van de rechtbank voldoende feiten opgeleverd om de bevoegdheden van sluiting en intrekking op te baseren. Gezien de aangetroffen situatie/inrichting met tafels met speelkaarten, een dobbeltafel met doorzichtige dobbelstenen op de grond, de mannen met grote bedragen contant geld en de extra nieuwe kaartendecks onder de bar, was zonder meer sprake van het gebruik van het horecabedrijf als illegale gokinrichting. Dit wordt bevestigd door de uitingen die de politie hoorde van de bezoekers die het pand verlieten. Gezien de grote sommen contant geld die zijn aangetroffen mocht de burgemeester ook concluderen dat er om (groot) geld werd gespeeld. Bovendien lag er nog een stapeltje geld op een speeltafel toen de politie binnenkwam. De aanwezigheid van een (landelijk) bekende organisator van dergelijke gelegenheden en de notities met bedragen op tafels duiden daar ook op. Uit het aanwezige publiek, het nachtelijk uur, de bewakers/spotters voor de deur en in de auto, waarbij ook sprake was van toezicht via meerdere camera’s, zowel van de binnen- als de buitenruimte van het horecabedrijf, mocht de burgemeester verder afleiden dat werd gehandeld in strijd met het belang van de openbare orde en woon- en leefklimaat. Van de 32 aanwezigen hadden er 25 antecedenten, waarvan 12 mannen 10 of meer. Dit ging om antecedenten op het gebied van de Opiumwet, geweldsdelicten, vermogensdelicten, witwassen, de Wet wapens en munitie en de Wet op de kansspelen. Er is geen reden om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen. Dat een illegaal gokbedrijf als dit criminelen aantrekt en grote bedragen contant geld en daarmee een gevaar is voor de openbare orde, betreft in dit geval niet enkel een risico maar dit gevaar had zich dus ook daadwerkelijk verwezenlijkt. In dit opzicht wijkt de situatie in het horecabedrijf van eiser af van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022[1] over een cash center, waar eiser ter zitting op doelde.

13. Uit het voorgaande volgt dat er een situatie bestond waarin gehandeld werd in strijd met het belang van de openbare orde en de bescherming van de woon- en leefsituatie van omwonenden en waarin verdere exploitatie van het horecabedrijf hiervoor een gevaar zou blijven opleveren. Hiermee is de bevoegdheid van de burgemeester voor de sluiting en de intrekking van de exploitatievergunning gegeven. Nu deze vaststelling zonder meer ook de vrees wettigt dat bij voortzetting van de inrichting de openbare orde ernstig gevaar zou lopen, is ook de intrekking van de alcoholvergunning gerechtvaardigd.[2]

14. De burgemeester heeft de getroffen maatregelen geschikt mogen vinden om de gevaren voor de openbare orde het hoofd te bieden. Deze leiden er immers toe dat het horecabedrijf blijvend aan het illegale gokcircuit wordt onttrokken. Ook waren deze maatregelen noodzakelijk. Uit de verschillende meldingen en een eerder verrichte controle komt naar voren dat er al langer problemen waren en een vermoeden was dat illegaal in het horecabedrijf werd gegokt. Zo heeft de politie op 22 september 2022 na melding over personen die met een vuurwapen uit het buurpand kwamen speelkaarten aangetroffen in het horecabedrijf. Ook daarbij ontstond de indruk dat illegaal werd gegokt. De wijze waarop het pand met camera’s zowel van binnen en als van buiten in de gaten werd gehouden duidt er verder op dat het om een stevige organisatie ging en dat men zich zeer bewust was van de illegaliteit of gevaarzetting ervan en dat afscherming of bescherming en/of bewaking noodzakelijk was. Eisers houding maakt hier zonder meer deel vanuit. De “bewaking” buiten vond immers plaats vanuit zijn auto en met gebruik van zijn telefoon. Ook tijdens de zitting heeft eiser geen verklaring kunnen of willen geven door wie en waarom de bewaking door middel van camerabeelden buiten vanuit zijn auto en met zijn telefoon plaatsvond. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser zijn horecabedrijf zonder toezicht te houden open heeft gesteld voor gokactiviteiten. Ten tijde van het binnentreden bevond eiser zich immers niet in het horecabedrijf. De burgemeester heeft daarom op goede gronden geconcludeerd dat dit geen blijk geeft van verantwoord ondernemerschap. Een en ander maakt dat de burgemeester terecht heeft gesteld dat hij niet kon volstaan met een waarschuwing of lichtere maatregelen. 14. Ook zijn de maatregelen evenwichtig. Gezien het grote belang van handhaving en bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in en in de nabijheid van de [straat] , mocht de burgemeester dit belang zwaarder laten wegen dan het financiële belang van eiser. Het gaat om een kwetsbaar gebied, waar het woon- en leefklimaat onder druk staat. De nachtelijke drukte die meermalen in de meldingen naar voren komt en het type bezoekers dat is aangetroffen, dragen hier juist aan bij. Naar het oordeel van de rechtbank mag de burgemeester ervan uitgaan dat er geen sprake is van een gemiddeld restaurantpubliek, gezien het grote aantal personen met antecedenten, waarbij meer dan een derde 10 of meer antecedenten had. Er was dus alle reden om op deze wijze in te grijpen. De burgemeester mocht afgaan op de gegevens die in de bestuurlijke rapportage zijn opgenomen. In de loop van deze procedure is op geen enkele manier geconcretiseerd of aannemelijk geworden dat de gegevens uit de bestuurlijke rapportage niet juist zijn. 14. Voorts heeft de burgemeester terecht geconcludeerd dat eiser verwijtbaar heeft gehandeld. Hij heeft de illegale activiteit en het publiek dat dat aantrekt actief gefaciliteerd. Dit maakt ook dat de burgemeester op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser van slecht levensgedrag is. Het gaat immers om feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de exploitatie van de inrichting. Ze houden direct verband met de vraag of de inrichting kan worden geëxploiteerd op een wijze die geen gevaar oplevert voor de veiligheid, openbare orde en het woon- en leefklimaat. Daarbij heeft eiser na eerdere meldingen ook politiebezoek gehad en heeft hij verklaringen afgelegd waaruit blijkt hij wist dat er werd gekaart. Dat hij niet wist dat dit om geld was en dat hij de personen heeft gezegd dat dit niet mocht, mocht de burgemeester onder de gegeven omstandigheden niet aannemelijk achten. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt waarom hij, ondanks dat hij kennelijk noodzaak zag hiervoor te waarschuwen, geen behoorlijk toezicht heeft gehouden. Op het moment van de instap bevond eiser zich immers niet in het horecabedrijf. 14. Gezien het vorenstaande zijn de maatregelen op goede gronden genomen. Er is geen sprake van gebreken in de motivering of in het onderzoek. Er was ook geen aanleiding om af te wijken van het beleid en om na het vaststellen van illegaal gokken, niet over te gaan tot sluiting van de inrichting en intrekking van de exploitatievergunning. Eiser heeft geen omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat hij door de bestreden besluiten onevenredig nadelig wordt getroffen. Dat het bedrijf uiteindelijk is gesloten, maakt dat niet anders. Eiser voorziet inmiddels op een andere wijze in de kost.

Conclusie en gevolgen

18. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De burgemeester mocht het horecabedrijf sluiten en de exploitatievergunning en de Alcoholwetvergunning intrekken. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Alcoholwet Artikel 8 1. Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:a. zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;c. zij mogen niet onder curatele staan.2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden naast de in het eerste lid gestelde eisen andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden gesteld en kan de in dat lid, onder b, gestelde eis nader worden omschreven.(…)Artikel 31 1. Een vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken, indien:(…) b. niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikelen 8 en 10 geldende eisen;c. zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;(…)

Artikel 5:151. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen. Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010

Artikel 2:21 Speelgelegenheden

1. In dit artikel wordt verstaan onder:a. speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden een spel te beoefenen;b. spel: spel, gespeeld in een speelgelegenheid als bedoeld onder a, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.2.Onverminderd hetgeen is bepaald in de Wet op de kansspelen is het verboden zonder vergunning een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.3.Onverminderd hetgeen is bepaald in de Wet op de kansspelen is het verboden deel te nemen aan een spel.4.De verboden in het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op speelgelegenheden waarvoor vergunning is verleend op grond van de Wet op de kansspelen of op grond van de Verordening op de speelautomatenhallen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid van de Wet op de kansspelen.5.Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 9 Eisen aan de aanvrager 1.Voor het krijgen van een exploitatievergunning wordt aan de volgende eisen voldaan:(…) b. een leidinggevende is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;(…) Artikel 12 Intrekking exploitatievergunning 1.De burgemeester trekt de exploitatievergunning in als:(…) b. de vergunninghouder niet langer voldoet aan de eisen in artikel 9;(…)d. de exploitatie van het horecabedrijf een gevaar oplevert voor de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, de gezondheid, de bescherming van het milieu of de woon- en leefsituatie van omwonenden;(…) Artikel 24 Sluiting

1. De burgemeester kan een horecabedrijf, eventueel voor een bepaalde duur, sluiten als:(…)c. in of rondom het horecabedrijf in strijd wordt gehandeld met het belang van de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, de gezondheid, de bescherming van het milieu of de woon- en leefsituatie van omwonenden in de omgeving van het horecabedrijf.(…)

ECLI:NL:RVS:2022:3518.

Zie artikel 12 en artikel 24 van de Horecaverordening en artikel 31 van de Alcoholwet.


Voetnoten

ECLI:NL:RVS:2022:3518.

Zie artikel 12 en artikel 24 van de Horecaverordening en artikel 31 van de Alcoholwet.