ECLI:NL:RBMNE:2023:7530 - Rechtbank Midden-Nederland - 30 november 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1049
[eiser] , uit [plaats] , eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum
(gemachtigde: S.A. Altenburg).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 12 januari 2023
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld van zijn buurman, en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit is genomen met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat een besluit eerst als ontwerp ter inzage is gelegd en belanghebbenden dan een zienswijze daartegen hebben kunnen indienen.
2. Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
3. Eiser voert aan dat hij geen zienswijze heeft ingediend omdat – zover hij weet – het ontwerpverkeersbesluit niet is gepubliceerd. Via de app 'Omgevingsalert' zag eiser wel dat het verkeersbesluit is genomen op 12 januari 2023. Verder brengt eiser naar voren dat de parkeerplaatsen door bewoners en bezoekers van de omliggende bedrijven dag en nacht worden gebruikt en als zodanig onmisbaar zijn. Door de parkeerplaatsen te reserveren voor elektrische voertuigen, zal dit een negatieve impact op de buurt hebben. Parkeerplekken zijn in dit gebied namelijk schaars. Ook wijst eiser op een (beter) alternatief voor parkeerplaatsen die zijn bestemd voor het opladen van elektrische auto’s.
4. Vaststaat dat het college het ontwerpverkeersbesluit
5. In geschil is of de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 12 januari 2023 inhoudelijk in behandeling kan nemen. Niet in geschil is dat eiser gedurende de daarvoor gestelde termijn geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpverkeersbesluit. Uit artikel 6:13 van de Awb vloeit dan voort dat eiser geen beroep tegen het verkeersbesluit van 12 januari 2023 kan instellen, tenzij het niet indienen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. De rechtbank beoordeelt daarom of het aan eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend.
6. De rechtbank overweegt dat het college gebruik maakt van de app 'Omgevingsalert' en haar inwoners op de gemeentelijke website attendeert om gebruik te maken van deze app om op de hoogte te blijven over bekendmakingen in de buurt. De rechtbank vindt dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze app gebruikt en dat hij de bekendmaking van het ontwerpverkeersbesluit niet heeft gezien. Het college heeft dat ook niet weersproken. Gelet daarop is het aan het college om aannemelijk te maken dat de app heeft gewerkt bij het publiceren van het ontwerpbesluit.
7. De rechtbank stelt voorop dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de doelen die hij met het verkeersbesluit wil realiseren. Nadat het college heeft vastgesteld welke verkeersbelangen naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient hij die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het college beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de belangen die eraan ten grondslag liggen worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
8. Het college heeft voldoende toegelicht dat de parkeerdruk geen rol speelt bij de keuze en het reserveren van de oplaadlocaties. Daarom kan eisers beroep op de hoge parkeerdruk in de wijk niet slagen. Verder ziet de rechtbank geen nadelige gevolgen van het verkeersbesluit die onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Uiteraard is het vervelend en onpraktisch dat eiser nu – na 12 jaar – op een andere plek in de wijk moet parkeren en dat hij wellicht andere afspraken moet maken over het ’s nachts bevoorraden van zijn bestelbus, maar dat maakt niet dat deze gevolgen onevenredig zijn.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, hoeft het college het door eiser betaalde griffierecht niet te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Gemeenteblad 2023, 13688.
Gemeenteblad 2022, 485233.
ECLI:NL:RVS:2023:2850, overweging 3.1.