Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:8813 - Vrijspraak dood door schuld na niet zien van fietser, wel schuldigverklaring - 12 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:881312 september 2025

Essentie

De rechtbank spreekt een bestuurder vrij van dood door schuld (art. 6 WVW) omdat één verkeersfout onvoldoende is voor schuld. Wel wordt overtreding van art. 5 WVW bewezen, omdat hij de fietser had moeten zien. Een beroep op AVAS wordt verworpen, maar hij wordt schuldig verklaard zonder straf.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 03.318884.24

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 2006, wonende te [adres] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 11 juli 2024 in Maastricht: - (primair) met zijn bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft veroorzaakt, waarbij een fietsster is omgekomen dan wel (subsidiair) dat hij gevaar of hinder heeft veroorzaakt.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde met dien verstande dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Daartoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat geen sprake is van één moment van onoplettendheid, maar dat de verdachte gedurende 10 à 15 secondes om zich heen heeft gekeken en desondanks op geen enkel moment de aankomende fietsster heeft gezien, terwijl een voetganger die op de verdachte wachtte, de fietsster wel had gezien, zelfs door de ruiten van verdachtes bestelbus heen.

3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en heeft voor het subsidiair ten laste gelegde een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. Daartoe heeft de raadsman kort gezegd aangevoerd dat de verdachte alles heeft gedaan wat van een redelijk denkend en handelende verkeersdeelnemer verwacht mocht worden, terwijl ook geen sprake was van een situatie die bijzondere oplettendheid vergde.

3.3 Het oordeel van de rechtbank [1]

De bewijsmiddelen

Deverklaringen van de getuige [naam] voor zover inhoudende:

Vandaag (11 juli 2024, rb.), omstreeks 12.10 uur, wilde ik samen met mijn kleinzoon ergens naar toe gaan. We verlieten al lopend mijn woning en liepen richting het centrum. Op de hoek Tongerseweg en de Karimatastraat moesten wij stoppen daar ik zag dat er een witte bestelbus vanuit de Karimatastraat kwam gereden. Ik zag dat bus stilstond voor het kruisingsvlak met de Tongerseweg. Vanuit de richting van het centrum zag ik een fietsster aan komen rijden. Ik zag dat de fietsster voor de bus langs reed. Toen de fietsster recht voor de bus reed, zag ik dat de bus optrok en rechtsaf reed. Ik zag dat de fietsster ten val kwam en onder de bus terecht kwam.[2]

Ik weet nog dat het erg druk was op de Tongerseweg met verkeer. De witte bestelauto heeft misschien wel tussen de 10 à 15 seconden stil gestaan. Ik kon door de rechter zijruit en via de voorruit van de witte bestelauto heen kijken. Ik zag opeens het hoofdhaar van de fietsster, die ik eerder gezien had voor de witte bestelauto langs komen. Ik zag ook al een gedeelte van het voorwiel van de fiets van de fietsster, voorbij de nog steeds stilstaande witte bestelauto komen. Ik zag dat de witte bestelauto opeens opreed en de fietsster aanreed.[3]

Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, voor zover inhoudende:[4]

Op donderdag 11 juli 2024 om 12.16 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval, waarbij een bestelbus van het merk Mercedes en een e-bike betrokken waren. Het ongeval vond plaats op de T-kruising gevormd door de Tongerseweg en Karimatastraat in Maastricht. De fietsster reed over het aan de rechter kant gelegen verplichte fietspad van de Tongerseweg. De bestelauto reed aan de rechterzijde van de Karimatastraat in de richting van de Tongerseweg. De bestelauto was voornemens om bij de T-kruising rechtsaf te gaan slaan de Tongerseweg op, om in de richting van de Nederlands-Belgische grens te gaan rijden. De bestelauto moest hiervoor het genoemde verplichte fietspad kruisen. In de rijrichting van de bestelauto, waren vlak voor het verplichte fietspad dat hij ging kruisen, op het wegdek haaientanden aangebracht en rechts van de weg een voorrangsbord (bord B6 uit de bijlage 1 van het RVV 1990) en einde 30 km zone (bord A2 (zone) uit de bijlage 1 van het RVV 1990). De bestuurder verleende met de door hem bestuurde bestelauto geen voorrang aan de voor hem van links komende fietsster. De fietsster werd door de bestelauto aangereden en overleed ter plaatse aan haar opgelopen verwondingen. De bestuurder van de bedrijfsauto van het merk Mercedes betrof [verdachte] .

De verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:[5]

Ik was vandaag (11 juli 2024, rb.) met de door mij bestuurde bestelauto onderweg. Ik moest met de pakketjes richting Maastricht. Ik had vlak bij het plaats waar het ongeval gebeurde de pakketjes afgeleverd en ik moest verder naar het volgende adres. Ik had de navigatie ingesteld en ik zag dat ik ongeveer 5 minuten moest rijden. Ik ben weg gereden in de richting waar het ongeluk had plaats gevonden. Aan het einde van de weg had ik eerst over een drempel heen gereden en moest uiteindelijk stoppen voor een fietspad en de weg. Ik wilde deze weg rechtsaf op gaan rijden. Ik ben voor het fietspad gestopt en heb links en rechts gekeken of ik niemand zou hinderen als ik zou oprijden en rechtsaf zou slaan. Ik heb niemand gezien op het fietspad en/of op de weg. Ik ben dus opgereden en heb mijn richting aangezet. Ik zag van links wel nog een auto komen, maar die was ver weg maar die ging ik niet hinderen. Ik reed met de door mij bestuurde bus rechtsaf. Ik voelde dat de bus op en neer ging. Ik ben doorgereden opeens voelde ik dat de bus heel ernstig op en neer bewoog. Ik ben gelijk gestopt om te gaan kijken wat er gebeurd was. Toen ik achter de bus kwam zag ik de mevrouw op de weg liggen.

Een foto van het uitzicht vanaf de bestuurderszitplaats van de Mercedes naar links op de Tongerseweg vlak voor de haaientanden.[6]

De overwegingen van de rechtbank Op 11 juli 2024 vond een verkeersongeval plaats op het kruispunt van de Karimatastraat en de Tongerseweg in Maastricht, waarbij de verdachte als bestuurder van een bedrijfsbus in aanrijding kwam met een fietsster, die als gevolg van die aanrijding overleed. De rechtbank ziet zich in deze zaak voor de vraag gesteld of de verdachte zodanig onvoorzichtig of onoplettend heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is in de juridische zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).

Overtreding van artikel 6 WVW 1994? Daarbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2024, ECLI:NL:HR:AO5822).

De rechtbank stelt vast dat de verdachte feitelijk één verkeersovertreding heeft begaan, namelijk dat hij geen voorrang heeft verleend aan de voor hem van links komende fietsster. Dat terwijl hij zich voor het overige heeft gedragen zoals dat van hem verwacht mocht worden: hij stopte bij de haaientanden, vergewiste zich gedurende meerdere secondes van de aan- of afwezigheid van ander naderend verkeer en reed de kruising pas op toen hijzelf ervan overtuigd was dat dat mogelijk was zonder ander verkeer te hinderen of in gevaar te brengen. Het dossier bevat ook geen enkele indicatie dat de verdachte op enige andere manier afgeleid was of zich anders gedroeg dan verwacht mocht worden.

De rechtbank deelt in die zin niet de visie van de officier van justitie dat de omstandigheid dat de verdachte gedurende 10 à 15 secondes de fietsster over het hoofd gezien maakt dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Die secondes vormden immers juist de toegepaste mate van voorzichtigheid.

Net als de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van (zeer) aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend verkeersgedrag. Dat maakt dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW 1994.

Overtreding van artikel 5 WVW 1994? Wel acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW 1994 bewezen, namelijk dat de verdachte zich er onvoldoende van heeft vergewist of er zich op de (kruisende) Tongerseweg geen ander verkeer bevond en daarbij geen voorrang heeft verleend aan de fietsster.

Dat laatste spreekt voor zich: de verdachte heeft geen voorrang verleend. En zoals hiervoor al overwogen waren de gedragingen van de verdachte voor het overige zoals die van hem verwacht mochten worden. Dat betreft evenwel de feitelijke gedragingen, te weten het stoppen en links, rechts en links kijken. Daarmee heeft hij zich ervan vergewist of er ander verkeer naderde. Echter, hij heeft dat ander verkeer, in dit geval de fietsster, niet waargenomen. En dat terwijl hij haar wel had kúnnen waarnemen en naar het oordeel van de rechtbank ook moeten waarnemen. De ter plekke aanwezige getuige had de fietsster immers ook gezien en uit het rapport van het team VerkeersOngevallenAnalyse blijkt niet van omstandigheden die maken dat de verdachte de fietsster niet had kunnen zien. Uit voormelde foto (pg. 25) blijkt dat er weliswaar sprake was van enige laaghangende begroeiing boven het fietspad, maar dat die niet het zicht belemmerde en dat het fietspad over een zodanige lengte te overzien was, dat de verdachte de fietsster moet hebben kunnen waarnemen. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte zich weliswaar heeft vergewist van ander verkeer, maar dat onvoldoende heeft gedaan.

Afwezigheid van alle schuld? De verdediging heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld (AVAS). Dit betreft een buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond. Hoewel die ziet op de strafbaarheid van de dader (hoofdstuk 5 van dit vonnis), zal de rechtbank dit gelet op de samenhang met het voorgaande hier bespreken.

AVAS is de term die wordt gebruikt om het beginsel ‘geen straf zonder schuld’ uit te drukken. Dit houdt in dat wanneer de delictsomschrijving geen subjectief bestanddeel kent en geen van de geschreven schulduitsluitingsgronden in aanmerking komt, de verdachte desalniettemin vrijuit gaat indien hij kan aantonen dat hij redelijkerwijs niet anders kon handelen. Ten aanzien van de AVAS als schulduitsluitingsgrond geldt in zijn algemeenheid steeds dat er sprake moet zijn van een feitelijk aspect (de eigenlijke dwaling) en een normatief aspect (had de verdachte het wel moeten weten of het anders moeten doen). De AVAS fungeert daarmee in feite als sluitpost en vergaarbak van verschillende redenen waarom schuld niet aanwezig kan worden geacht. Voor AVAS wordt vereist dat ‘strafrechtelijk relevante schuld’ ontbreekt. Of in een concreet geval AVAS kan worden aangenomen, hangt af van de aard en strekking van de betrokken strafbepaling.

Met de motivering van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, wordt ook het beroep op AVAS verworpen. Zoals hiervoor blijkt is voor AVAS vereist dat strafrechtelijk relevante schuld ontbreekt. In dit geval is die er wel. De verdachte had de fietsster immers kúnnen en ook moeten zien, gelet waarop hij zich dus onvoldoende had vergewist. Daarmee heeft hij de norm overtreden en komt hem ook geen beroep meer toe op deze schulduitsluitingsgrond.

3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht het subsidiair ten laste bewezen, met dien verstande dat:

hij op 11 juli 2024 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, Karimatastraat, zich voorafgaand aan of tijdens het oprijden van het kruispunt gevormd door voornoemde Karimatastraat en de Tongerseweg, er onvoldoende van heeft vergewist of zich op die Tongerseweg geen ander verkeer bevond en (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een op die Tongerseweg rijdende fietsster, waardoor een overrijding is ontstaan tussen verdachtes motorrijtuig en die fietsster, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf en/of de maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 uren vervangende hechtenis en een voorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over een op te leggen straf.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.

De verdachte is met zijn bestelbus een T-splitsing opgereden, zonder daarbij een van links komende fietsster op te merken en voorrang te verlenen. De fietsster is als gevolg van de ontstane aanrijding overreden en komen te overlijden. Ter zitting is namens de levenspartner van het slachtoffer een verklaring voorgedragen. Daaruit blijkt welke enorme impact het overlijden van het destijds 66-jarige slachtoffer heeft gehad op hem en hun beide zonen en hoe groot het gemis is. Door verdachtes handelen is aan de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal dit leed niet ongedaan kunnen maken.

Strafoplegging dient niet alleen met inachtneming van de, in dit geval desastreuze, gevolgen van de gemaakte verkeersfout te geschieden, maar ook en vooral in verhouding te blijven met de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. In deze zaak acht de rechtbank niet bewezen dat de verkeersfout een misdrijf oplevert en moet er in de strafmaat rekening mee worden gehouden dat een verkeersfout in de vorm van een overtreding is gemaakt.

De rechtbank heeft geconstateerd dat het overlijden van het slachtoffer en het leed van de nabestaanden verdachte erg hebben aangegrepen. Hoewel ook de verdachte, net als de nabestaanden, niet kan begrijpen hoe het kan dat hij het slachtoffer over het hoofd heeft gezien, is de verdachte daarin zeer schuldbewust, ook richting de nabestaanden. Dat spreekt voor de verdachte. Zo ook de negatieve gevolgen die de verdachte zelf al heeft ondervonden: de abrupte beëindiging van een sollicitatietraject voor zijn droombaan bij de politie, de beëindiging van zijn relatie en een depressie.

Al met al is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf geen meerwaarde heeft. De indrukwekkende en uitdrukkelijk verzoenende woorden van de levenspartner van het slachtoffer zijn met deze beslissing in overeenstemming. De verdachte zal daarom wel schuldig worden verklaard, maar er zal geen straf of maatregel worden opgelegd, waarmee toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

7 De beslissing

De rechtbank: Vrijspraak

  • spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

Strafbaarheid

Strafoplegging

  • bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. L.H.M. Geuns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2025.

Buiten staat Mr. M.M. Beije is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

Primair: hij op of omstreeks 11 juli 2024 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, Karimatastraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, zich voorafgaand aan of tijdens het oprijden van het kruispunt gevormd door voornoemde Karimatastraat en de Tongerseweg er onvoldoende van heeft vergewist of er zich op die Tongerseweg geen ander verkeer bevond en/of (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een op die Tongerseweg rijdende fietser, zijnde voornoemde Daemen, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die fietser, althans de door die fietser bestuurde fiets;

Subsidiair: hij op of omstreeks 11 juli 2024 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, Karimatastraat, zich voorafgaand aan of tijdens het oprijden van het kruispunt gevormd door voornoemde Karimatastraat en de Tongerseweg, er onvoldoende van heeft vergewist of er zich op die Tongerseweg geen ander verkeer bevond en/of (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een op die Tongerseweg rijdende fietser, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die fietser, althans de door die fietser bestuurde fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024111754 gesloten d.d. 23 september 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 58.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 11 juli 2024, pg. 51-52.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 3 september 2024, pg. 53-54.

Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 23 september 2024, pg. 2-6.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juli 2024, pg. 44-50.

Een geschrift, te weten een foto (genummerd 22), opgenomen in het proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse d.d. 16 augustus 2024, pg. 25.


Voetnoten

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024111754 gesloten d.d. 23 september 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 58.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 11 juli 2024, pg. 51-52.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 3 september 2024, pg. 53-54.

Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 23 september 2024, pg. 2-6.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juli 2024, pg. 44-50.

Een geschrift, te weten een foto (genummerd 22), opgenomen in het proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse d.d. 16 augustus 2024, pg. 25.