ECLI:NL:RBLIM:2025:6402 - Rechtbank Limburg - 4 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 22/2788 en ROE 22/2989
ROE 22/2788
1 [eiseres 1] , uit [vestigingsplaats 1] ,
- [eiseres 2], uit [vestigingsplaats 2] ,
- [eiseres 3], uit [vestigingsplaats 3] ,
- [eiseres 4], uit [vestigingsplaats 4] ,
- [eiseres 5], uit [vestigingsplaats 5] ,
- [eiseres 6], uit [vestigingsplaats 6] ,
- [eiseres 7], uit [vestigingsplaats 7] , hierna: de vennootschappen (gemachtigde: mr. M.J.A.M. Muijres),
en
**het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg,**hierna: het college (gemachtigde: mr. M.M.L. Brauers).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [derde-partij 1] uit [woonplaats 1] , hierna: [derde-partij 1] [derde-partij 2] uit [woonplaats 2] , hierna: [derde-partij 2]
ROE 22/2989
[derde-partij 1] , uit [woonplaats 3] , hierna: [derde-partij 1]
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, hierna: het college (gemachtigde: mr. M.M.L. Brauers).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [eiseres 1] uit [vestigingsplaats 1] , hierna: [eiseres 1] (gemachtigde: mr. M.J.A.M. Muijres). [derde-partij 2] uit [woonplaats 2] , hierna: [derde-partij 2]
Samenvatting
- Deze uitspraak gaat over de gedeeltelijke weigering van het verzoek van [derde-partij 1] op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) door het college. Dit Woo-verzoek ziet op twee delen.
1.1. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de openbaarmaking van de persoonlijke beleidsopvattingen in de 4 documenten die onder deel 1 van het Woo-verzoek vallen heeft mogen weigeren.
1.2. Verder komt de rechtbank in deze uitspraak tot het oordeel dat de openbaarmaking van de 18 documenten die onder deel 2 van het Woo-verzoek vallen geheel moeten worden geweigerd, omdat dit deze documenten geen informatie bevatten die naar hun aard verband houden met de publieke taak van het college.
1.3. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
- Op 2 februari 2022 heeft [derde-partij 1] een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) ingediend bij het college. [derde-partij 1] verzoekt (kort gezegd) om:
1) de in- en externe communicatie/correspondentie rond de commissie Bestuurscultuur Limburg, ook wel de commissie- [naam commissie] genoemd, 2) de e-mails van [eiseres 1] c.q. [bedrijfsnaam] c.q. gelieerde vennootschappen en particuliere personen, gericht aan het zakelijk e-mailadres (@provincie.nl) van voormalig gedeputeerde [derde-partij 2].
- Het college heeft het verzoek beoordeeld op grond van de Woo omdat deze wet per 1 mei 2022 in werking is getreden en de Wob heeft vervangen. Met het primaire besluit van 31 mei 2022 heeft het college het Woo-verzoek van [derde-partij 1] gedeeltelijk toegewezen.
3.1. Het college heeft tientallen documenten gevonden die onder deel 1 van het Woo-verzoek vallen. Het college heeft openbaarmaking van veel van deze documenten (gedeeltelijk) geweigerd, waarbij het college zich heeft beroepen op de volgende weigeringsgronden:
artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo
(eerbiediging persoonlijke levenssfeer)
artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo
(goed functioneren bestuursorgaan)
artikel 5.2, eerste lid, van de Woo
(persoonlijke beleidsopvattingen in documenten van intern beraad)
3.2. Het college heeft daarnaast diverse documenten aangetroffen die vallen onder deel 2 van het Woo-verzoek. Het college heeft een deel van de verzochte documenten gedeeltelijk verstrekt en van een ander deel van de documenten openbaarmaking geheel geweigerd. Het college heeft zich daarbij beroepen op de volgende weigeringsgronden:
artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo
(vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens)
artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo
(eerbiediging persoonlijke levenssfeer)
artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van de Woo
(andere concurrentiegevoelige gegevens)
- [derde-partij 1] heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. De vennootschappen hebben hiertegen geen bezwaar aangetekend.
4.1. Met het bestreden besluit van 15 november 2022 heeft het college het bezwaar van [derde-partij 1] ten aanzien van een aantal documenten gegrond verklaard, het primaire besluit ten aanzien van deze documenten herroepen en alsnog besloten tot (gedeeltelijke) openbaarmaking. Voor het overige heeft het college het primaire besluit gehandhaafd.
- De vennootschappen hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (zaaknummer ROE 22/2788). Ook [derde-partij 1] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (zaaknummer ROE 22/2989).
5.1. De rechtbank heeft de beroepen op de voet van artikel 8:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gevoegd, omdat de beroepen tegen hetzelfde besluit gericht zijn.
5.2. De rechtbank heeft van het college de ongelakte versie van de deels openbaar gemaakte documenten ontvangen. Op grond van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb, is van rechtswege toestemming verleend om mede op grondslag van de vertrouwelijke stukken uitspraak te doen. De rechtbank heeft de documenten ingezien.
5.3. De rechtbank heeft de beroepen op 4 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college met [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] namens het college, de gemachtigde van de vennootschappen met [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4] namens de vennootschappen, en [derde-partij 2] . [derde-partij 1] was niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
- De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaan de beroepen over?
-
Het beroep van [derde-partij 1] richt zich tegen de gedeeltelijke weigering van openbaarmaking van 4 documenten (e-mails) met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] , die vallen onder deel 1 van het Woo-verzoek. Het gaat dan specifiek om de in deze e-mails door het college weggelakte persoonlijke beleidsopvattingen, waarvan [derde-partij 1] zich op het standpunt stelt dat deze al dan niet in geanonimiseerde vorm openbaar gemaakt moeten worden.
-
De beroepen van zowel [derde-partij 1] als van de vennootschappen zijn daarnaast gericht tegen 18 documenten met de nummers [nummer 5] en [nummer 6] , die vallen onder deel 2 van het Woo-verzoek. Dit zijn uitnodigingen voor de algemene vergaderingen van aandeelhouders en raad van commissarissen (ava’s) van [eiseres 1] , met bijlagen, die door [eiseres 1] aan oud-gedeputeerde [derde-partij 2] zijn gestuurd op zijn zakelijke e-mailadres van de provincie. Openbaarmaking van deze 18 documenten was met het primaire besluit geheel geweigerd. Met het bestreden besluit heeft het college (alsnog) beslist tot gedeeltelijke openbaarmaking. De vennootschappen stellen dat openbaarmaking van deze documenten geheel moet worden geweigerd en [derde-partij 1] stelt juist dat deze documenten integraal openbaar moeten worden gemaakt.
De documenten die vallen onder deel 1 van het Woo verzoek
-
Het college heeft op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo geweigerd een aantal passages uit een viertal e-mails openbaar te maken, omdat het persoonlijke beleidsopvattingen in documenten van intern beraad betreffen. Het college heeft ook geen mogelijkheid gezien om op grond van artikel 5.2, tweede lid, van de Woo de persoonlijke beleidsopvattingen geanonimiseerd openbaar te maken, omdat de namen van de ambtenaren van wie de persoonlijke beleidsopvattingen zijn, door het college reeds openbaar zijn gemaakt omdat deze ambtenaren vanwege hun functie in de openbaarheid treden. Het college heeft aangegeven dat hij ook navraag heeft gedaan bij de betreffende ambtenaren of zij wilden instemmen met openbaarmaking. Zij hebben hier volgens het college niet mee ingestemd. Het college heeft daarop evengoed getoetst of de persoonlijke beleidsopvattingen niet alsnog openbaar kunnen worden gemaakt. Het college is uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat dit niet wenselijk is vanwege het belang dat ambtenaren zich vrijelijk moeten kunnen uiten en dit belang beschermd moet worden.
-
[derde-partij 1] heeft in beroep aangevoerd dat de afweging over het al dan niet (geanonimiseerd) openbaar maken van persoonlijke beleidsopvattingen niet overgelaten kan worden aan de ambtenaar, van wie de persoonlijke beleidsopvattingen zijn. Verder is [derde-partij 1] van mening dat het niet zo kan zijn dat in het geval de namen van ambtenaren al openbaar zijn gemaakt, de door hen geuite persoonlijke beleidsopvattingen nooit meer openbaar gemaakt kunnen worden omdat deze informatie direct tot personen herleidbaar is. Dit kan volgens [derde-partij 1] misbruik in de hand werken, in die zin dat de namen van ambtenaren bekend worden gemaakt zodat onwelgevallige persoonlijke beleidsopvattingen niet openbaar hoeven te worden gemaakt.
-
De rechtbank stelt – na kennisname van de (geheime) ongelakte Woo-documenten met de nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] – vast dat de weggelakte passages persoonlijke beleidsopvattingen in e-mails voor intern beraad betreffen. [derde-partij 1] betwist in beroep niet dat er sprake is van een uitzondering op het recht op toegang tot informatie waar het persoonlijke beleidsopvattingen betreft. Het beroep van [derde-partij 1] is gericht op het feit dat het college geen toepassing geeft gegeven aan artikel 5.2, tweede lid, van de Woo, door de informatie alsnog geanonimiseerd openbaar te maken.
11.1. De rechtbank overweegt daarover dat zij het college kan volgen in zijn standpunt dat in dit geval niet kan worden overgegaan tot openbaarmaking in niet tot personen herleidbare vorm. De namen van de ambtenaren aan wie de persoonlijke beleidsopvattingen toebehoren zijn namelijk openbaar gemaakt, zodat het geanonimiseerd openbaar maken van deze persoonlijke beleidsopvattingen niet meer kan. Dat er sprake zou kunnen zijn van misbruik van de bevoegdheid door de namen van ambtenaren openbaar te maken om zodoende onaangename persoonlijke beleidsopvattingen niet te hoeven bekend te maken, is de rechtbank niet gebleken. In de betreffende e-mails zijn enkele opmerkingen van ambtenaren weggelakt, die niet bestempeld kunnen worden als onwelgevallig voor deze ambtenaren of voor het college, terwijl het grootste deel van deze e-mails wel openbaar is gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
De documenten die vallen onder deel 2 van het Woo-verzoek
-
De 18 documenten met de nummers [nummer 5] en [nummer 6] die onder deel 2 van het Woo-verzoek vallen betreffen uitnodigingen en agenda’s met bijlagen voor algemene vergaderingen van aandeelhouders van [eiseres 1] . In de bijlagen bevinden zich voornamelijk concept jaarrekeningen, concept-notulen en concept-accountantsverklaringen. Tussen partijen is niet in geschil dat [derde-partij 2] deze documenten op zijn e-mailadres van de provincie heeft ontvangen van [eiseres 1] , in het kader van zijn nevenfunctie als commissaris bij [eiseres 1] .
-
Het college stelt zich ten aanzien van deze 18 documenten op het standpunt dat zij zien op overheidshandelen omdat zij zijn ontvangen door [derde-partij 2] op zijn provinciale e-mailadres en bovendien onder het college berusten. Bovendien heeft deze informatie onderdeel uitgemaakt van een onderzoek van de enquêtecommissie, zodat ook daarom deze documenten zijn aan te merken als ‘documenten’ in de zin van artikel 2.1 van de Woo. Volgens het college kunnen de vennootschappen, omdat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit, op grond van artikel 6:13 van de Awb ten aanzien van voornoemd standpunt geen beroep instellen. Het college vindt verder de informatie uit deze stukken wel concurrentiegevoelig en dat deze informatie vertrouwelijk door [eiseres 1] aan [derde-partij 2] is verstrekt. Het college heeft daarom aanleiding gezien om openbaarmaking van delen van deze documenten te weigeren op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo (vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens) en op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van de Woo (andere concurrentiegevoelige gegevens).
-
De vennootschappen stellen zich op het standpunt dat de 18 documenten niet voldoen aan het begrip ‘document’ van artikel 2.1 van de Woo. Volgens de vennootschappen is er namelijk geen sprake van een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Woo opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college. [derde-partij 2] heeft deze documenten ontvangen vanwege zijn nevenfunctie als commissaris bij [eiseres 1] . Weliswaar op zijn e-mailadres van de provincie, maar de documenten hebben volgens de vennootschappen geen betrekking op publiek gezag of uitoefening van bestuurstaken en zijn ook niet gerelateerd aan aangelegenheden als bedrijfsvoering van de overheid of de organisatie daarvan. De documenten gaan naar de mening van de vennootschappen enkel en alleen over de bedrijfsvoering en de organisatie van [eiseres 1] . Subsidiair stellen de vennootschappen zich op het standpunt dat de door het college gehanteerde weigeringsgronden aan openbaarmaking van deze stukken in de weg staan.
-
[derde-partij 1] kan zich vinden in het standpunt van het college en vindt ook dat de 18 documenten onder de Woo vallen. Hij voegt daaraan toe dat het gaat om de integriteit van een provinciaal bestuurder en dat bijvoorbeeld gecontroleerd moet kunnen worden of er sprake is van een belangenverstrengeling. Ten aanzien van de toegepaste weigeringsgronden stelt [derde-partij 1] dat het college deze te ruimhartig toepast en dat het bovendien gaat om informatie ouder dan vijf jaar zodat het college een verzwaarde motiveringsplicht heeft bij het niet openbaar maken van deze verouderde informatie.
In hoeverre kunnen de vennootschappen gelet op artikel 6:13 van de Awb beroep instellen?
- De rechtbank is, anders dan het college, van oordeel dat artikel 6:13 van de Awb niet aan de vennootschappen kan worden tegengeworpen. Uit dit artikel volgt dat het recht van beroep op de rechter in beginsel slechts toekomt aan de belanghebbende die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bezwaar te maken. Het artikel belemmert de toegang tot de rechter niet als een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Als een belanghebbende geen reden had om bezwaar in te stellen, omdat hij het eens was met het primaire besluit, valt hem geen verwijt te maken. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. Immers, in het primaire besluit werden de 18 documenten met de nummers [nummer 5] en [nummer 6] in het geheel niet openbaar gemaakt. De vennootschappen konden zich daarin vinden. De vennootschappen valt dan ook niet te verwijten dat zij geen bezwaar hebben gemaakt.
16.1. Dat de weigering van de openbaarmaking op een andere grondslag werd gebaseerd (namelijk de weigeringsgronden van de Woo) dan die waar de vennootschappen nu een beroep op doen, maakt het voorgaande niet anders. Anders dan het college ter zitting heeft betoogd, betreft het standpunt van het college in de besluitvorming dat de documenten die vallen onder deel 2 van het Woo-verzoek ‘documenten’ zijn in de zin van artikel 2.1 van de Woo, naar het oordeel van de rechtbank geen afzonderlijk besluitonderdeel of deelbesluit. De volledige besluitvorming van het college over deel 2 van het Woo-verzoek, inclusief het al dan niet toepassen van weigeringsgronden, betreft één besluit(onderdeel). Aan het naar voren brengen van nieuwe gronden of argumenten tegen dat besluit(onderdeel) in beroep staat artikel 6:13 van de Awb of enige andere rechtsregel niet in de weg.
Valt de informatie uit de 18 documenten onder het begrip ‘document’ van artikel 2.1 van de Woo?
- Op grond van de Woo kan eenieder een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan.
[2] Publieke informatie is informatie neergelegd in documenten die berusten bij een bestuursorgaan[3] . Onder een document wordt verstaan: een door een bestuursorgaan opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taakvan dat orgaan.[4]
17.1. De zinsnede dat een document 'naar zijn aard verband houdt met de publieke taak' moet ruim worden uitgelegd. Het gaat hierbij niet alleen om documenten die direct gerelateerd zijn aan het uitoefenen van publiek gezag of andere bestuurstaken, maar ook om documenten die gerelateerd zijn aan aangelegenheden die voor de uitoefening van die publieke taak randvoorwaardelijk zijn, zoals bedrijfsvoering of organisatie.
- Naar het oordeel van de rechtbank stellen de vennootschappen zich terecht op het standpunt dat de 18 documenten geen documenten betreffen als bedoeld in artikel 2.1 van de Woo. De rechtbank is namelijk niet gebleken dat deze documenten naar hun aard verband houden met de publieke taak van het college. Het enkele gegeven dat de documenten onder het college berusten is daarvoor onvoldoende. Ondanks dat de documenten aan [derde-partij 2] zijn toegestuurd op zijn e-mailadres van de provincie, volgt daaruit immers niet dat deze stukken ook voor het college waren bestemd. Integendeel, de documenten zijn aan [derde-partij 2] toegestuurd in het kader van zijn nevenfunctie als commissaris van [eiseres 1] . De documenten zien ook geheel op (de organisatie van) [eiseres 1] en daaraan gelieerde vennootschappen. Dat de informatie in de 18 documenten op inhoud relevant zou kunnen zijn voor de publieke taak of de organisatie van het college is de rechtbank niet gebleken. Gesteld noch onderbouwd is dat deze informatie het college aanleiding zou kunnen geven tot het vormen van beleid.
18.1. Dat, zoals het college stelt, de documenten onder artikel 2.1 van de Woo vallen omdat de enquêtecommissie ze in een onderzoek heeft betrokken, volgt de rechtbank niet. Uit het rapport van de enquêtecommissie of anderszins, is niet gebleken dat de e-mails met bijlagen aan de commissie ter beschikking zijn gesteld. [derde-partij 2] heeft ter zitting toegelicht dat de enquêtecommissie op de hoogte is gebracht van de e-mails en documenten, maar dat deze niet aan de commissie zijn verstrekt. Het college heeft ter zitting bevestigd dat het zo gelopen kan zijn. Dat betekent dat de enquêtecommissie niet de inhoud van de e-mails (en dus de 18 documenten) heeft onderzocht, maar zich enkel heeft uitgelaten over het gebruik door [derde-partij 2] van zijn e-mailadres van de provincie. Dat de 18 documenten onderdeel zijn geweest of nodig zijn voor een beoordeling van de vraag of er sprake was van een belangenverstrengeling blijkt daar niet uit. Integendeel, de enquêtecommissie heeft klaarblijkelijk geen aanleiding gezien om de 18 documenten inhoudelijk te onderzoeken. Ook de stelling van het college dat de documenten onderdeel zijn van een politieke beoordeling van de nakoming door [derde-partij 2] van de met het college gemaakte afspraken in relatie tot de uitoefening van zijn nevenfunctie, volgt de rechtbank niet. De vennootschappen hebben verduidelijkt, en door het college is dit niet weersproken, dat de enige afspraak die gold, was dat [derde-partij 2] zich gelet op zijn nevenfunctie binnen de provincie zou onthouden van bemoeienis met ontgrondingen. Bij de beoordeling of die afspraak is nagekomen spelen de bedrijfsinterne documenten van [eiseres 1] geen rol.
- De rechtbank komt tot de conclusie dat de 18 documenten onder deel 2 van het Woo-verzoek, naar hun aard geen verband houden met de publieke taak van het college en dat het dus geen documenten betreffen als bedoeld in artikel 2.1 van de Woo. Dat betekent dat openbaarmaking van deze documenten moet worden geweigerd.
Kan openbaarmaking van de 18 documenten gedeeltelijk worden geweigerd op grond van de weigeringsgronden uit de Woo?
- Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de beroepsgronden van [derde-partij 1] die zien op de toepassing van de weigeringsgronden van de Woo op deze documenten.
Conclusie en gevolgen
Beroep van de vennootschappen (ROE 22/2788)
- De rechtbank komt tot de conclusie dat de 18 documenten met nummers [nummer 5] en [nummer 6] die onder deel 2 van het Woo-verzoek geen documenten betreffen in de zin van artikel 2.1 van de Woo en dat de openbaarmaking daarvan daarom moet worden geweigerd. Het beroep van de vennootschappen met zaaknummer ROE 22/2788 is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover het de 18 documenten met nummers [nummer 5] en [nummer 6] die vallen onder deel 2 van het Woo-verzoek betreft.
21.1. De rechtbank zal het geschil zo finaal mogelijk beslechten. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de genoemde 18 documenten geen andere uitkomst mogelijk is dan dat de openbaarmaking daarvan integraal wordt geweigerd, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien. De rechtbank ziet geen aanleiding om het primaire besluit te herroepen nu met het primaire besluit de openbaarmaking van de genoemde 18 documenten reeds geheel is geweigerd. De rechtbank zal daarom enkel bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
21.2. Omdat het beroep van de vennootschappen gegrond is moet het college het door de vennootschappen betaalde griffierecht vergoeden. Ook zal het college worden veroordeeld in de proceskosten van de vennootschappen tot een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroep en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beroep van [derde-partij 1] (ROE 22/2989)
- Ten aanzien van het beroep van [derde-partij 1] komt de rechtbank tot de conclusie dat het college openbaarmaking van de persoonlijke beleidsopvattingen in de vier e-mails met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] die vallen onder deel 1 van het Woo-verzoek mocht weigeren. Aan een beoordeling van de toepassing van de weigeringsgronden van de Woo op de 18 documenten met nummers [nummer 5] en [nummer 6] die vallen onder deel 2 van het Woo-verzoek komt de rechtbank, gelet op het oordeel in het beroep van de vennootschappen, niet toe. Het beroep van [derde-partij 1] met zaaknummer ROE 22/2989 is daarom ongegrond. Dat betekent dat [derde-partij 1] geen gelijk krijgt.
22.1. Omdat het beroep van [derde-partij 1] ongegrond is, krijgt hij het betaalde griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 04 juli 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 04 juli 2025.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: relevante wet- en regelgeving
Artikel 6:13 Awb (beperking beroepsrecht belanghebbende)
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Artikel 8:29 Awb (geheimhouding)
- Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
(..)
-
Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. (…)
-
Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.
Artikel 2.1. Woo (begripsbepalingen)
document: een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college;
publieke informatie: informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd.
Artikel 4.1. Woo (verzoek)
- Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
(..)
- De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
(..)
- Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.
Artikel 5.1. Woo (uitzonderingen)
- Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(..)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(..)
- Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(..)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang daarvan niet opweegt tegen de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens.
(..)
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
Artikel 5.2. Woo (persoonlijke beleidsopvattingen)
-
In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
-
Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
(..)
Artikel 5.3. Woo (informatie ouder dan vijf jaar)
Bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar motiveert het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3390).
Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo.
Als bedoeld in artikel 2.2 van de Woo.
Artikel 2.1 van de Woo.
Geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Woo, p. 2.